Coöperaties van Zuid-West-Nederland
zagen gemeenschappelijk belang.
Werkmethoden en
productiviteit.
ZATERDAG 15 OCTOBER 195 5.
067
Resultaat: Coöp. Peulvruchtencentrum
TEENEINDE meer orde en regelmaat te brengen in de afzet van peulvruchten, werd in 1951
door de ring van het Centraal Bureau een commissie benoemd die tot taak kreeg te onder
zoeken welke wegen bewandeld konden worden om dit doel te bereiken. De tijd was er niet rijp
voor. Of eigenlijk de coöperaties niet, die hun handen vol hadden aan de ontwikkelingen op het
gebied van de granen en zaden. Zo kon het gebeuren dat een hernieuwde poging om tot een betere
afzet te komen in 1954 wel slaagde en dat het besluit werd genomen in Middelburg de tenten op
te slaan van de Coöp. bewerkingsvereniging „Peulvruchtencentrum Zuid-West-Nederland" G.A.,
in de wandeling C.P.C. te noemen.
Capaciteit: 5 ton per uur
En nu staat het achthoekige gebouw met een
middellijn van 42 m er niet alleen, maar het gonst
er ook van de activiteit, doordat een drietal een
heden erwten en schokkers te lijf gaan en er in
korte tijd een goed marktbaar product van maken,
door de erwten te sorteren, de slechte er uit te
lezen en ze netjes op te poetsen. Het transport in
dit gebouw is door de achthoekige vorm met
aan alle zijden deuren tot een minimum beperkt,
zodat het geheel kan draaien met 8 man personeel.
Het laden en lossen zal straks automatisch ge
beuren, terwijl het transport naar boven met een
mechanische lift plaats vindt.
Het product wordt dan tijdelijk beneden of
boven in het gebouw opgeslagen en als men hoort
dat er een 3.000 ton tegelijk kan worden opge
slagen, terwijl zo nodig 25.000 ton per jaar ver
werkt kan worden, valt het te begrijpen dat het
klaargemaakte product er niet te lang mag blijven
liggen.
Verkoop blijft in handen van de Verenigingen
De verkoop van deze erwten en schokkers
blijft geheel in handen van de plaatselijke ver
enigingen, al zal vooral bij de export het Cen
traal Bureau in Rotterdam wel een grotere rol
gaan spelen dan tot nu toe het geval was.
Dit is vooral het vermelden waard i.v.m. het
belang de afnemers in het buitenland regelmatig
van een goed product tegen een niet te hoge prijs
te voorzien. Nu ziet men nog vaak, dat vooral
tengevolge van de hoge en onregelmatige prijzen
die b.v. het vorige jaar werden gemaakt, de buiten
landse kopers schrikachtig worden om het Neder
landse product te kopen. Men kan dan ook wel
zeggen, dat de belangen die de enkele groothande
laren die zich met de export van deze pro
ducten bezighouden niet altijd geheel parallel
lopen met die van de boer, terwijl dit bij de
coöperaties uiteraard wel het geval is.
Dat het centrum in Middelburg terecht ge
komen is, is hoofdzakelijk te danken aan het feit,
dat in Rotterdam aan de Rijnhaven geen ruimte
meer beschikbaar was, terwijl Middelburg zowel
diep vaarwater als een spoorwegverbinding had
te bieden, waardoor het boven Goes verkozen
werd.
De plaats van vestiging is overigens nog niet zo
logisch, als men ziet dat onder de 21 verenigingen,
die aandelen hebben, ook verenigingen voorkomen
in Gelderland, Zuid-Holland en Noord-Brabant.
Het nadeel van de afstand wordt voor deze
coöperaties weggenomen door het egaliseren van
de vrachten.
Zeeland: centrum van de peulvruchten
Anderzijds kan men toch rustig zeggen, dat
het centrum van de peulvruchten in Zeeland ge
legen is. Het vorige jaar werd er immers reeds
27 van de groene erwten in Nederland ver
bouwd en dit jaar zelfs 29 En als men daarbij
2/s gedeelte van alle Nederlandse schokkers voegt,
krijgt men enigszins een indruk van de betekenis
van deze teelten voor Zeeland, dat met 12.600 ha
een goed figuur slaat tegenover W. Duitsland met
5500 ha en België met 9500 ha schokkers en groene
erwten samen.
Van de oogst 1954 werd naar Engeland, W.
Duitsland, Noorwegen, België en Italië 62.000 ton
geëxporteerd voor een waarde van 55 millioen
gulden, waarmee het belang van de export tegen
over het binnenlandse verbruik duidelijk is aange
toond. Hoewel vooral W. Duitsland op het ogen
blik wat terughoudend is, is de export tot nu toe
niet onbevredigend verlopen en is op ongeveer
10 nu het kwantum van het voorgaande jaar
gehaald. Hierbij mag natuurlijk niet worden ver
geten, dat er dit jaar 4700 ha groene erwten en
1500 ha schokkers meer werden uitgezaaid dan het
jaar daarvoor.
Tot nu toe is alleen maar aandacht besteed aan
groene erwten en schokkers. En als men weet dat
(Advertentie.)
C.B.-RASSEN ZIJN OOGSTZEKERE RASSEN.
Staring C. B. Wintertarwe
bewees ook dit jaar het meest
oogstzekere ras te zijn.
Verkrijgbaar bij de plaatselijke
landbouwverenigingen.
alleen in West Zeeuwsch-Vlaanderen dit jaar reeds
ruim 1800 ha bruine bonen werden geteeld, komt
de vraag op of voor dit gewas ook niet een taak
voor het C. P. C. is weggelegd. Voorlopig beant
woordt men deze vraag echter nog ontkennend.
Geen massaproduct
Erwten is geen product dat in het groot ver
werkt kan worden. Zo valt het te begrijpen, dat
er in verhouding veel machines aangeschaft moe
ten worden en dat deze machines op een totale
investering van f 700.000,ongeveer f 200.000,
moeten kosten.
Dit geld is maar voor een gedeelte bijeenge
bracht door de 21 leden, die 195 aandelen elk van
f 100,in hun bezit hebben, doch daarnaast nog
aansprakelijk zijn voor het vijfvoudige bedrag.
Zodat ieder aandeel dus een aansprakelijkheid
van f 6.000,met zich brengt, terwijl anderzijds
voor ieder aandeel 40 ton verwerkt kan worden.
Deze bepaling in de Statuten zal voorhands nog
wel niet toegepast hoeven te worden.
Maar het bestuur van 7 personen, onder leiding
van de heer P. J. Bom uit Colijnsplaat als voor
zitter, kijkt in de toekomst. En dan ziet het niet
alleen drie cp volle kracht werkende eenheden,
af- en aanrijdende vrachtwagens en spoorwagons
en ladende schepen, maar ook een dag, waarop
het dak er af zal moeten.
Men kan niet zeggen, dat het bestuur te weinig
vertrouwen in de toekomst heeft. Anders zou on
getwijfeld de mogelijkheid om het gebouw nog
een verdieping hoger op te trekken niet zijn aan
gebracht. Het is nu een vrij eenvoudige kwestie,
omdat de funderingen er al op berekend zijn. Dan
zal de maximum-hocgte, die nu 11 meter is, ook
weer groter moeten worden als een teken dat de
landbouwcoöperatie in Nederland niet alleen in
de breedte, maar ook in de hoogte groeit als
gelijk de heer Bom het uitdrukte een symbool
van de Nederlandse boer ter verovering van een
zo groot mogelijke bestaanszekerheid. B.
ORGANISATIE EN WERKWIJZE
VAN HET KADASTER
Op advies van de commissie Grondgebruik
heeft het bestuur van het Landbouwschap een
brief gezonden aan de minister van Financiën in
zake de organisatie en de werkwijze van het ka
daster. In dit schrijven constateei't het Landbouw
schap, dat het Nederlandse kadaster zowel wat
het kaartenmateriaal en de boekhouding betreft,
als ten aanzien van de organisatie niet voldoet aan
de eisen, die het huidige maatschappelijke ver
keer stelt. Dit komt met name tot uiting bij de
uitvoering van werken zoals ruilverkavelingen,
waarbij een tijdrovende hermeting moet plaats
vinden.
De oorzaak van deze ongewenste situatie
schrijft het Landbouwschap voor een groot ge
deelte toe aan het feit, dat het kadaster gebonden
is aan de belastingdienst. Deze toestand is his
torisch gegroeid, omdat het kadaster aanvankelijk
was opgezet als een hulpmiddel ten dienste van
de grondbelasting. Dit motief echter is heden ten
dage vervallen. Het Landbouwschap verzoekt dan
ook het kadaster geheel los te maken van de be
lastingdienst.
Voorts constateert het Landbouwschap, dat de
vertraging in de werkzaamheden mede zijn oor
zaak zou kunnen vinden in een sterk verloop onder
het personeel.
Een afschrift van deze brief is gezonden aan
de minister van Landbouw, Visserij en Voedsel
voorziening.
INSTALLATIE
AFDELING GROENTETEELT
Op Vrijdag 7 October is door de heer M. Prins,
voorzitter van de hoofdafdeling Tuinbouw, de af
deling Groenteteelt van het Landbouwschap ge-
installeerd.
In zijn installatierede sprak de heer Prins zijn
voldoening erover uit, dat de in het Landbouw
schap samenwerkende organisaties er na uit
voerig overleg in geslaagd zijn een aantal per
sonen aan te wijzen, die zitting zullen hebben in
de afdeling Groenteteelt, waarvan verwacht mag
worden, dat zij de deskundigheid bezitten om over
de problemen rond de teelt en de afzet van groen
ten te kunnen oordelen.
Dezer dagen verscheen een tweede omgewerkte
druk van het door Ir. A. Moens geschreven boekje
„Nieuwe werkmethoden in de suikerbietenoogst"
Het boekje is op zichzelf reeds de moeite van het
lezen waard.
Dat geldt de uitspraak, dat onder alle omstan
digheden het rooien met de bietenspade, zoals dit
nog algemeen gebruikelijk is op klei- en zavel
gronden, door iets beters vervangen kan worden.
Niet alleen voor de grote bedrijven die een com
plete bietenrooier aan kunnen schaffen, doch even
zeer voor de kleinere met Vz-3 ha bieten, die van
kopschoffel en bietentang gebruik kunnen maken
of van eenvoudige lichters. Vergelijkt men de ge
bruikelijke methode met bietenspade en kapmes,
met die, welke met kopschoffel en bietentang kun
nen worden uitgevoerd, dan komt men met deze
nieuwe methode tot'een arbeidsbesparing van 10
terwijl niets met de hand behoeft te worden aan
geraakt, het blad schoon wordt gewonnen, rooi-
verlies en grondtarra geringer zijn en het werk in
staande houding gedaan kan worden.
Daar staat ais enig nadeel tegenover dat de
kwaliteit van het koppen minder kan zijn.
De eenvoudigste vorm van mechanisatie is het
lichten van niet-gekopte bieten. Zo kan men niet
alleen een arbeidsbesparing van 20-25 verkrijgen
en het zware opsteken laten vervallen, doch ook
nog een belangrijke suikerwinst van 0.1 %-l ver
krijgen, wanneer men de bieten ongekopt nog een
week in de grond laat staan.
Daarnaast kan men de kopschoffel gebruiken
tezamen met een lichter, of een mechanische kopper
met de bietentang. Om over andere mogelijkheden
die het boekje behandelt maar te zwijgen.
Wanneer men in de praktijk z'n ogen de kost geeft,
zal men in Zeeland niet veel bietentangen en kop-
schoffels ontdekken, terwijl er ook niet veel lichters
werken in vergelijking met het aantal, dat in totaal
aangeschaft is.
Het is opmerkelijk, dal nieuwe methoden maar
heel moeilijk in de praktijk ingang vinden. De l:op-
schoffel loerd reeds jaren geleden op demontraties
in Zeeland en daarbuiten gedemonstreerd en ook
door toeschouwers beproefd.
Dat kan ook van de mechanische lichter xoor-
den gezegd, die reeds voldoende bekend veronder
steld mo.g worden. En toch zal het niet meevallen
deze nieuwe methoden, ofschoon de voordelen vol
doende duidelijk aangetoond kunnen worden, ingang
te doen vinden.
De reden hiervoor moet meer bij de arbeider dan
bij de boer gezocht worden. De arbeider voelt er
doorgaans niets voor van methode te veranderen,
ook al weet hij dat het werk gemakkelijker gaat en
op den duur een gelijke of hogere arbeidsprestatie
gehaald kan worden. Hij wil liever vasthouden aan
het oude en vertrouwde en beziet iedere nieuicigheid
met het wantrouwen dat voort komt uit de angst
dat er straks door deze vereenvoudigt, j geen vol
doende werk meer voor hem zal zün. Hij vindt het
goed dat de boer de lichter van stal haait en hem
daarmee een verhoogde prestatie laat leveren, doch
hij is in vele gevallen niet van plan tegen een lager
tarief te werken, ook al zal hij hiermee uiteindelijk
meer verdienen. De boer die de meerdere suiker niet
tegen het vuilere loof en de kosten van het lichten
wil nemen, laat de lichter staan. Gezien tegen de
achtergrond van het tekort aan voldoende arbeiders
en het vele werk in de suikerbietenoogst, moeten
dergelijke toestanden onbevredigend worden geacht.
We zijn geneigd de kern van het vraagstuk te
zoekc.i in het feit, dat de landarbeider z'n werkme
thoden van collega's heeft geleerd of van z'n vader
en nimmer op enigerlei wijze een opleiding heeft
gehad voor z'n vak. Nieuwe handgrepen moeten ge
leerd en gedemonstreerd worden om ingang te vin
den, vooral wanneer vanouds bepaalde methodes in
zwang geweest zijn.
De perspectieven voor de goede vakopleiding van
de landarbeiders waarbij ook aan deze nieuwe
methoden aandacht besteed zou kunnen worden
zijn weer wat beter geworden, nu een belangwek
kend rapport over dit vraagstuk verschenen is.
Wanneer deze doorgo.ng zou vinden, zullen jonge
landarbeiders de nodige methoden niet van vader
of collega overnemen, doch deze leren van spe
ciaal daarvoor opgeleide leraren in vakvaardig
heid, die met de nieuxoste methoden op de hoogte
zijn en deze in de praktijk demonstreren.
Er wordt veel gesproken over de verhoging van
de productiviteit in de landbouw.
Laten we ons goed realiseren dat vooral eco
nomisch gezien niet veel meer te zoeken valt in
d°. richting van hogere opbrengsten per ha.
Daarentegen biedt het omschakelen op betere
werkmethoden nog vele kansen, de arbeidsproducti
viteit en daarmee ook de algehele productiviteit
aanzienlijk te verhogen.
Wanneer we ons voorlopig beperken tot de
arbeidstoppen, kan zo een toenemend aantal werk
zaamheden met de vaste kern worden uitgevoerd.