middelburg ZITDAGEN BOEKHOIIDBP.EAl ALB A ZATERDAG 1 OCTOBER 1955. No. 2ZM. Frankerïng bij abonnement: Terneuzen ->or Zeeland 43e Jaargang. ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD WAARIN OPGENOMEN HET NOORD-BRABANTSCH LANDBOUWBLAD Officieel Orgaan van de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij (Z. L. M.) de Noord-Brabantsche Maatschappij van Landbouw en andere Verenigingen ©ver zie Hi Prinsjesdag is weer ruim een week ge'eden een zonnige hoogtijdag geweest in ons Nederlandse parlementaire leven. Onze Koningin heeft in de oude Ridderzaal de juarljjkse Troonrede, uitgesproken en daarmede de zitting van de Twee de en Eerste Kamer der Staten-Generaal voor het jaar 1955/56 plechtig geopend. Deze Troonrede is, zoals men weet, in wezen een regeringsverklaring, waarin het beleid van de diverse ministeries wordt aangekondigd en de plannen voor het komende jaar worden bekend gemaakt. Iedere minister zorgt dus voor een deel. Het is begrijpelijk, dat alle dagbladen onmiddellijk een bespreking aan de inhoud wijden, waarbij iedere Hoofdredacteur natuurlijk datgene eruit neemt, waarvan hij zelve meent dat het het belangrijkste bevat. Ook geeft elk blad, dat zichzelve respecteert een algemene indruk. De ene redacteur bespeurt een optimis tisch, de andere een pessimistisch geluid. Hierbij speelt de politieke kleur dikwijls een kleinere of grotere ro'. Voor een weekblad en dan nog wel een vakblad als het onze, is het al heel moeilijk rog iets oorspronkelijks op te merken, daar bijna alles al in de dagbladen heeft gestaan en deze tevens een goede gewoonte hebben in ruime mate com mentaren van andere bladen over te nemen, op lat hun lezers een algemene indruk kunnen krijgen van de stemmingen, die er zo al heersen. Op gevaar af dus. wat oudbakken te zijn, willen wij toch nog enkele opmerkinken maken en ieder- een zal begrijpen, dat deze dan zullen gaan over passages, die volgens onze mening de landbouwsector raken. Wij doen dit mede daarom, omdat wij geen enkel dagblad hebben gelezen, waarin aan deze kant veel aandacht is besteed. Dit zal zeker het ge volg zijn van het feit, dat de alinea, waarin over het landbouwbeleid gesproken wordt vrij algemeen gehouden is en daardoor nietszeggend. Een beoor deling, die men over de gehele Troonrede meer heeft horen maken. De bewuste passage luidt als volgt: ,,De ontwikkeling van de wereldmarkt van agrarische producten wordt mede beïnvloed door overschotten, waarvoor geen koopkrachtige vraag is. Het landbouwbeleid blijft erop gericht een zeke re stabiliteit aan de productie en aan de prijsvor ming te verlenen, teneinde de in de landbouw werkzamen een redelijke mate van bestaanszeker heid te verschaffen en te bevorderen, dat de land bouw een zo groot mogeiijke bijdrage levert aan de nationale economie. Vergroting van de produc tiviteit blijft een eerste vereiste, in het bijzonder in streken, waar de productiekosten naar verhouding hoog zijn". Op zichzelve is deze passage niet onbevredigend, want er blijkt toch uit, dat de landbouw niet verge ten is, niet geheel aan haar lot wordt overgelaten en dat het beleid, zoals dat in de laatste jaren ge voerd werd, in ieder geval dit laatste jaar van deze ministeriële ploeg voortgezet zal worden. Er zijn immers in 1956 verkiezingen voor de Tweede HULST: Maandag 3 October in „De Graanbeurs" van 3.tot 5 uur. KOUDEKERKE: Woensdag 5 October in Hotel „Nieuw Walcheren" van 9.tot 1.30 uur. TERNEUZEN: Woensdag 5 October in Hotel „Des Pays Bas". ZIERIKZEE: Donderdag 6 October in Hotel „Huis van Nassau". MIDDELBURG: Donderdag 6 October in Café „De Eendracht". ST. PHItlPSLAND: Zaterdag 8 October ïn Hotel „De Druiventros". THOLEN: Zaterdag 8 October in Hotel „Hof van Holland". Kamer en daarna krijgen wij een nieuw ministerie. Misschien keren sommige ministers wel terug, maar er «begint dan toch weer een nieuwe vierjari ge periode. Maar als wij eerlijk zijn, dan moeten wij erken nen. dat er eigenlijk niets in staat. Want het gaat er juist om, wat nu een redelijke mate van be staanszekerheid is. Betekent dit, dat bij het bepa len van wat redelijk is de huidige welvaart in ogen schouw genomen wordt? Mag de boerenstand ook in deze meerdere welvaart delen, zoals de arbei dersstand thans eist. Onzes inziens is dat redelijk. Als wij daarentegen horen op welke wijze dezelfde Minister, die bovenvermelde passage in de Troon rede heeft doen zetten, de garantie van de kool- zaad prijs heeft laten vallen, dan hebben wij zo'n angstig vermoeden, dat deze Excellentie iets an ders onder „redelijk" verstaat dan de georganiseer de landbouw. De Minister had in feite geen enkel argument voor de koerswijziging ten aanzien van hef koolzaad. Hij vermoedt alleen cn waarschijn lijk krijgt hij geiijk dat het hem zijn kop niet zal kosten. Een meerderheid zal er in de Kamer wel niet te vinden zijn, die voor de betrekkelijk geringe oppervlakte koolzaad een ernstige aanval op hem w'I doen. Maar wij kunnen de uitleg van het woordje „re delijk" onder deze omstandigheden slechts zien als een zeer eenzijdige. Wat lezen wij overigens in de Memorie van Toelichting on de landbouwbegroting 1956 over het landbouw beleid. Kunnen wij hieruit veel wijzer worden? Het ligt niet in het voornemen aldus Minis ter Mansholt in dit stuk in het dienstjaar 1956 in vmt beleid ten aanzien van de landbouw, de vis serij en de voedselvoorziening principiële wijzi gingen ten opzichte van dat van voorgaande jaren aan te brengen. Voor de landbouw zal ibij voortdu ring worden gestreefd naar zo gunstig mogelijke produktievoorwaarden. Onderzoek, voorlichting en onderwijs zullen er toe moeten bijdragen, dat de kwaliteit van het Nederlandss produkt aan de hoogste normen kan worden getoetst, terwijl voorts elke mogelijkheid tot verlaging van de voortbrengingskosten zal worden aangegrepen. Hiernaast zal het economisch beleid gericht blijven op een redelijk bestaan voor de werkers in deze bedrijfstakken. Algemeen bestaat in de Westerse wereld het gevoelen, dat van een zekere verzadiging van de markten der agrarische produkten kan worden gesproken. Dit vindt zijn oorzaak o.a. in het alge mene streven naar uitbreiding en intensivering der produktie in de ons omringende landen. Uiteraard vloeit hieruit een toenemende concurrentie voort, met a's gevolg een zekere druk op de prijzen. Deze ontwikkeling zal met realiteitsbesef moeten wor den aanvaard. Het zal in dit licht gezien temeer noodzakelijk zijn naar andere afzetgebieden voor onze agrarische produkten te zoeken, waarbij vooral de afzet naar landen buiten Europa nog goede mogelijkheden biedt. De verhouding tussen de kosten in de landbouw en de prijzen, die de boer voor zijn produkten kar, krijgen is in 'het afgelopen jaar aanzienlijk ver slechterd. De afzet van agrarische produkten op buiten landse markten kan bevredigend worden genoemd. De prijzen vertoonden een redelijke stabiliteit, ter wijl de uitgevoerde hoeveelheden nog steeds een duidelijke stijging lieten zien. Indien de bedrijvig heid in Nederland en de omringende landen zich gunstig blijft ontwikkelen, zal naar de mening van de bewindsman het kamende begrotingsjaar op de binnenlandse markt geen grote afwijkingen te zien geven. Ten aanzien van deze markt zal de Regering een redelijk prijspeil blijven nastreven. De Minister beschouwt het als een gezond begin se! dat de binnenlandse producent, mits hij op rationele wijze produceert en produkten van goede kwaliteit voortbrengt, van de binnenlandse consu ment de kostprijs voor zijn produkt ontvangt. Voor het effectueren van dit fc ginsel zullen de gebrui kelijke middelen zoals monopolieheffingen, meng- geboden, enz. worden toegepast. Omtrent de afzet op de buitenlandse markten be t.iacu uiteraard een ver-i groteic onzekerheid. Voortdurende handelspolitieke activiteit en strijd tegen het in vele landen langzaam veld winnende agarische protectionisme zullen nodig zijn teneinde voor het Nederlandse produkt de mogelijkheid te scheppen zijn concurrentiekracht ten opzichte van het buitenlandse produkt te bewijzen. De Minister heeft het vertrouwen dat de meeste export produc ten uit de agrarische sector hun weg wel zullen vin den. In de memorie van Toelichting wordt ook aan dacht besteed aan de Kostprijsverschillen, die voor verschillende producten optreden in verschillende gebieden. Wij herinneren ons nog allemaal de moeilijkheden, die er zich voordeden bij de vast stelling van de melkprijs, omdat im ners de kost prijs op de slechte zandgronden zoveel hoger lag, dan in de goede weidegebieden. Kostprijsverschil len, die zich ook voor andere producten voordoen en dan denken wij aan de suikerbieten. Er is een commissie ingesteld, die deze zaak ber aderen moet en de resultaten zullen als uitgangspunt die nen voor eventueel te nemen maatregelen. Geen principiële wijzigingen. Voor tarwe, voedergranen, suikerbieten en aard- appelen zijn geen principiële wijzigingen in het be leid te verwachten. Wanneer de huidige en de eigen suikerproduktie zo i toenemen boven de bin nenlandse suikergarantie, zal moeten worden over wogen of het gewenst is de suikergarantie te be perken tot de Nederlandse behoefte aan suiker. Wij kunnen uit deze Memorie van Toelichting dus constateren, dat Minister Mansholt inderdaad in dit laatste jaar van zijn ambtsperiode weinig veranderingen «meer zal aanbrengen in zijn te voe ren beleid. Een beleid, waarmee wij ons in grote lijnen wel kunnen verenigen, al vinden wij, zoals reeds meer uiteengezet, de kooizaad-affaire verre van elegant. Maar zeker achten wij het dringeod noodzakélijk, dat men zich in de kringen van de georganiseerde landbouw beraadt op een duidelijk antwoord op de grote vragen, die zich voordoen op het gebied van lonen en prijzen. Wij kunnen met het huidige landbouwbeleid waarschijnlijk nog wel doorsukkelen tot aan 1956. De nieuwe regering zal zich echter over de gehele loonvorming met alles wat eraan vastzit moeten gaan uitspreken en de Minister van Landbouw zal dan ten aanzien van doorberekening van de hoogstwaarschijnlijk vrijere lonen en ten aanzien van zijn te voeren prijsbeleid beslissingen dienen te nemen. Maar het zou goed zijn als tegen die tijd de georganiseerde landbouw een duidelijk en op de werkelijkheid af gestemd oordeel kan geven. Juist dit laatste is van groot «belang, want men kan wel van allerlei wil len, ntaar het moet in de praktijk ook kunnen. Een tweede punt in de Troonrede ook voor de landbouw van belang is het feit dat aangedrongen wordt op een voorzichtig economisch en financieel beleid. Dit is eigenlijk een zinsnede, die de boerenstand uit het hart moet zijn gegrepen. Want is het niet juist deze, die geleerd door eeuwen ervaring van vader op zoon, weet dat een goed huisvader altijd een voorzichtig economisch en financieel beleid moet voeren. Dit betekent immers geenszins, dat men gierig alles op moet potten, maar het bete kent, dat men de tering naar de nering moet zet ten. Dat men niet meer moet uitgeven dan men kan en dat men rekening moet houden met even tuele slechte tijden, met de „magere jaren". Wij leven in Nederland en andere omringende landen in een soort hoera-stemming. Wij zijn er bovenop na de oorlog en wie maakt ons nu nog wat. Maar in de Troonrede wordt genoemd, wat (Zie verder pag. 634), (Advertentie.!. De tarwe met de mooiste KOItRHLKWAUTEIT. Geeft hoge opbrengsten. LÊFOON 441 KAPglLg SIEZCLINCE

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1955 | | pagina 1