Verbetering productie-omstand werken gheden door cultuurtechnische ZATERDAG 1 OCTOBER 1955. 648 Het land- en tuinbouwbedrijf kan in meer dan één opzicht met een fabriek worden vergeleken. Het kenmerkende verschil tussen de land- en tuinbouw enerzijds en de industrie anderzijds is aldus Minister Mansholt in de Memorie van Toe lichting op de Landbouwbegroting 1956 dat de individuele agrarische ondernemer niet in staat is de zgn. externe produktie-omstandigheden van zijn bedrijf op eigen gelegenheid te verbeteren. De waterbeheersing, de ontsluiting, de verkave ling, de utiliteitsvoorziening, de plaats der be drijfsgebouwen en de bedrijfsgrootte zijn even zovele factoren, of beter gezegd, externe produktie- omstandigheden, waarin de individuele boer en tuinder nagenoeg geen wijziging kan brengen. Zij zijn echter zowel afzonderlijk als tezamen van grote betekenis voor de rentabiliteit van het land bouwbedrijf. Bovendien zijn de interne produktie- pmstandigheden dikwijls weer mede afhankelijk van de toestand waarin de externe produktie- omstandigheden verkeren. Tenslotte is er maar al te vaak een onderlinge sanienhang tussen de toestand van zowel de ex terne als de interne produktie-omstandigheden en de mentale instelling van de boeren en tuinders. De levenshouding van de agrariërs in gebieden met slechte produktie-omstandigheden is er dik wijls een van berusting, soms ook van gelatenheid en men is sterk in zichzelf gekeerd. Dit is maat schappelijk en psychologisch weliswaar verklaar baar, doch draagt er toe bij, dat deze gebieden en dus hun bewoners niet even snel kunnen evolueren met de vorderingen der techniek en de mogelijk heden tot verbetering van de produktie-omstan digheden als de gebieden, waar de externe pro duktie-omstandigheden wèl optimaal zijn. Er is dus een tendentie, dat gebieden, met slechte ex terne produktie-omstandigheden, ook zuiver eco nomisch gezien, steeds verder achter zullen ge raken bij de gebieden, welke goed zijn uitgerust. Het probleem, op zichzelf niet nieuw, komt naar de mening van de Minister om drie redenen thans sterk naar voren. In de eerste plaats wijzen de telkenjare toe nemende verschillen in de kostprijzen der land- bouwprodukten, uitdrukkelijk in de richting, dat de produktie-omstandigheden in ons land zeer verschillend zijn. Ten tweede zijn door de discus sies op internationaal niveau inzake de versnelde ontwikkeling van de achtergebleven gebièden ook in ons land de ogen meer geopend voor de ver schillen in de ontwikkelingstoestand van het agra risch platteland. Tenslotte zijn door cultuur-tech nisch, sociaal-economisch, maatschappelijk en so ciologisch onderzoek in de jaren na de tweede wereldoorlog de bovenvermelde feiten duidelijk en vooral ook kwantitatief aan het licht gebracht. In het landbouwbeleid van Minister Mansholt nemen derhalve de cultuurtechnische maatregelen ter verbetering van de produktie-omstandigheden voor het agrarisch bedrijf en het platteland een zeer belangrijke plaats in. Het is duidelijk, dat deze verbetering moet passen in het algemene landbouwbeleid. Onder leiding van de Centrale cultuurtech nische Commissie wordt thans een cultuurtech nische inventarisatie over geheel ons land ver richt, teneinde tot de opstelling van een meer jarenplan voor ruilverkaveling te kunnen komen. De Minister hoopt, dat de Centrale cultuurtech nische commissie in staat zal zijn in het eerste halfjaar van 1956 haar rapport en het daarop ge baseerde meerjarenplan voor ruilverkaveling uit te brengen. De economische positie van ons land zal mede bepalend zijn voor het tempo, waarin in de toekomst de te ontwerpen plannen voor ruil en herverkaveling en andere meer partiële cul tuurtechnische plannen zullen kunnen worden verwezenlijkt. Niet alleen in tijden van hoogcon junctuur, doch ook bij een eventuele depressie zal de Regering genoodzaakt zijn de uitvoering van cultuurtechnische werken te bevorderen. Terzake van het tempo van uitvoering van cul tuurtechnische werken is het in de eerste plaats van het grootste belang, dat een niet onaanzien lijk aantal jongeren zich op academisch en middel baar niveau bekwaamt op het terrein van het onderzoek, de voorbereiding en uitvoering van cul tuurtechnische werken. In de tweede plaats noopt de werkgelegenheidssituatie de Cultuurtechnische dienst ertoe zoveel mogelijk werken mechanisch uit te voeren. Op dit terrein maken de cultuur maatschappijen en de cultuurtechnische aan nemers verrassende vorderingen. Bij de uitvoering van de herverkavelingswerken in Zeeland b.v. blijkt overduidelijk, dat mechanische uitvoering de enige mogelijkheid is om een te voren vast gesteld programma tijdig af te werken, aangezien uitvoering in handkracht meer afhankelijk is van de schommelingen op de arbeidsmarkt. Voor de bonafide landarbeiders in het bijzonder moeten door middel van de boerenwerken vol doende mogelijkheden blijven om cultuurtechnisch werk te verrichten. Bij het uitvoeren van ruilverkavelingen en ontsluitings- en waterbeheërsingswerken wordt in het algemeen naar een uitvoeringsprogramma gestreefd, dat ingesteld is op de cultuurtechnische- en landbouwkundige eisen van het werk. Getracht zal worden een ruilverkaveling in een termijn van 5 a 6 jaren uit te voeren. Op basis van de ontwerp Rijksbegroting zal in 1956 vermoedelijk voor circa 173 millioen gulden aan cultuurtechnische werken worden verwerkt. CULTUURTECHNISCH HERSTEL BEËINDIGD In de zomer van dit jaar werd het herstel in de Polder Kruiningen nagenoeg voltooid, waarmee het cultuurtechnisch herstel met uitzondering van de herverkavelingen in het rampgebied praktisch als beëindigd kan worden beschouwd. In totaal hebben de kosten van het cultuurtechnisch her stel ongeveer 62 V2 millioen gulden bedragen. Hiervan werd ruim f 4 millioen betaald aan de boeren, die in ongeveer 6500 gevallen zelf en/of met hun arbeiders het herstel op de kleine ob jecten hebben uitgevoerd. Aan de cultuurmaat schappijen werd ongeveer f 49 millioen en aan aannemers ruim f 9 millioen betaald. Naas+ het cultuurtechnisch herstel bleef het landbouwkundig herstel van de grond de volle aandacht vragen. Ook in de veel later droogge- komen gebieden maakte de ontzilting goede vor deringen. Tegelijk kwam ook de structuur van de grond weer verder op peil. De algemene ver wachting is, dat het landbouwkundig herstel in 1956 zover zal zijn gevorderd, dat behoudens enkele incidentele uitzonderingen en de gebieden in de Polder Kruiningen en Schouwen-Duiveland de kosten weer uit de opbrengsten zullen kunnen worden gedekt. Deze gunstige ontwikkeling is mede te danken aan de grote hoeveelheden hoogwaardig gips, welke gratis aan de getroffen landbouwers ter beschikking werden gesteld. In 1953 bedroeg de gipsaanvoer 250.000 ton, in 1954 230.000 ton en in 1955 100.000 ton. Met deze aankopen was een bedrag van f 25 millioen gemoeid. Verwacht mag worden, dat met een betrekkelijk geringe aanvoer in 1956 (voor de oogst 1957) de gipsverstrekking als beëindigd kan worden beschouwd. Wat de afwikkeling van de schaderegelingen betreft, was ultimo Mei 1955 90 van het aan tal schadeformulieren afgewerkt en was aan voor schotten in definitieve uitkeringen een bedrag be taald van f 110 millioen. Eind 1955 zal de financiële afwikkeling van de gevolgen van de watersnoodschade, geheel over eenkomstig de destijds uitgesproken verwachting, nagenoeg haar beslag hebben gekregen. Per 31 Mei 1955 waren 13.681 van de 26.160 aanvragen voor een aanvullende bijdrage bedrijfs- uitrusting oorlogsschade afgedaan, waarbij een bedrag van f 16.825.000,werd uitgekeerd. Er wordt op gerekend dat deze werkzaamheden nog dit jaar beëndigd zullen worden. BESTUDERING SOCIALE EN SOCIAAL-ECONOMISCHE PROBLEMEN Ten aanzien van de problemen betreffende het welzijn ten plattelande deelt Minister Mansholt in de Memorie van Toelichting op de Landbouw begroting mede, dat de weg, welke het afgelopen jaar is ingeslagen om in gezamenlijk overleg met zijn ambtgenoot van Maatschappelijk werk tot de aanpak hiervan te geraken, zal worden voortge zet. De Commissie Welzijn ten plattelande bestu deert de wijze, waarop de agrarische beroepsbe volking geconfronteerd kan worden met de sociale en sociaal-economische problemen, welke in deze sector speciale aandacht behoeven. Zij beraadt zich momenteel over de methoden om deze be volkingsgroepen bewust te doen worden van deze problemen, zodat zij uit zichzelf, zo nodig gestimu leerd en gesubsidieerd door de overheid, de no dige initiatieven ontwikkelen, welke de oplossing van deze problemen kunnen bewerkstelligen en de technische en economische maatregelen, welke ter bevordering van de landbouw worden genomen, kunnen ondersteunen. De belangstelling bij land- en tuinbouwers voor borgstellingen van het Borgstellingsfonds voor de landbouw neemt nog steeds toe. Per 30 April 1955 waren 2800 borgstellingen verleend tot een totaalbedrag van f 18.500.000,Hiervan waren 1100 gevallen afkomstig uit de sector akker en weidebouw tot een bedrag van f 5,8 millioen en 1700 gevallen uit de tuinbouwsector tot een bedrag van f 12,4 millioen. De betrokken land- en tuinbouwers voldoen vrijwel zonder uitzondering aan hun verplichtingen tot betaling van rente en aflossing op de leningen, waarvoor borgstellingen zijn verstrekt. De Minister overweegt aan het Landbouw Eco nomisch instituut te verzoeken gegevens over de financiële positie van landbouwbedrijven in Ne- derland periodiek te verzamelen en in een rap- port vast te leggen teneinde ook op dit gebied de ontwikkelingsgang in de financieringsruimte op agrarische bedrijven nauwkeuriger te kunnen volgen. Daarnaast is het voor het werk van het borgstellingsfonds gewenst een beter inzicht te verkrijgen in de financieringsbehoefte van de agrarische bedrijven. ONDERWIJS In 1955 werd op 60 scholen begonnen met hand- vaardigheidsonderwijs. Aan deze scholen zal in 1956 met het geven van praktijkonderwijs kunnen worden aangevangen. Daarnaast zal op 60 andere scholen het handvaardigheidsonderwijs worden ingevoerd. VOORLICHTING In deze tyd van snelle ontwikkeling voorziet de voorlichtingsdienst in een bij de praktijk aan wezige grote behoefte aan intensieve voorlichting. De laatste jaren wordt in het bijzonder aandacht besteed aan die bedrijfsonderdelen, waar grote veranderingen optreden of moeilijkheden aanwezig zijn. Hetzelfde geldt voor groepen, bijv. de kleine boeren, of voor bepaalde gebieden, waar door ver schillende oorzaken de ontwikkeling langzamer dan elders verloopt. E%ar de M.S.A.-gelden voor de kleine boeren bedrijven zijn uitgeput, wordt thans bij de gewone dienst een bedrag aangevraagd, dat zowel bestemd is voor de rationalisatie van de kleine boerenbe drijven als voor een systematische aanpak van streken, waar de produktiekosten naar verhouding hoog zijn. De problemen, welke door het optreden van ziekten en plagen van cultuurgewassen worden veroorzaakt, nemen voortdurend toe. Overal wor den de organisaties voor het bestrijden en weren van plantenziekten en plagen verstevigd, waarmee Nederland als exportland terdege rekening dient te houden. Dank zij de grote medewerking van het bedrijfsleven bestaat het uitzicht, dat de aard appelmoeheid geleidelijk zal kunnen worden terug gedrongen. De Minister verwacht, dat de Commissie Phytopharmacie in staat zal zijn in de loop van het jaar rapport uit te brengen betreffende een nieuwe Bestrijdingsmiddelenwet. BEGROTING LANDBOUW EGALISATIEFONDS 1956 Tekort ruim 163 millioen gulden De begroting 1956 van het Landbouw Egali- statiefonds, een belangrijk hulpmiddel voor de uit voering van het prijzenbeleid in de landbouw, sluit met een nadelig saldo van 163.505.000, Niettegenstaande de Regering in 1956 niet meer zal optreden als importeur van broodgranen, vee voeder, oliegrondstoffen, enz., aldus Minister Mans holt in de Memorie van Toelichting, zullen de uit gaven en de inkomsten van het Landbouw Egali satiefonds niet alleen samenhangen met de bin nenlandse kostprijzen en de consumentenprijzen in 1956, doch eveneens voor een groot deel met de beweging der wereldmarktprijzen. De verstrekte cijfers dienen evenals bij voorafgaande be grotingen met het grootste voorbehoud te wor den bezien. Teneinde de roggetelers een minimumopbrengst voor hun product te verzekeren, kan het noodza kelijk zijn wederom een steunregeling in het leven te roepen, waarvan de kosten op 15 millioen gul den worden geraamd. Tevens dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid dat ook voor andere binnenlandse granen een dergelijke maatregel getroffen zou moeten worden, indien bij lage wereldmarktprijzen het systeem van mo nopolieheffingen bij import ontoereikend zou blijken. Op suiker van de bietenoogsi 1956 wordt een nadelig saldo geraamd van 8.200.000,terwijl bovendien rekening gehouden wordt met een extra-raffinagemarge, welke ca. 2.000.000,zou kunnen vergen. Een mogelijke toeslag van 1.200.000,is uitgetrokken voor de glucose-in- dustrie ter tegemoetkoming in de moeilijkheden, ontstaan door verlaging van de suikerprijs in 1954. Voor de kosten van eventuele maatregelen met betrekking tot aardappelmeel is een Memorie-post opgenomen. Dit is tevens het geval met de kosten van een eventueel noodzakelijke maatregel tot regeling van de prijs der consumptie-aardappelen in de winter van 1956-1957 zowel ten behoeve van producenten als van consumenten. Het nadelig saldo voor op naar Engeland te exporteren bacon wordt op ƒ27.000.000 geraamd, terwijl voor de kosten die voortvloeien uit de overname en verkoop van vet met 6 millioen gul den is uitgetrokken. In de zuivelsector wordt de toeslag op con- sumptiemelk geraamd op 60.450.000,de bij drage voor de consumptiemelkcontröle in het wes telijk gebied op 350.000,De uitkering ten be hoeve van veehouders ter realisering van de gegarandeerde basismelkprijs wordt voorlopig ge raamd op 47.500.000, In de sektor margarine, vetten en oliën zijn een aantal Memorieposten opgenomen, o.m. voor een eventuele toeslag op walvistraan; voor een even tuele toeslag op binnenlands koolzaad, zo het t.z.t. noodzakelijk zal blijken het vaststellen van een richtprijs te handhave»; voor kosten verbonden aan het aanhouden van het restant van de Re- gerings-olievoorraad, die in 1954 werd gevormd en in 1956 zal worden geliquideerd. Voor uitgaven in verband met eventuele bij zondere voorzieningen op het gebied van tuin bouw en sierteelt is een Memorie-post opgenomen, evenals voor eventuele bijzondere voorzieningen op het gebied van de visserij en van pluimvee en eieren. Een bedrag ad 675.000,is uitgetrokken voor steun aan de verre visserij. Tenslotte wordt het nadelig verschil tussen de zeer wisselende importprijzen en de zoveel mo gelijk op een gelijkblijvend niveau te houden verkoopprijzen van te importeren kalimeststoffen geraamd op 600.000,en de onvoorziene uit gaven op 1.000.000,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1955 | | pagina 11