Wenken
De nacontröle van pootgoed met behulp van
de Igel-Lange test
Korte
e
i
i
i
(EZ) wil zeggen-: onderzochte knol gezond bevonden,hieruit gegroeide plant 2iek.
[ZD wil zeggen: onderzochte knol ziek bevonden,hieruit gegroeide plant gezond.
GZD wil zeggen: onderzochte knol ziek bevonden,hieruit gegroeide plant ziek.
Staring C. B. Wintertarwe
606
ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD
Door Ir H. B. Goettsch
PlE nacontröle van pootgoed met de Igel-Lange test vindt thans weer plaats. Elke -partij
pootgoed wordt aan dit nacontröle-onderzoek onderworpen.
Was voorheen het rooien van een partij pootgoed vóór een bepaalde datum beslissend voor de
klasse, die het kon verkrijgen, thans wordt aan de hand van een uit de partij getrokken monster
nagegaan of de te velde gegeven classificatie al dan niet gehandhaafd kan blijven. Op deze
wijze wordt het pootgoed vóórdat het geplombeerd en afgeleverd wordt, gecontroleerd op zijn ge
zondheidstoestand. En wel vooral wat betreft het bladrolvirus.
Terwijl twee jaar geleden plantjes in kassen
en bakken werden opgekweekt uit de genomen
knollen en zodoende de gezondheidstoestand vast
gesteld, thans wordt hiervoor de Ingel-Lange test
gebruikt, een methode, die door twee Duitse
studenten, juffrouw Igel en de heer Lange, is ont
dekt. Het is nu dus een laboratoriummethode
geworden. Kon men zich voorheen ter plaatse
(n.l. op het landbouwproefbedrijf) van de juist
heid van al dan niet ziek zijn overtuigen aan de
planten zelve, thans is dit niet mogelijk, aangezien
de gehele Igel-Lange test in octrooi-onderzoek is,
en voorlopig niet openbaar gemaakt kan worden.
Het is van be1 ana
9teld is met de overeenkomst tussen de Tgel-Lange
test en de te velde opgroeiende planten. Hiervoor
is een aantal monsters op nummer onderzocht,
d.w.z. dat elke onderzochte knol een nummer ont
ving en de gegevens van het onderzoek per knol
werden genoteerd. Dit onderzoek geschiedde in het
najaar van 1954. Vervolgens werden in 1955 deze
knollen, elk monster besloeg 100 genummerde knol
len, uitgeplant op hei landbouwproefbedrijf Zee
land. Hierbij kreeg iedere knol zijn vaste plaats,
die overeenkwam met het nummer. Het ras was
Bintje. Op deze wijze kon men nagaan, in hoeverre
overeenkomst bestond tussen knolonderzoek en ge
zondheidstoestand te velde.
De resultaten waren als volgt (zie afbeeldingen).
Monster I
Monster II
Monster III
Monster IV
1
1
1
1
1
1
1
1
i
1
1
i
i
i
i
i
1
i
i
1
i
t
f
i
l
i
i
1
i
1
wil zeggen: onderzochte lmol en daaruit gegroeide plant gezond.
Ie. Eike, als ziek aangemerkte knol leverde een
zieke plant.
2e. Er bleken in het algemeen meer zieken te
velde te zijn, dan bij het laboratoriumonder
zoek waren gevonden.
ad. 1. Elke „zieke" knol leverde dus inderdaad
een bladrolzieke plant. Hiermee is bewezen,
dat de methode op zichzelf juist is. Overi
gens moet opgemerkt worden, dat spora
disch een knol ziek genoemd werd, terwijl
de daaruit gegroeide plant niet ziek bleek te
zijn. Voor de practijk heeft dit geen gevol
gen gehad, aangezien er immers meestal
altijd meer zieke te velde bleken te zijn dan
bij het monsteronderzoek gevonden waren
(zie 2).
Staat het dus vast, dat voor het aantonen
van de aanwezigheid van het bladrolvirus
een betrouwbare methode gevonden is, die
op grote schaal kan toegepast worden, aan
gezien hij zeer snel werkt, dan is het te
hopen, dat, wanneer de eigenlijke achter
grond van deze methode openbaar gemaakt
wordt, ook voor andere viren (b.v. A-virus,
Y-virus) methoden ter bepaling van hun
aanwezigheid ontwikkeld kunnen worden.
lid. 2. Bij deze proef blijken meer zieken te velde
aanwezig te zijn, dan met het laboratorium
onderzoek gevonden was. Hoe is dit ver
klaarbaar? In 1954 is dit onderzoek zeer
voorzichtig gebruikt, in deze zin, dat alleen
de zéér duidelijk zieke knollen als zodanig
zijn aangemerkt. Er is dus gerekend ten
voordele van de partij.
Verder zijn de omstandigheden waaronder
de ziektebeelden zich het best vertonen, nog
onvoldoende bekend. Hieronder valt dus b.v.
de temperatuur waarbij de monsters be
waard moeten worden, de hoedanigheid van
de knol voor het onderzoek (eventueel al of
niet „rust gebroken"). Zeer geringe hoe-
--s in de knol zijn waarschijn
lijk zeer moeilijk aantoonbaar, terwijl hier
uit toch zieke planten opgroeien.
Momenteel wordt door mej. Dr Oortwijn
Botjes te Wapeningen systematisch onder
zoek verricht naar de problemen, die er nog
liggen op dit gebied. De ervaringen van het
afgelopen jaar en enkele verbeteringen van
de methoden, zullen het percentage „mis
sers" ongetwijfeld verlagen.
A[ met al is de toepassing van de nacontröle
Aan grote betekenis voor de kwaliteit van het
Nederlandse pootgoed. Grote teleurstellingen die
vroeger voorkwamen, kunnen nu vermeden wor
den.
Niet alleen Nederland, ook andere landen zoals
Oostenrijk, Zwitserland en bepaalde delen van
Duitsland hebben deze methode gekocht. Er mag
overigens op gewezen worden, dat de nacontróle
slechts een onderdeel vormt voor de handhaving
en verbetering van de waarde van het Nederlands
pootgoed. De veldkeuring is en blijft primair.
Een toepassing, die wellicht in de praetijk in
gang zou kunnen vinden, is het onderzoek ten be
hoeve van derden. Met name wordt hier bedoeld
de voor eigen gebruik niet voor de keuring
aangegeven geteelde percelen. Zii, die dus door
zelf te selecteren en vroeg te rooien voor eigen
pootgoedvoorziening zorgen, kunnen door middel
van deze nacontröle een zekerheid, te meer verwer
ven, dat hun eigen geteeld materiaal voor het vol
gend jaar aan redelijke eisen voldoet.
(Advertentie.)
C.B.-RASSEN ZIJN OOGSTZEKERE KASSEN.
bewees ook dit jaar het meest
oogstzekere ras te zijn.
Verkrijgbaar bij de plaatselijke
landbouwverenigingen.
Aan de huisvesting van het rundvee tijdens de
winter valt hier en daar nog wel iets te ver
beteren. Met eenvoudige middelen is vaak veel
te bereiken in oude veestallen.
Onderdorpels voor ventilatie, een goede mest-
greppel, automatische drinkbakjes, juiste stand
lengte, hangkettingen, enz. De stal wordt lichter
en zindelijker, wat voor U betekent: prettig wer
ken en vaak een betere kwaliteit melk.
Bietencystenaaltjes hebben op vele percelen
dit jaar aanzienlijke schade aangericht; 100150
cysten per plant worden herhaaldelijk aangetrof
fen. Dit „slapen" van de bieten kost de boer veel
geld, daargelaten het feit, dat een dergelijk per
ceel een on-ogelijke indruk geeft. Neem geen
risico, laat thans reeds die percelen onderzoeken
op cysten, waarop U volgend jaar bieten wilt
zaaien.
Ingekuild bietenloof is een zeer goed win ter-
voer, mits het inkuilen zelf goed geschiedt. Een
silo is daarvoor onmisbaar. De inhoud van de
verschillende silo's varieert van 9.15 tot 25 m3.
Ieder bedrijf kan hieruit een keus maken. De ver
liezen zijn veel geringer dan bij een grondkuil,
zodat de aanschafkosten bij goed gebruik 'eker
verantwoord zijn.
Blijvend grasland inzaaien slaagt meestal het
best bij najaarsinzaai. Bedenk echter, dat dit vóór
15 Sept. dient te geschieden. De ontwikkeling
voor de winter is anders te gering, zodat het risico
Van uitvriezen tijdens de winter te groot wordt.
Binnen het Rijnsburger type zijn er nog ver
schillende rassen en selecties uien. Deze lopen
wat opbrengst en houdbaarheid betreft, nogal
uiteen. Vooral de rassen Wijbo en Grobol maken
de laatste jaren een goede indruk. Denkt U hier
eens aan bij het bestellen van uw uienzaad
Het is vaak moeilijk een keus te maken uit de
vele merken en soorten ploegen. En zijn hans
goede 2-scharige ploegen, welke zowel bij stop
pelen en zaaivoren gebruikt kunnen worden.
Eén lichaam is echter afneembaar, zodat bij
wintervoren onder minder gunstige omstandig
heden met één schar geploegd kan worden. Nie-
m nd kan U echter garanderen, dat een nloeg
bij U goed werk zal leveren. Koop daarom een
ploeg altijd op proef.
Pas ingezaaid grasland heeft een grote be
hoefte aan fosfaat. Ook op gronden, waar volgens
grondonderzoek geen fosfaat behoeft gezaaid te
worden, is het van groot belang om nu nog 150
kg superfosfaat per ha te strooien. Het spreekt
vanzelf, dat een perceel met een minder goede fos
faattoestand een grotere gift behoeft.
Een goede stoppelbewerking is van fundamen
teel belang voor de volgende oogst. Vooral op
geëgaliseerde grond dient hieraan veel aandacht
besteed te worden. Deze grond dient afwisselend
geploegd, geëgd en gecultivaterd te worden. We
bereiken hiermede een goede doorluchting van de
grond en doding van de kiemende zaadonkruiden.
Blijvend grasland wordt nog te veel als n-a-
tuurland beschouwd. Dit is echter ook cultuur
grond. Het grasland dient echter ook goed ont
waterd te zijn. Vraag eens aan hen, die vorig jaar
hun grasland lieten begreppelen, of ze erover te
vreden zijn. Deze kosten behoren bij een goede
exploitatie en zijn dan altijd verantwoord. Vorig
jaar geploegde greppels vereisen echter ook dit
jaar hun onderhoud. Het is beter, niet te wachten
tot een natte periode.
In het voorjaar komt men vaak handen te
kort om al de kunstmest over het land te krijgen.
Om een betere arbeidsverdeling te krijgen, is het
thans goed mogelijk de kalimeststoffen te ver
strooien over de stoppel.
Dit geldt echter alleen voor de zwaardere
gronden Op lichtere gronden is dit niet aan t.e
bevelen, omdat er hier een grote kans bestaat op
uitspoeling.
Bietenloof bijvoeren tegen de staltijd is zeer
goed. Voert men dit echter los op het grasland,
dan gaat er veel voedsel verloren. Bovendien gaat
de kwaliteit van de zode sterk achteruit. Derge
lijke plaatsen vriezen in de winter vaak het eerst
uit, omdat het gras daar geen weerstandsvermogen
heeft. Dus: wrel bijvoeren, maar dan in bakken.
Gaat U vooral de publicaties goed na over de
rassenkeuze van wintertarwe Er wordt een be
hoorlijke verschuiving verwacht in het rassen-
areaal. Punten van belang in dezen zijn: Hoge
opbrengst, wintervastheid en resistentie tegen
gele roest.