©verzicHt U lilDAlifch BOEKHOITDBUREAl CAPPELLE DESPREZ ALBA CARSTEN VT ■land J*o. 2290. Frankering bij abonnement: Terneuzen ZATERDAG 3 SEPEMBER'1955, 43e Jaargaaj, ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD WAARIN OPGENOMEN HET NOORD-BRABANTSCH LANDBOUWBLAD Officieel Orgaan van de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij (Z. L. M;) de Noord-Brabantsche Maatschappij van Landbouw en andere Verenigingen Wij mensen van deze twintigste eeuw levén in een wonderlijke wereld. net is altijd moeilijk de periode, waarin men zelf leeft, in te delen in een bepaald tijdvak. Men moet dat overlaten aan de geschiedkundigen. Straks, na tientallen jaren, zullen zij ons bestempelen mét een bepaalde naam. Maar wat wij al wèl zelve kunnen zeggen, is, dat deze eeuw een eeuw is van ontwik keling van de techniek. De mens heeft de ene uit vinding na de andere gedaan en het tempo, waarin dit na het jaar 1900 gebeurt, is verbluffend snel. De mens heeft bovendien verschillende krachten, die er in de natuur verscholen lagen, ontdekt en weten te benüttèn. Ten goede en ten kwade. Het luchtruim werd veroverd, de electrische stroom uitgebuit. De olie werd één der belangrijkste ener giebronnen. Radio, televisie en radar zijn begrip pen geworden, waar een ieder wel iets van af weet. En daar komt thans de kernenergie bij; de kracht die er in de atomen schuilt met alle fantastische mogelijkheden, die nog niet zijn te overzien. De mens gaat zich steeds verder verdiepen in de meest stoutmoedige denkbeelden. Professoren beweren, dat binnen afzienbare tijd de plantengroei belangrijk te beïnvloeden zal zijn. Wellicht ook het klimaat. De bestrijding van alle mogelijke ziekten zal op geheel nieuwe leest geschoeid worden. Ge leerden vervrachten met stelligheid, dat wij kunst manen om de aarde zullen kunnen laten draaien. Straks zien wij Amerikaanse en Russische satellie ten om ons heen tollen. Ja, verder wil men zelfs nog gaan. Men spreekt in volle ernst over de ruimtevaart. Een reis naar onze echte maan schijnt tot de werkelijke mogelijk heden te gaan behoren. En, wie weet, nog wel verder; naar een van de eveneens om onze zon draaiende andere planeten. Onze kranten staan vol over deze dingen. Men zou er bijna trots op worden, indien niet diezelfde kranten nog voller stonden met de talrijke problemen. die diezelide Knappe, op de techniek ingestelde, mens maar steeds niet kan oplossen. Nu denken wij niet in de eerste plaats aan de politieke pro blemen dezer wereld, zoals bloedbaden in Marokko en Algiers, schietpartijen tussen Egyptenaren en Israëliërs, de eenheid van Duitsland of Korea, de West-Europese eenheid, de Benelux, enz. enz. Maar wij willen dichter bij huis blijven eri naar de land bouw- en voedselsector kijken. Wij zien dan, tien jaren tevens na een tijd van grote voedselschaarste en honger, tien jaar ook na het oprichten van een wereldvoedselorganisatie, de F. A. O., practisch overal aanzienlijke moeilijkheden. Overschotten aan de ene kant, tekorten aan de andere. Overvloed hier, honger daar. Een beeld, dat niet zoveel ver schilt met dat, wat ook eerder was. Terwijl de mens millioenen en millioenen gaat besteden om de maan te bereiken, terwijl het zeer de vraag is of hij daar iets van zijn gading zal vinden, lezen wij dat de bekende Franse geestelijke Abbé Pierre, de man, die zich in Parijs het lot HULST: Maandag 5 Sept. in „De Graanbëurs" van 3—5 uur. KOUDEKERKE: Woensdag 7 Sept. in Hotel „Nieuw Walcheren" van 91.30 uur. TERNEUZEN: Woensdag 7 Sept. in Hotel „Des Pays:Bas". ZIERIKZEE: Donderdag 8 Sept. in Hotel „Huis van Nassau". MIDDELBURG: Donderdag 8 Sept. in Café „De Eendracht". ST. PHILIPSLAND: Zaterdag 10 Sept. in Hotel „De Druiventros". THOLEN: Zaterdag 10 Sept. in Hotel „Hof van Holland". aantrok van de allerarmsten, die noch huis, kleding of voedsel hebben, te Oosterbeek voor de televisie camera's van de N. C: R. V. steun vraagt voor de vele honderden millioenen in deze wereld, die geen voldoende voedsel hebben. Maar tevens lezen wij, dat de Amerikaanse Minister van Landbouw een dezer weken naar Europa komt om te trachten kopers te vinden voor de geweldige voorraden voedsel, die zijn regering, dank zij een steunrege ling. in handen heeft en opgeslagen heeft en waar zij geen raad mee weet. Voorraden tarwe, maïs enz., die de marktprijs drukken, waardoor de boe ren, en daardoor weer de regeringen, in moeilijk heden geraken. Wij lezen, dat dé Franse regering tracht de enorme wijnproductie door middel van rooipremies te beperken. Wij horen van Franse wijnboeren, dat er geen alcoholprobleem in hun land behoeft te bestaan, indien men van de suikerbieten maar geen alcohol zou maken, maar er suiker uit produ ceerde! Wat dan echter weer met die massa suiker te doen? Zo kan men voortgaan. Wat wij echter- willen aantonen met deze lange inleiding is, dat de mens van deze twintigste eeuw nog steeds geen kans heeft gezien een zodanig distributiesysteem in het leven te roepen, dat het beschikbare voedsel daar terecht komt, waar het nodig is. Terwijl men aan de ene kant worstelt met het vraagstuk van een zich snel uitbreidende wereldbevolking en zich af vraagt of men daar wel voldoende voedsel voor kan produceren, stapelen zich in sommige delen van dezelfde wereld voedselvoorraden op, waar men geen weg mee weet en die hef prijspeil in de agrarische sector dreigen te bederven. Voorlopig is er nog een belangrijk verschil met de dertiger jaren. De diverse regeringen bemoeien zich gelukkig veel meer dan toen, met de aankoop, opslag en afzet van de landbouwproductie. Niemand heeft enige zin om een herhaling van de grootste aller crisissen te veroorzaken. Het ingrijpen van de overheden verhindert derhalve al te geweldige prijsdalingen, zolang zij tenminste geen dumping methoden gebruiken, waarbij het betreffende pro duct goedkoper op de buitenlandse markt wordt aangeboden, dan het in eigen land kost. Het bekende Amerikaanse beleningsstelsel, waar bij de boeren vele van hun producten tegen een zekere vastgestelde garantieprijs aan de staat kwijt kunnen, die deze dan opslaat, is een voorbeeld van zodanig ingrijpen. Maar ook deze maatregelen hebben, jammer genoeg, soms een averechtse uit werking. Het is bijvoorbeeld bekend, dat de steun prijs, die de Amerikaanse regering aan de tarwe- telers voor hun product gaf, leidde tot een te groot areaal en daardoor tot veel te grote voorraden. Een systeem van uitzaaibeperking moest wel vol gen. Doch de bperen gingen toen juist d i e tarwe- rassen verbouwen, die de hoogste opbrengsten geven, doch waarvan de kwaliteit van de korrel zodanig is, dat de meelfabrieken deze tarwe niet wensen te kopen. De regering blijft daar dan na tuurlijk mee zitten. Het Departement van Land bouw der Verenigde Staten moest daarom de steun prijs voor 23 tarwerassen met 2,78 per 100 kg verlagen. In Frankrijk rooien de Franse wijnverbouwers met de rooipremie juist die wijngaarden, die toch al weinig of niets meer opbrachten. Deze voorbeelden werden maar genoemd om aan te tonen, dat het nemen van maatregelen ten aanzien van de afzet van producten uiterst inge wikkelde vraagstukken zijn en dat het leiden van de economie in tijden van overschotten moeilijker is, dan in tijden van schaarste. In ons eigen land stelde de regering het monopo lieheffingen-stelsel voor de voedergranen weer in werking, teneinde te voorkomen dat goedkope bui tenlandse voedergranen de binnenlandse gegaran deerde kostprijs komen bederven. Nu reeds schij nen er echter behoorlijke hoeveelheden buitenland se gerst door de importhandel te zijn gecontrac teerd op een ogenblik, dat geen monopolieheffing nodig was, maar tegen prijzen, die wel beneden onze kostprijs liggen. Komt deze straks binnen, dan kan toch nog prijsbederf optreden, tenzij ande re maatregelen te vinden zijn. Een positief landbouwbeleid gewenste De toestand ligt dus geheel anders dan in het begin van de dertiger jaren. Wel leven wij nu i« een hoogconjunctuur, zoals die ook vóór dé grote crisis bestond. Deze hausse geldt ook niet meer voor de landbouw, daar er zich weer gevaarlijke overschotten hebben gevormd. Maar de regeringen zijn veel parater en hebben tal van middelen om de economische omstandigheden te beheersen, al is totale beheersing zeker niet mogelijk en nog minder gewenst. Maar met dat al, zijn wij toch geenszins gerust.' Want de laatste weken hebben aangetoond, dat het met het landbouwbeleid in Nederland lang geen koek en ei is. Het lijkt soms wel of Minister Mansholt zich meer bezighoudt met buitenlandse aangelegen heden na zijn streven naar West-Europese land- bouwintegratie lijkt het hulp verlenen aan onont wikkelde gebieden een nieuwe hobby dan met liet binnenlands beleid. Nu is dit alles heel mooi en zeker niet onbelangrijk, maar er dreigen aan de Nederlandse landbouwhemel toch verschillende donkere wolken. Zij zijn misschien nog pas aan de horizon zichtbaar, maar het ware toch goed maat regelen voor te bereiden. Wij noemden, om in de akkerbouwsector te blij ven. de kwestie van de gerst reeds. Aan de huidige prijszetting is te merken, dat er weinig kooplust is. Daar is het koolzaad, waarvoor de Minister, kennelijk op aanwijzing van enkele zijner ambte naren, geen garantieprijs meer wil geven, aldus ge- heel eenzijdig het landbouwbeleid doorbrekende en rekende, zonder van te voren een nieuw beleid, ■a overleg met de georganiseerde landbouw, te hebben opgebouwd. Wij staan weer voor het vaststellen van de tarwe- prijs voor 1956 en houden bij voorbaat ons hart al vast. Het inkomen van de akkerbouwboer steunt op drie pilaren. Thans nog op een vaste, namelijk de tarwe en de suikerbiet. Op een wankeler, namelijk de voedergranen. Daar kan hij wat aan verdienen, maar hij kan ook genoegen moeten nemen met de kostprijs. Tenslotte op een zwevende, namelijk de prijs van de vrije producten. Nog gaat het met vlas, erwten enz., maar het is zeker minder dan vorig jaar. Waar de opbrengsten goed zijn, valt alles nog mee, maar uit de noodkreet van de Alge meen Voorzitter der Z. L. M. in het vorig nummer, kunnen wij vaststellen, dat er zeker gebieden zijn - wij denken natuurlijk in de eerste plaats aan de geïnundeerde delen onzer provincie waar ook de opbrengst tegenvalt. Dit alles doet des te meer verlangen naar een positief landbouwbeleid op langere termijn, waarbij in deze periode van welvaart voor het bedrijfsleven, het gerechtvaardigde deel aan de agrarische sector toevloeit. Men hoort veel spreken over een betere en meerdere welvaartsspreiding, maar dan denke men ook aan het platteland. De funeste invloed van het achterstellen van het platteland bij andere delen, kunnen wij in vele landen constateren. Ook in Nederland bestaat er een trek naar de grote stad en naar de industrie. Ook in ons land is er nog reusachtig veel te doen om de levensomstan- dighedén in vele streken te verbeteren. Het is te wensen, dat men ook ten Departemente alle krachten geeft om deze gang van zaken te stimuleren, waarbij men de initiatieven steunt zon der zelve te gaan regelen. Hiervoor is echter aller eerst nodig een redelijke bestaansbasis voor die sector, waarop dat platteland in de eerste plaats steunt, de agrarische. S. (Ad verten tfe.) Maak m Uw wintertarwe k< 1 TELEFOON «4* -

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1955 | | pagina 1