Niet iedere boerenzoon naar de
landbouwschool
Geen stijl
Een andere tegenvaller
ZITDAGEN
BOEKHUUDBUREAU
H ET duurt nog maar even, vóórdat de landbouwscholen hun poorten weer zullen openen om boeren
zoons een waardevolle opleiding voor het latere leven te geven. Eerst beginnen de lagere land
bouwscholen en ongeveer een maand later de landbouwwinterscholen.
J*
No. «89. Frankering by abonnement: Terneuzen ZATERDAG 27 AUGUSTUS "1955.
t3e
Jaarga*®.
ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD
WAARIN OPGENOMEN HET NOORD-BRABANTSCH LANDBOUWBLAD
Officieel Orgaan van de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij (Z. L. M.J
de Noord-Brabantsche Maatschappij van Landbouw en andere Verenigingen
Naar doorschemert uit een persbericht van het
Landbouwschap en naar met het verstrijken van
de tijd kennelijk duidelijker wordt, zal de Regering
niet overgaan tot het vaststellen van een vaste
koolzaadprijs voor de oogst 1956, zoals dat tot nog
toe het geval was. Men zal zich herinneren, dat
enige jaren geleden het nieuwe landbouwbeleid
in de akkerbouw gebaseerd werd op een drietal
groepen van producten, waarbij groep I die der
z.g.n. basisproducten gevormd werd door tarwe,
suikerbieten en koolzaad.
Inmiddels is het koolzaad alweer gezaaid en
staan de telers in de kou. De Overheid zegt dit
door de volksvertegenwoordiging bekrachtigde
beleidsprogramma eenzijdig op, op een tijdstip dat
de landbouw te goeder trouw mocht verwachten,
dat dit beleid tenminste nog vóór de komende oogst
gehandhaafd zou blijven.
We willen geenszins stellen, dat de boerenstand
bij gemis aan een vaste koolzaadprijs te gronde
dreigt te gaan. Maar, afgezien nog van de teelt
in de vers bedijkte polders, getuigt deze handel
wijze van een geringschatting voor het agrarische
bedrijfsleven, ook al is de teelt toevallig quanti-
tatief niet bijzonder belangrijk meer.
We kunnen ons niet wel indenken, dat de huidige
Minister van Landbouw gebrand is op een stijl,
waarbij men eerst laat zaaien en dan een lopende
afspraak dienaangaande ingrijpend ten ongunste
zou wijzigen. Het forceren van. een dergelijke be
slissing zal gaan ten koste van het vertrouwen
van de Nederlandse landbouw in de Overheid, die
met een zodanige stijl ieder gevoel voor het begrip
„landbouwpolitiek" in de gunstige zin van het
woord om zeep dreigt te brengen.
Hoewel we er nog lang niet alles van weten,
lijkt het er veel op, dat de graanoogst op de klei,
tegen gaat vallen. Met name de tarwe laat het
zitten, terwijl dit toch vaak aan het ..gewas niet te
zien was. Er is veel wintertarwe ver beneden de
3750 kg/ha, waarbij de roestaantasting natuurlijk
een rol heeft gespeeld. Maar wie met gezonde
winter- of zomertarwe boven de 4000 kg/ha komt,
heeft van de beste.
't Is te hopen dat de rekenkundigen in Den Haag
deze cijfers ook zullen gebruiken.
De zomergerst zit ook gemiddeld lager dan vorig
jaar, al zijn er goede percelen. Het te warme
weer, vooral in de vroege gerst, op het beginnende
moment van afrijping, heeft de opbrengst parten
gespeeld. Ook de haver valt tegen. De kleine
groene erwten zijn merendeels behoorlijk, al geven
ze niet de verwachte opbrengst naar de prima
stand van het gewas. Er is veel variatie overigens,
't Kan verkeren, maar niet iedereen had hiermee
gerekend.
G.
_UT OP u mc
OOSTBURG: Woensdag 31 Aug. in Café „De
Windt".
ZIERIKZEE: Donderdag 1 Sept. in Hotel „Huis
van Nassau".
MIDDELBURG: Donderdag 1 Sept. in Café „De
Eendracht".
KORTGENE: Donderdag 1 Sept. in Hotel „Bte
Korenbeurs".
Beide schooltypen hebben hun eigen kenmerken en zijn dan ook nauwelijks met elkaar te vergelij
ken. Ze hebben ook een belangrijk punt van overeenstemming, wanneer we vaststellen, dat beide
schooltypen er op gericht zijn, jonge boeren een landbouwkundige scholing te geven. Want in tegen
stelling tot de Middelbare landbouwscholen, wordt aan de algemene vorming op de lagere landbouw
school en de landbouwwinterschool weinig aandacht besteed. Daar is bij de toenemende hoeveelheid
stof, die de leerlingen in korte tijd moeten verwerken, overigens ook geen tijd voor.
Deze aard van het onderwijs was voor ons dan o ok reden, bovenstaande titel boven dit artikel te
plaatsen. Men moet immers als ouders, vóórdat men de kinderen naar een landbouwschool stuurt,
goed weten wat ze later zullen worden. Want lang niet alle boerenzoons kunnen aan een bedrijf wor
den geholpen. Nu niet, maar ook in de toekomst niet.
MEER DAN DE HEEFT MOET EEN-
ANDER VAK KIEZEN.
Het is al weer een aantal jaren geleden, dat Ir
Maris en Dr Visser hun opzienbarende publicatie
het licht lieten zien, waarin zij de Nederlandse
landbouwende bevolking voorhielden, dat in de
periode tot 1960 meer dan de helft van de boeren
zoons een ander vak zou moeten kiezen, als men
een verdere splitsing van de landbouwbedrijven
tegen zou willen gaan. Laat dat percentage in Zee
land iets lager liggen, het doet niets af aan de
klemmendheid van een vraagstuk, dat welhaast
onoplosbaar schijnt.
Want, terwijl tienduizenden jonge boeren in Ne
derland op een bedrijf zitten te wachten, vermeer
dert het aantal bedrijven maar heel weinig. En die
enkele honderden bedrijven, die er jaarlijks bijko
men, worden in toenemende mate gebruikt voor de
z.g. sanering van het oude land en de noodgevallen
tengevolge van stadsuitbreidingen e. d.
We zijn in Nederland al te ver gegaan met het
splitsen van de landbouwbedrijven en iedere verder
gaande splitsing ondergraaft de bestaansmogelijk
heid van de boerenstand.
Terwijl de allerkleinste bedrijven steeds meer
verdwijnen, omdat ze geen bestaansmogelijkheid
meer kunnen bieden, die kan concurreren met die
van een landarbeider, probeert men in herverka-
lingsgebieden en straks ook in ruilverkavelings-
verband de wat grotere bedrijven tot een peil op
te trekken, dat ze een redelijk bestaan voor de boer
leveren.
Wie daarom in deze tijd nog tot splitsing van een
landbouwbedrijf overgaat, moet heel goed weten
wat hij doet. Weliswaar geeft hij twee kinderen een
bestaan, maar wat voor een bestaan is dit, in ver
gelijking met het bestaan, dat het ongedeelde be
drijf zou kunnen leveren? Laat men zich toch niet
blind staren op de bedrijfsresultaten van de achter
ons liggende jaren van hoogconjunctuur, die wel
eens een heel slechte basis zouden kunnen zijn om
de beslissing tot splitsing op te baseren.
En een weg terug is er meestal niet.
VERKAPTE WERKLOOSHEID.
Als er één of meerdere zoons op het bedrijf over
zijn, komt de vraag naar voren, wat ze moeten
worden. Met die vraag wordt niet te veel haast
gemaakt en de jongens gaan eerst maar eens naar
een landbouwschool, omdat dat nooit weg is, zo
redeneren de ouders.
Ondertussen blijven zulke jongens op het bedrijf
werken en worden ze ongemerkt helemaal in het
bedrijf opgenomen. Wie zal het ze kwalijk nemen,
dat ze helemaal in het werk en het bedrijf opgaan
en boer worden met hart en ziel? Vooral in deze
jaren, met hoge arbeidslonen en schaarste aan ar
beidskrachten, is het begrijpelijk, dat de ouders
meer dan anders geneigd zullen zijn meerdere
zoons op het bedrijf te houden.
W AT VOOR TOEKOMST?
Er komt echter onherroepelijk een dag, dat de
jongens zich af gaan vragen wat hun vooruitzich-
ten voor de toekomst zijn. Altijd bij vader of broer
op het bedrijf blijven, is geen oplossing, al kan in
een aantal gevallen wel een zodanige regeling wor
den getroffen dat de tweede man zich geen arbeider
behoeft te gevoelen.
Intussen zijn in de regel al verschillende pogin
gen aangewend om toch zelfstandig te kunnen gaan
boeren. Niet voor niets schrijven op de nieuw uit
te geven bedrijven in de N. O. P. en andere gebie
den van de Domeinen vele malen meer gegadigden
in dan ooit geplaatst kunnen worden. En niet één
jaar, maar vele jarén opnieuw. Om ieder jaar weer
dat hatelijke briefje in de bus te krijgen, dat ze dit
jaar weer niet in aanmerking komen.
Volgend jaar misschien? Het wordt de strohalm,
waaraan duizenden jonge boeren zich vastklampen.
Het leed, dat zo in vele gezinnen geleden wordt,
is moeilijk te peilen. Kwam er maar eens een eind
aan de martelende onzekerheid. Enkelen krijgen
tegenwoordig die zekerheid na een aantal jaren en
in zekere zin zijn ze daar goed mee af. Omdat ze nu,
ondanks de teleurstelling, eindelijk weten waar ze
aan toe zijn en aan iets anders kunnen beginnen.
Daarom zou het goed zijn dat mede gezien het
afnemend aantal bedrijven dat aan jonge boeren
kan worden uitgegeven meerderen een dergelijk
briefje thuiskregen. Later zullen ze daar dankbaar
voor zijn, omdat het nog niet te laat was wat an
ders te gaan doen.
MOEILIJKE STAP NAAR ANDER
BEROEP.
Nu ziet men nog maar al te veel dat boeren
zoons, door de nood gedwongen, eerst op een leef
tijd tussen 25 en 30 jaar gaan omschakelen op een
ander beroep. Het is een moeilijke stap, vooral om
dat ze doorgaans de opleiding missen om een be
hoorlijke functie in het bedrijfsleven buiten de
landbouw te bezetten. De kans op mislukking is
clan ook niet gering. Degenen, die M.U.L.O. of
H.B.S. als vóóropleiding hebben gehad, bezitten in
dit opzicht een onmiskenbare voorsprong. Zodoende
zullen degenen, die alleen een landbouwschooldiplo
ma op zak hebben, doorgaans gedwongen zijn zich
te beperken tot een aantal instellingen, waarin ze
hun landbouwkundige kennis nuttig kunnen ma
ken. Dat kunnen de diverse voorlichtingsdiensten in
de landbouw zijn, maar ook stal- en voederadviseurs
bij de zuivelfabrieken of functionaris bij aan- en
verkoopcoöperaties.
En als men zich verder wil bekwamen in cul
tuurtechnische richting geeft de school van de
Ned. Heide Mij goede kansen. In de regel zal de
(Zie verder pagina 562)'
Advertentie. I.
CAinSTLiiN VI tarwe
De tarwe voor slechte gronden
Goed wintervast
1 TELEFOON 44» - KAPELLE - &1EZELINGE