JOonen en Sociale voorzieningen
LOONPEIL EN LOONPOLITIEK VRAGEN OPNIEUW DE AANDACHT
ONDER
de
Tuinbouwlantaarn
BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE
LANDBOUW
Lonen en sociale voorzieningen
Wat is het werk van de Provinciale
afzetcommissie voor fruit
ZATERDAG 20 AUGUSTUS 1955.
55i
F
fN de dagbladen heeft men kunnen lezen, dat in de Stichting van den Arbeid onlangs weder-
om besprekingen zijn gevoerd over het algemene loonpeil. Bij dit overleg zijn aldus de
krantenberichten verschillende meningen naar voren gekomen en besloten werd de moeilijkheden
voor te leggen- aan de Regering.
Tot zover de mededelingen, welke in verschillende dagbladen hebben gestaan. Hoewel de be
sprekingen een streng besloten karakter hebben gedragen, bleek de Pers goed op de hoogte te zijn.
Een onjuiste berichtgeving kan haar dus niet worden verweten. Wel is er aanleiding publicaties, als
vorenbedoeld, te betreuren. De verantwoordelijke redacteuren hebben zich blijkbaar niet voldoende
gerealiseerd, dat mededelingen over loonbesprekingen, welke nog niet zijn geëihdigd en waarover
de onderhandelende partijen kennelijk geen communiqué hebben willen uitgeven, ongewenst zijn,
daar de verdere besprekingen hierdoor worden bemoeilijkt. Immers thans zijn opnieuw verwachtin
gen gewekt, waarvan geenszins zeker is of en hoe zij zullen uitkomen. Het is duidelijk, dat bij de
loon- en salaristrekkenden de verwachtingen in de richting gaan van een nieuwe loonronde, terwijl
de ondernemers om dezelfde reden bij de prijscalculaties bij voorbaat rekening zullen houden met
een mogelijke loonsverhoging.
De vraag of het wenselijk en mogelijk is een loonsverhoging in te voeren kan o.i. niet zonder
m'efer worden beantwoord. Dit is eerst mogelijk na een ingesteld onderzoek. Het is éen goede ge
woonte geworden de S.E.R. hiervoor in te schakelen en wij zien niet in waarom ditmaal van deze
gedragslijn zou moeten worden afgeweken. Temeer niet, daar de laatste jaren de lonen reeds aan
zienlijk omhoog zijn gegaan. Zo zijn b.v. de regelingslonen van December 1953 tot Januari 1955 met
15 gestegen, terwijl de werkelijk verdiende lonen in de industriële bedrijfstakken een stijging van
circa 16 hebben ondergaan.
Denken wij voorts nog aan de loonsverhogingen in de onderscheidene bedrijfstakken, welke
o.a. ook in de landbouw afzonderlijk tot stand zijn gekomen, dan kan de conclusie geen andere zijn,
dan dat de lastenverzwaring voor het bedrijfsleven belangrijk is geweest.
Er is dus reden om met een verdergaande
verhoging van het algemene loonpeil voorzichtig te
zijn. Immers om het welvaartsniveau te handha
ven, moet ons land in zeer belangrijke mate goede
ren blijven exporteren. Daar de ervaring leert, dat
een verhoging van het loonpeil consequenties met
zich brengt t.a.v. de prijzen, moet ertegen worden
gewaakt, dat door verdergaande lastenvezwarin-
gen onze concurrentiepositie in het gedrang komt.
indien een S.E.R.-onderzoek als vorenbedoeld
tot de conclusie leidt, dat loonmaatregelen mogelijk
zijn, dan nog doet de vraag zich voor of hiertoe
moet worden besloten. Er staan nl. nog een aantal
andere verlangens op het programma, welke on
herroepelijk tot een lastenverzwaring voor het be
drijfsleven zullen leiden, indien zij worden inge
willigd. Wij denken hierbij aan de invoering van
de ouderdomsverzekering, het vraagstuk van de
woninghuren, de herziening van de Invaliditëits-
wet en de afschaffing van de nog resterende sub
sidies op de levensmiddelen (melk).
Het lijkt ons gewenst, dat nader onder ogen
wordt gezien of aan tegemoetkoming van een of
meer der genoemde verlangens prioriteit moet wor
den verleend, boven het treffen van loonmaatre
gelen. Mocht evenwel de keuze op loonmaatrege
len vallen, dan moet nader worden uitgemaakt hoe
deze dienen te worden ingevoerd. In dit opzicht
blijken de meningen nl. uiteen te lopen. Het C.
N.V. en de K.A.B. zijn nl. van oordeel, dat de tijd
thans is gekomen om af te stappen van het systeem
van algemene loonronden. Zij wensen een vrijere
loonvorming te introduceren, waardoor voor het be
drijf staksgewijze overleg de mogelijkheid wordt ge
opend beslissingen te nemen over een loonsver
hoging, wanneer dit op grond van de welvaarts
positie der onderscheidene bedrijfstakken verant
woord is.
Bij het standpunt van de confessionele vakbe
weging willen wij enige kanttekeningen maken. In
de eerste plaats deze, dat het vreemd aandoet, dat
zij, vooruitlopende op het S.E.R.-onderzoek naar het
vraagstuk van de toekomstige loonpolitiek, reeds nu
afstand willen doen van de beheerste loonvorming.
In de tweede plaats menen wij te moeten opmer
ken, dat, wanneer een dergelijk standpunt zou wor
den overgenomen, alle bedrijfstakken successieve
lijk tot een loonsverhoging zullen moeten overgaan,
ongeacht of dit op grond van de welvaartssituatie
gemotiveerd is. Wij hebben momenteel te maken
met een krappe arbeidsmarkt en, het behoeft dien
tengevolge geen betoog, dat, wanneer één of meer
bedrijfstakken met een loonsverhoging zouden ach
terblijven, na enige tijd een verloop van arbeids
krachten zal ontstaan.
Wij menen dan ook. da het door de genoemde
vakcentralen voorgestelde loonbeleid op de duur
geen ander effect teweeg zal brengen, dan van een
directe algemene loonronde moet worden verwacht.
Onze -conclusie is dan ook deze, dat het onder de
gegevenomstandigheden ongewenst is, ëen vrijere
loonvorming in te voeren, door verruiming van de
richtlijnen voor de loonpolitiek.
,Uit h,et tekort aan arbeidskrachten, dat overal
valt waar te nemen en hetwelk als een gelukkig
verschijnsel mag worden gezien, moet worden vast
gesteld, dat de productiefactor arbeid momenteel
schaars is. Bij een schaarste aan productiefactoren
kan men wel denken aan een beheersing hiervan,
doch het is niet juist de teugels te laten vieren.
Toen de levensmiddelen schaars waren, moest
noodwendig een distributiesysteem worden inge
voerd.
T.a.v. de productiefactor grond, welke eveneens
schaars is, is de situatie niet anders.
Hoewel wij erkennen, dat de productiefactor
arbeid van geheel andere aard is, dan die van de
gvond, menen wij dat ook hier de huidige schaarste
een prijsbeheersing (loonbeheersing) onvermijdelijk
doet zijn.
Ten slotte nog een enkele opmerking over de
positie van de landbouw. Hierboven werd reeds
opgemerkt, dat ons land een periode van hoogcon
junctuur doormaakt. Niet alle bedrijfstakken pro
fiteren in gelijke mate van de welvaart. Wij me
nen, dat de landbouw en in het bijzonder de akker
bouw en veehouderij in een uitzonderingspositie
verkeert. Dit is reeds gebleken bij een onderzoek,
dat de S.E.R. het vorige jaar heeft ingesteld. Se
dertdien is in deze situatie zeker geen verandering
gel;omen. De vraag ooet zich dan ook voer, welk
standpunt van landbouwzijde dient te worden in
genomen, wanneer na een onderzoek, in te stellen
door de S.E.R., mocht blijken, dat voor her treffen
van loonmaatregelen in het algemeen ruimte be
staat.
Zou tot een vrijere loonvorming, als door het C.
N.V. en de K.A.B. voorgesteld, worden besloten, dan
zou er gezien de welvaartspositie van de be
drijfstak landbouw geen aanleiding bestaan het
landarbeidersloon te verhogen. Stelt men zich
evenwel op een dergelijk standpunt, dan wordt
hiermede tegelijkertijd een eerste stap gedaan naar
de terugkeer van de vooroorlogse loonsverhcudin-
gen. Dit zal betekenen, dat het landarbeidersloon
bij de lonen elders moet achterblijven. Een terug
keer van een dergelijke situatie achten wij echter
onaanvaardbaar.
Ook in het geval tot de invoering van een al
gemene loonronde, verplicht of bij vergunning,
mocht worden besloten, zal de landbouw niet mogen
achterblijven. Hierbij stuiten wij direct op het
vraagstuk van de prijzen en op het sedert de be
vrijding gevoerde landbouwbeleid.
Bij het landbouwbeleid is nl. steeds een nauw
verband tussen lonen en prijzen gelegd. Zoals be
kend, is sedert de bevrijding consequent gestreefd
naar de relatieve gelijkstelling d.w.z. een gelijk
waardige positie van de landarbeiders met die in
vergelijkbare bedrijfstakken ten plattelande. Hier
bij werd als voorwaarde gesteld, dat de rechtens-
geldende lonen in de kostprijs der landbouwpro
ducten moet worden verdisconteerd. Aan dit stand
punt zal o.i. ook voor wat de toekomst betreft, on
verkort de hand moeten worden gehouden.
Zelfs bij het huidige loonpeil blijkt aanleiding
te bestaan tot de vraag of aan de relatieve gelijk
stelling nog wordt voldaan. Het Landbouwschap
heeft nl. besloten hiernaar een onderzoek in te
stellen. Verwacht mag worden, dat het resultaat
van dit onderzoek spoedig bekend kan worden ge
maakt. Zodra het zover is, hopen wij op deze zaak
nader in te gaan.
N. A. V.
Omdat niet alle werkgevers hiermede op de
hoogte schijnen te zijn, wordt de aandacht er op
gevestigd, dat de Bedrijfsvereniging voor het
Agrarisch Bedrijf en nog enkele andere bedrijfs
verenigingen over de dagen waarop een bij het
Bedrijfspensioenfonds voor de landbouw ver
zekerde arbeider ziekte- of tijdelijk ongevalsuit
kering geniet, de pensioenpremie aan het Bedrijfs
pensioenfonds overmaken. De werkgever zelf be
hoeft over die dagen derhalve geen pensioenzegels
te plakken en kan volstaan met op de zegelbladen
in de desbetreffende vakjes aan te geven over
welke periode de arbeider ziekte- of ongevalsuit
kering genoot. Wel is het van belang er in dit
verband op te wijzen, dat door de Bedrijfsvereni
ging nimmer premie wordt betaald over de wacht-
dagen en dat bij ongevallen doorbetaling slechts
plaatsvindt gedurende ten hoogste 6 weken.
Wij hadden er ook reeds dikwijls van gehoord
en ons afgevraagd wat deze mensen nu eigenlijk
deden. Om hierop een juist antwoord te krijgen,
hebben wij ons licht opgestoken bij mensen die
het konden weten en toen kwamen wij toch wel
een beetje onder de indruk van het belangrijke
werk dat deze commissie doet.
De Prov. afzetcommissie voor fruit houdt zich
bijna elke week zeker gedurende het seizoen
bezig met deze vragen en tracht te bereiken
wat bereikt kan worden om alles zo goed en
vlot mogelijk te doen verlopen en de naam van
het Nederlandse fruit in het algemeen en het
Zeeuwse fruit in het bijzonder, hoog te houden.
Reeds vele jaren werkt deze commissie in
Zeeland. Ook andere provincies kennen een der
gelijke commissie, maar wij hebben sterk de ip-
druk dat men lang niet overal zo actief is als in
Zeeland. i
Fruittelers uit alle delen van de provincie
vormen samen de afzetcommissie. In de Zeeuwse
afzetcommissie vinden we fruitkwekers uit Wal
cheren en Zuid- en Noord-Beveland, maar ook
uit Zeeuwsch Vlaanderen en West Noord-Brabant.
Behalve de fruitkwekers zijn ook de veilingen
in de commissie vertegenwoordigd door de direc
teuren en de hoofdkeurmeesters.
Mensen van de Rijkstuinbouwvoorlichtings-
dienst bezoeken regelmatig de vergaderingen en
ook de hoofdcontroleur van het UCB ontbreekt
maar heel zelden.
De fruitkwekers zelf nemen echter de belang
rijkste plaats in en zij hebben de meeste stemmen
als het er op aan mocht komen.
Het voornaamste werk van de commissie is
het vaststellen van de aanvoerdata van het harde
fruit. Dit is bij practisch elke fruitkweker wel
bekend. Ook zal elke goede fruitkweker begrijpen
dat dit nu niet direct een gemakkelijke taak is.
Er spelen immers zovele factoren een rol bij dit
probleem. In ons artikel van vorige week hebben
wij er reeds enkele opgesomd. Het is daarom be
grijpelijk dat het werk van de afzetcommissie
steeds aan de nodige critiek is onderworpen.
Soms is het zelfs scherpe critiek. Toch gaan deze
mensen ook dan verder met hun werk. Zij doen
dit immers in het belang van de fruitteelt en
ongetwijfeld mogen we ook vaststellen dat onze
huidige fruitteelt niet meer zonder die afzet
commissie zou kunnen. De tijd dat een ieder kan
doen wat goed is in zijn ogen, is voor de fruitteelt
voorbij. Daarvoor staan te grote belangen op het
spel. Vorige week hebben wij hierop 'reeds; nader
gewezen.
Wanneer de pluktijd is aangebroken, komt de
commissie elke week in Goes bijeen, om vast te
stellen welke rassen in de komende week aange
voerd mogen worden.
Voordat deze vergadering begint, hebben de
mensen van de plaatselijke commissies (d.w.z. de
mensen van iedere veiling) reeds in eigen kring
hierover gesproken. Hun meningen worden dan
in de grote vergadering naar voren gebracht en
zo wordt de aanvoerdatum vastgesteld. Het zijn
dus in hoofdzaak de fruittelers zelf, welke be
palen wanneer de producten geveild mogen
worden,
De besluiten van de afzetcommissie worden
gepubliceerd in de Zeeuwse dagbladen en een
ieder weet dus waar hij aan toe is. Dikwijls zien
we dat wordt vastgesteld dat een product enkel
mag worden aangevoerd boven een bepaalde
maat. Hiermede wordt voorkomen dat direct na
het bekend worden van de aanvoerdatum de
bomen worden leeggeplukt.
Doorplukken is de bedoeling. Telers-argumen
ten als: geen tijd, te duur, practisch ondoenbaar,
enz. gaan in deze tijd niet meer op. Vele rassen
dienen beslist doorgeplukt te worden. Nog steeds
te weinig is men hiervan doordrongen. Verder
wordt wel eens de bepaling gemaakt dat de
vruchten enkel aangevoerd mogen worden als ze
voldoende rood gekleurd zijn.
Ook hier dus weer: doorplukken. Wij twij
felen er niet aan of ieder die ernst maakt met
de fruitteelt zal deze adviezen van de afzetcom
missie ook nakomen.
Verder worden de kwaliteitseisen ieder jaar
in de afzetcommissie besproken.
De ervaringen, opgedaan in het voorbij ge-
gane jaar, worden vastgelegd en doorgegeven
naar de Landelijke afzetcommissie en zo nodig
dan gewijzigd.
Niet altijd gaan de wensen van de Zeeuwse
fruitkwekers dan in vervulling, want ook de an
dere provincies hebben een stem. Toch weten wij
dat Zeeland al vele keren ten voorbeeld is gesteld
voor andere provincies en zonder chauvinistisch te
zijn, mogen we hierop toch trots zijn. Maar tege
lijk dienen we er dan ook van bewust te zijn dat
adeldom verplicht.
Wij meenden er goed aan te doen deze week
het licht van onze tuinbouwlantaarn te laten
schijnen op dit werk dat van groot belang is voor
onze fruitteelt. De commissie zal wel eens fouten
maken, maar uit gesprekken met leden der com
missie is ons wel zeer duidelijk voor ogen komen
te staan dat zij hun werk doen met het ideaal de
fruitteelt te dienen en te brengen op een steeda
hoger niveau.