Uitkomsten telling van de veestapel Mei 1955.
AFWIJKENDE HOEFVORM EN -HOORN.
ONDER
uinbouwlantaarn
Z. L. M.-TENTOONSTELLING
TE KLOOSTERZANDE.
ZATERDAG 9 JULI 1955.
Van dé Landbouwtelling Mei 1955 heeft het Cen
traal Bureau voor de Statistiek de voorlopige uit
komsten bekend gemaakt van de veestapel.
Uit deze cijfers blijkt, dat ten opzichte van Mei
1954 de varkensstapel een aanzienlijke uitbreiding
heeft ondergaan, doch dat in de rundvee-, paarden-,
schapen-, hoender- en eendenstapel enige inkrim
ping heeft plaats gehad.
Rundvee.
De rundveestapel bedraagt thans 2.989.300 stuks
hetgeen ten opzichte van Mei 1954 een verminde
ring betekent met 36.300 dieren (1,2
Deze achteruitgang is het grootst in de provin
cies Utrecht 4.3 Zuidholland 3,9 en
Friesland (—3,7 Een uitbreiding geven de pro
vincies Noordbrabant 4,5 Limlburg 3,3
en Zeeland (4- 1.5 te zien.
De melkveestapel omvat thans 1.508.000 dieren
tegen 1.547.500 in Mei 1954 2Met uitzon
dering van de provincie Noordbrabant waar een
toename met 2,9 heeft plaats gevonden, geven de
overige provincies een vermindering te zien, wel
ke het grootste was in de provincies Friesland
52 en Zuidholland 5,1
Varkens.
De varkensstapel is aanmerkelijk uitgebreid en
bedraagt thans 2.364.000 dieren, tegen 1D45.000 in
Mei 1054 21,9
Een dergelijk groot aantal is nog nimmer in Mei
geteld. De grootste toename geven de provincies
Noordbrabant en Limburg te zien (resp. 29,1 en
27.8
Daar het aantal gedekte zeugen eveneens sterk
werd uitgebreid (-f 25,8 moet met een nog ver
dere stijging van de varkensstapel worden rekening
gehouden
Paarden.
De gestadige achteruitgang van het aantal land-
bouwpaarden blijkt in het afgelopen jaar nog niet
tot staan te zijn gekomen.
Zo omvat de paardenstapel thans rond 220.300
dieren tegen 241.000 in Mei 1954 8,7 Ook
de fokkerij is naar het aantal gemeten sterk in
betekenis afgenomen 23,0
Alleen in de provincie Zeeland vond een uitbrei
ding van het aantal veulens plaats 2,8 In
de overige provincies is een sterke inkrimping
te constateren, welke het grootst was in de pro
vincies Limburg 49,8 en Noordholland
(—29,1
Schapen.
De schapenteelt blijkt ook dit jaar wederom
kleiner te zijn en bedraagt thans rond 377.900 stuks
tegen 407.600 in Mei 1954 7,1
Hoenders.
De uitbreiding van de hoenderstapel, welke in de
afgelopen jaren regelmatig plaats vond, blijkt thans
plaats gemaakt te hebben voor een geringe achter
uitgang 3,4 Werden in Mei 1954 in totaal
31.446.000 hoenders geteld thans bedraagt dit aan
tal 30.365.000.
de
LANDBOUWTELLING MEI 1955
(voorlopige uitkomsten)
Mei 1954
Veestapel
Rundvee, totaal
w.v. melk- en kalfkoeien
Varkens, totaal
w.v. biggen tot 25 kg:
nog bij de zeug
niet meer bij de zeug
mestvarkens
25—60 kg
60—95 kg
95 kg en zwaarder (incl.
mestzeugen en mesttoeren
gedekte, nog niet kennelijk
drachtige zeugen
kennelijk drachtige zeugen
Landbouwpaarden, totaal
w.v. jonger dan 1 jaar
3 jaar en ouder
Schapen, totaal
3.025.471
1.547.467
1.945.026
Mei 1955
2.989.298
1.507.990
2.364.118
Hoenders, totaal
w.v. jonge hennen:
36 maanden oud
6 mnd.1% jaar oud
oudere hennen
N.B. Exclusief niet-landbouwbedrijfjes kleiner
dan 1 ha.
606.455
716.416
192.370
254.955
470.912
570.151
285.713
342.058
79.601
98.075
79.819
97.846
82.125
105.845
241.382
220.348
16.067
12.364
197.544
186.723
406.601
377.865
X 1000 stuks
31.446
30.365
2.792
10.805
10.300
2.467
3.064
Goede hoeven is een nooit genoeg te waarderen
goede eigenschap voor ieder paard, voor welk ge
bruik het dan ook bestemd is.
Bij het beoordelen van een paard lette men
dan ook steeds en vooral op de vorm van de hoef
en de kwaliteit van de hoefhoorn. Er zijn vele
afwijkende hoefvormen en hoefgebreken.
Wij zullen hier de aandacht vragen voor de
meest voorkomende afwijkingen van hoefvorm en
-hoorn. Ze zijn alle nadelig voor het paard in
het gebruik
Maandelijkse
Paardengezondheidskalender
1. De platte hoef. Hierbij is de hoefvorm te week
en minder weerstandbiedend. Zoals de naam
al zegt, is de vorm te plat, de zool te weinig
uitgehold en in de regel ook te dun en daar
door dus vatbaarder voor kneuzingen. Het
ergste is dit echter het geval bij de veel te
lage verzenen, die we bij een platte hoef zien.
•Zulke lage verzenen zijn nooit sterk, ze kun
nen geen schokken verdragen en raken dan
gauw bezeerd in de onderliggende hoefleder-
huid (het z.g. „leven"), hetgeen natuurlijk
kreupelheid tot gevolg heeft. De opfok in lage,
vochtige streken kan het ontstaan van deze
hoefvorm mede in de hand werken.
2. De nauwe hoef heeft een kleine omvang en is
te smal. De hoefhoorn is hard en taai. De
verzenen zijn hoog, de zijwanden dun, de zool
is sterk uitgehold en de straal is klein. De
meest uitgesproken vorm van de nauwe hoef is
de „klemhoef", deze is vooral in de achterste
hoef helft vernauwd; de hoefhoorn is dun en
hard, met neiging tot brokkelen. Slecht be
slag en te weinig beweging geven aanleiding
tot optreden van een klemhoef. Bij een klem-
hoef komt „het leven" in de knel; paarden
met klemhoeven zijn daardoor gevoelig, heb
ben een korte gang en zijn veel kreupel.
3. De brokkelhoef. De hoefhoorn brokkelt hierbij
makkelijk af; dit kan dus veel ellende geven
bij het onderleggen en het onder de hoef hou
den van het ijzer. Wanneer een ijzer verloren
wordt, brokkelt de draagrand nog weer eens
extra af. Het onderhoud van brokkelhoeven
wordt bovendien nog bemoeilijkt omdat de
hoorngroei in de regel slecht is. Brokkel
hoeven kunnen bij alle hoefvormen voor
komen. Het ontstaan wordt bevorderd door
fouten in het beslag en in de hoefverzorging,
zoals uitdrogen van de hoeven op stal of in
werken van ammoniak uit de urine in de stal
op de hoeven. Ook door te week worden van
hoeven bij langdurig verblijf in natte weiden.
En ook door een overdreven gebruik van aller
lei hoefsmeersels.
Zoals onder ieder dezer afwijkingen is be
schreven, zijn er uitwendige omstandigheden, die
hun invloed doen gelden op het ontstaan van de
afwijkende hoef, maar vooral ook speelt de erfe
lijkheid een zeer grote rol.
Hoefgebreken erven over, net zo goed als dat
paarden met beste voeten deze op hun nakome
lingen overbrengen. Met paarden met afwijkende
hoeven moet men dus niet fokken.
De nadelen van de afwijkende hoef zullen
vooral in het oog springen bij paarden, die met
onbeslagen hoeven moeten werken, bij paarden
die veel dienst doen op de harde weg en bij
paarden waar snelle gangen van gevraagd worden,
zoals rij- en springpaarden.
Men eise dus steeds paarden met hoeven, die
goed van vorm zijn en best van hoornkwaliteit,
terwijl bovendien de grootte van de hoef bij het
paard moet passen.
Afdeling Varkens.
TOEGEKENDE PRIJZEN
Cat. no: Prijs:
RUBRIEK 1.
Beren, geboren vóór 1 Jan. 1953.
1. Beer no 618, eig. C, Pieters, St. Jansteen 2
RUBRIEK 2.
Beren, geboren in 1953.
2. Beer no 656, eig. A. J. Crombeen, Kloosterz. IA
3. Beer no 665, eig. Gebrs De Mey, Zuiddorpe 1B
RUBRIEK 3.
Beren, geboren in 1954.
5. Beer no 679, eig. Gebrs De Mey, Zuiddorpe IA
4. Beer no 689, eig. A. J. Crombeen, Kloosterz. 1B
RUBRIEK 4.
Opfokberen, geboren vóór 15 Mrt 1955.
8. Beer no 7896 i.o.,eig. Gebrs De Mey, vnd. IA
7. Beer no 7880 l.o., eig. A. J. Crombeen, vnd. 1B
9a. Beer no 7898 Lo., eig. Gebrs De Mey, vnd. 2A
9. Beer no 7897 Lo., eig. Gebrs De Mey, vnd. 2B
6. Beer no 7909 l.o., eig. C. Pieters, St. Jansteen 2C
RUBRIEK 5.
Kennelijk drachtige zeugen, geb. vóór 1 Jan. 1955.
10, Zeug no 3771, eig. A. J. Fassaert, Terhole 1
.(Zie verder pag. 491, 2e kolom onderaan.).
Nederland is op tuinbouwgebied een exportland
van betekenis. Dat is wel algemeen bekend. Als de
exporthandel er niet Ibij is op de veilingen, is dit
over het algemeen aan de prijzen te merken.
Als echter bekend is, dat er voor een zeker pro
duct geen exportmogelijkheden zijn, dan wacht
een ieder met spanning op de prijs, die de veiling-
klok zal aanwijzen. En maar al te dikwijs wordt de
angst voor lagere prijzen bewaarheid.
Als er geen export is voor een bepaald product,
komt het, vooral in onze groentecentra, maar al
te dikwijls voor, dat de klok helemaal niet stil
houdt en het product doordraait.
Toch kunnen en mogen we de binnenlandse han
del ook beslist niet onderschatten en verwaarlozen.
Deze immers is het, die in vele gevallen de groot
ste hoeveelheid van onze tuinbouwproducten al
neemt.
Zo worden ib.v. verschillende groenterassen en
fruit voor het grootste gedeelte in het binnenland
geplaatst, hetzij in verse, hetzij in verwerkte toe
stand. Toch vragen we ons af: Staren we ons niet
teveel blind op het belang van de export? Is er
geen gevaar, dat we onze beste klant, de Neder
landse huisvrouw, vergeten?
Wij zagen in de afgelopen week b.v. weer, dat het
binnenland zeer grote hoeveelheden aardbeien kon
gebruiken. Naar België was een zeer geringe
export, maar het binnenland besteedde voor verse
consumptie hoge prijzen. Men hoort nog al eens de
mening verkondigen, dat de Nederlandse huis
vrouw enkel koopt als de producten duur zijn. De
conclusie waartoe sommigen, vooral op het platte
land, al heel vlug komen, is: Als een product vo'
te koop is en niet duur, eet men het niet meer.
Toch ligt de zaak een beetje anders. In hoger
tuinbouwkringen heeft men deze zaak eens nauv
keurig nagegaan en hieilbij bleek, dat de binnei
landse handel meer koopt als de prijzen laag zijn
dan wanneer ze hoog liggen.
Als er een prijsdaling van sommige producten
is, worden de afzetmogelijkheden in vele gevallen
wel groter.
De consumptie van de meeste tuinbouwproduc
ten is sterk afhankelijk van het seizoen. In de gun
stige tijd van het jaar is de vraag naar een product
zeer groot. Komt men echter te ver voor het
seizoen of na de tijd dat een product gewild is, dan
gaat het niet meer.
Bij het ene product komt dit sterker naar voren
dan bij het andere, maar het verschijnsel is overal
waar te nemen. Vele voorbeelden wijzen er op, dat
men een bepaald product het liefst gebruikt in het
volle seizoen. Dat het weer een grote rol speelt bij
de consumptie van onze tuinbouwproducten is ook
algemeen Ibekend. Als het warm weer is, zal men
meer zacht fruit in het binnenland kwijt kunnen,
dan bij koud weer. Ook bij de afzet van groenten
spelen de weersomstandigheden een grote rol. Sla
en komkommers wil men eten als het wanm is,
maar bloemkool, peen en andijvie vraagt men als
het koud is.
Als U dit alles heeft gelezen, zult U zich afvra
gen, maar hoe staat het nu met het verbruik van
fruit en groenten? Neemt het binnenlands ver
bruik af af neemt het toe?
Hierop is moeilijk een volledig antwoord te ge
ven. Om een redelijk antwoord te kunnen geven
moet men beschikken over vele gegevens. Onder
zoekingen zijn in volle gang en hieruit blijkt, dat
er producten zijn waarvan het verbruik sterk toe
neemt, maar er zijn er ook waarvan het afneemt.
Over de gehele lijn is er van een stijgend fruit
en groenteverbruik in ons land sprake.
Om het verbruik van fruit en groenten te stimu
leren, wordt de laatste jaren zeer veel voorlich
ting gegeven. Eén van de belangrijkste schakels in
deze voorlichtingsreeks is wel de groenteman, die
een ieder ongetwijfeld wel eens voor de radio heeft
gehoord.
Naast deze vorm van voorlichting over gebruik
van fruit en groenten worden ieder jaar 1 Yz mil-
lioen vouwbladen onder het Nederlandse publiek
verspreid. Het Centraal Bureau van de Tuinbouw
veilingen verzorgt deze actie. Wij kunnen -enkel
maar de hoop uitspreken, dat met deze vorm van
reclame zal worden doorgegaan, want het is onge
twijfeld belangrijk, dat het gebeurt. We leven in
een eeuw van reclame. De tuinder heeft hiermede
gelijke tred te houden, want doet hij dit niet dan
raakt hij achter en hij zal het merken bij de afzet
van zijn producten. Het publiek dient er op gewe
zen te worden wat er te koop is en wat het kost.
Dit is geen eenvoudige zaak, maar een harde
noodzaak. Gelukkig is men in de hoogste tuin
bouwkringen hiervan voldoende doordrongen. We
kunnen enkel de hoop uitspreken, dat men ook een
keer meer aandacht zal schenken aan het fruit.
Dit gebeurt ook al, maar wij hebben soms het ge
voel, dat men groente belangrijker vindt dan fruit.
Een ieder zal er van doordrongen zijn, dat het
geld, dat wordt besteed voor reclame, ten alle tijde
wel besteed is.
De teler dient er voor te zorgen, dat de produc
ten, die hij heeft aan te bieden, voor zichzelf ook
reclame ztjn, dat wil zeggen van eerste kwaliteit
Als hij hiervoor zorgt, is er ook in het binnenland
nog een grote markt.