Een leven in dienst van de Zeeuwse landbouw Jaarverslagen
HET NIEUWE ERELID
VAN DE Z. L. M.
ZATERDAG 2 5 JUNI 195 5.
450
De heer L. van Dijk uit Schoondijke is een be
wegelijk gastheer als we hem in z'n school de
R.L.W.S. te Schoondijke opzoeken.
Hij heeft trouwens zijn hele leven niet best
stil kunnen zitten en als hij straks per 1 Juli met
pensioen gaat, dan is dat welverdiend.
Hij weet op aantrekkelijke wijze het verleden
te doen herleven. En hij neemt ook niet bepaald
èen blad voor de mond als hij vertelt over zijn
■Wederwaardigheden. Dan worden er wel eens
harde noten gekraakt. Helaas kan niet iedereen
een dergelijke eerlijkheid verdragen en zo zijn er
wel eens spanningen opgetreden, wanneer men
hem zijn openhartigheid kwalijk nam.
Het verleden, waarin hij door hoogte- en diepte
punten heen 38 jaren de Zeeuwse landbouw heeft
gediend met al zijn krachten, is voor hem een
levende zaak.
Het begon in 1917 toen hij benoemd werd tot
2e Secretaris van de Zeeuwse Landbouw Maat-
Egggggn BgBffla
Op de Woensdag j.l. te Hulst gehouden algemene
vergadering werd de heer L. v. Dijk uit Schoondijke
benoemd tot Erelid van de Z. L. M.
(Vervolg van pag. 458)
ben geleid, veranderd zijn.
De landbouw is direct na de tweede wereldoorlog,
tien jaar geleden, zeer geporteerd geweest voor
publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie. Wel heeft de
enorme vertraging in het uiteindelijk totstand
komen veel van dit vernieuwingsenthousiasme ge
blust. Doch er bestond tenslotte overeenstemming
tussen de drie boeren- en de drie landarbeiders-
organisaties over de inrichting van het Landbouw
schap, daarbij inbegrepen de mogelijkheid van con
tributie-aftrek op de heffing.
Dat de vertegenwoordigers van twee der centrale
arbeidersorganisaties thans desalniettemin in de
S. E. R. tegén dit beginsel stemmen, is al een zeer
bittere pil voor de boerenorganisaties, en houdt
een waarschuwing in t.a.v. de betrekkelijke waar
de van dit soort overleg dat op lager niveau ge
voerd wordt met sterk door toporganisaties gebon
den partners.
Het beginsel van de P. B. O., de zelfwerkzaam
heid, acht de landbouw als tevoren juist. Maar zij
wenst het beginsel in redelijkheid toepasselijk te
zien. Wanneer het gevoe! gaat overheersen, dat
het toezicht krachtens de Wet, veel meer gaat
worden dan toezicht alleen, dat de centralisatie
dra ng niet meer te stuiten is, dat men niet meer
zelf kan doen, maar opnieuw geregeerd gaat wor
den door een ver lichaam, dat de practijk niet kent,
dat ais een godheid ver van het gewone volk staat,
dat men geregeerd wordt in de n.b. vrije landbouw
ondernemersorganisatie door centralisten voor wie
de grootheid van het toporgaan primair telt en
bestaande uit tweemaal één derde vreemdelingen
in plaats van bedrijfsgenoten plus nog de nodige
vertegenwoordigers van concurrerende bedrijfs
sectoren, wanneer dat gevoelen in de landbouw
zou gaan overheersen, dan kunnen wij alleen de
waarschuwing doen horen, dat men daarmede de
P. B. O. van den beginne af een dode letter maakt
en dat men juist wat men wil bereiken, n.l. een
bloeiende bedrijfsorganisatie stoelend op het vrije
organisatieleven, met eigen handen afbreekt.
Grondslag voor de Zeeuwse boerenstand.
Laten we terugkeren tot wat ons hier samen
brengt in dit Land van Hulst.
In 1591 veroverde Maurits de stad Hulst op Par
ma, overigens zonder slag of stoot. Doch het voor
land is omstreden gebleven, want wie het speciale
nummer van ons Landbouwblad goed gelezen heeft,
heeft ook hier weer kunnen vinden de eeuwenlange
taaie strijd van de landman om zijn grond in het
delta- en kustgebied. Ongebroken is de geest ge
bleven van het geslacht dat hier mocht wonen en
dat hetzij in geloof, hetzij in vertrouwen, telkenjare
opnieuw streefde naar de oogst.
Kortgeleden zagen we een foto van een Noord-
Afrikaanse boer achter zijn ploeg met een os er
voor, haast onvindbaar temidden van een zwerm
sprinkhanen, ploegende met de onwrikbare hoop
en geloof, dat de aarde vrucht zou geven. Dit ge
loof, dat de aarde ons is, mitsgaders hare volheid,
zoals het Bijbelwoord zegt, heeft ons voorgeslacht
gedreven en moge ook de grondslag blijven voor
otize Zeeuwse boerenstand.
schappij, waarvan toendertijd de heer Kielstra
Secretaris was.
Er was, eo vertelt de heer van Dijk ons
toen een reissecretaris en een werksecretaris. In
die periode heeft hij vele commissies als secretaris
gediend. Later kwam hij weer in nauwer con
tact met de Z.L.M., doordat hij benoemd werd tot
adviserend lid van het Dagelijks Bestuur der
Maatschappij.
In 1924 kreeg hij de gelegenheid de eerste
lagere landbouwschool in Schoondijke te gaan op
richten. Hij heeft dat ondanks de vrij slechte
vooruitzichten graag gedaan, omdat het onderwijs
z'n volle interesse had. Noodgedwongen bleef hij
de redactie van het Zeeuwsch Landbouwblad erbij
verzorgen, om aan de kost te komen. Het was ook
niet erg reëel, dat er wei een tweede leerkracht
op de school benoemd mocht worden, maar dan
moest die door het hoofd betaald worden.
Ook was de heer van Dijk in die eerste jaren
verbonden aan het landbouwhuishoudonderwijs,
waarvan hij de eerste groei mocht meemaken en
zo kon hij met recht zeggen, dat het een periode
van hard werken was.
En als dan het leerlingenaantal van de lagere
landbouwschool, ondanks alle inspanning, de tien
maar niet wil overschrijden, dan is het te begrijpen
dat er veel uithoudingsvermogen gevraagd werd.
De lagere landbouwscholen hebben bovendien
omstreeks 1928 aan een zijden draadje gehangen,
doch mede dank zij het krachtige geluid van de
Veldbode zijn ze gebleven en zijn ze uitgegroeid
tot onmisbare instellingen in de landbouwwereld.
In 1933 begon het werk van de N.A.K., doch
ook hier was aanvankelijk veel tegenstand te over
winnen, omdat velen de mensen van de theorie
er uit wilden weren.
De heer van Dijk kan verder met rechtmatige
trots vertellen dat hij de eerste aardappelselectie-
cursus in Zeeland heeft gegeven. In die jaren was
de export van pootgoeó vanuit Zeeland erg be
langrijk, wat door een hoeveelheid van 22 millioen
kg per jaar voldoende wordt geïllustreerd.
Een groot moment in zijn leven is ongetwijfeld
ook geweest de beslissing dat de lagere landbouw
school in Sschoondijke mede op advies van de
Z.L.M. tot Rijkslandbouwwinterschool werd
verheven. Wat voor complicaties dit heeft
gegeven is mei in een paar regels te verteiien,
doch het is zeker dat het niet gemakkelijk ge
weest is in deze oorlogsjaren N.S.B.-invloeden
buiten de deur te houden.
Een jaar later wordt de heer-van Dijk benoemd
tot Rijkslandbouwconsulent voor Zeeuws Vlaan
deren. Hij heeft deze functie waargenomen tot
1950, toen hij wegens gezondheidsredenen deze
functie neer moest leggen.
Als de meest in het oog springende resultaten
van deze periode noemt hij de algemene bekend
heid met het grondonderzoek en de oprichting van
9 studieclubs met ongeveer 500 leden, die zich ook
nu nog in een grote bloei mogen verheugen.
Als consulent voor het landbouwonderwijs in
Zeeuws Vlaanderen heeft hij ook nu nog dagelijks
te maken met het lagere landbouwonderwijs en
het cursorisch onderwijs in de streek.
Er zijn zo verklaart de heer van Dijk te
veel lagere landbouwscholen en ze zijn te gemak
kelijk gesticht. Nu zit men met de moeilijkheid
al deze scholen bevolkt te krijgen.
Wat het cursorisch onderwijs betreft, betreurt
hij het gebrek aan samenwerxing, waardoor er
vaak genoeg geen enkele cursus komt in plaatsen
waar eigenlijk voldoende leerlingen te vinden
zouden zijn.
En dan is de heer van Dijk ook nog lang niet
uitgepraat over zijn eigen school, die met een
goed onderhouden schooltuin een prettige en mo
derne indruk maakt. Gedurende ue zomermaan
den worden er ook nog lessen gegeven om de
jongens in staat te stellen vooral ae groei van de
planten op het bedrijf goed te kunnen volgen,
waardoor de leerstof dichter bij de praktijk wordt
gebracht.
En als het diploma dan behaald is, komen de
jongens nog eens op de z.g. derde jaarscursus,
waar ze gedurende 6 dagen nog eens les krijgen
over speciale actuele onderwerpen.
Meestal valt deze cursus na het volbrengen
van de militaire dienst. Of er ook een derde leer
jaar aan de landbouwwinterscholen verbonden
moet worden De heer van Dijk acht dit niet
noodzakelijk als de vooropleiding van de leerlin
gen maar wat gelijker en.... beter zou zijn. Nu
krijgt men vaak leerlingen van zeer verschillende
vooropleiding in de klas, waardoor het peil van het
onderwijs sterk gedrukt wordt.
Wanneer alle leerlingen 3 jaar U.L.O. gehad
zouden hebben en 1 jaar praktijk, zou het huidige
schooltype gehandhaafd kunnen blijven en zóu er
voldoende tijd vrij komen om het programma uit
te breiden.
We nemen daarna afscheid van een werkzaam
man. Iemand die jarenlang gewerkt heeft zolang
het dag was en ook wel eens langer en nu
van r.ijn rust gaat genieten. Oi daar veel van
terecht zal komen, weten we niet, want daarvoor
heeft de heer van Dijk teveel hobby's.
En een heel drukke dag staat hem in ieder ge
val nog te wachten. Als hij op Zaterdag 2 Juli
van 14.30 uur tot 17 uur receptie houdt in hotel
„de Zwaan" te Schoondijke, zullen velen de ge
legenheid om hem te huldigen, gaarne aan willen
grijpen.
Boeren, oud-leerlingen en organisaties zullen
hem dan een afscheid aanbieden en hem danken
voor het vele, dat hij voor alien in zijn werkzaam
leven betekend heeft. B.
„Daarenboven zijn de spreekuren en voorlich
tingsavonden welke in deze gebieden worden geor
ganiseerdvoor mij een bewijs, dat diegenen dï€
met de herverkaveling zijn belast, bezield zijn van
een streven hen, die hieronder vallen, zoveel mo
gelijk van voorlichting te dienen."
Zo schrijft de Commissaris van de Koningin in
het woord vooraf bij het verslag over de jaren 1953
en 1954 van de Herverkavelingscommissie Zeeland.
Dit verslag geeft redenen het uit de grote stroom
van jaarverslagen te lichten en er eens even bij
stil te staan wat we met jaarverslagen willen be
reiken.
o
Het lijkt er wel eens op dat een jaarverslag een
verzameling van alle wetenswaardigheden moet be
vatten die een dienst in één jaar heeft kunnen
verzamelen. Hoe groter het boekwerk, hoe beter
het is. Dat de meeste verslagen daardoor verschij
nen op een tijdstip dat de gemelde feiten slechts
historische betekenis hebben, schijnt de samenstel
lers niet veel te deren. Zo worden deze jaarversla
gen een samenvatting van ar chief-gegevens, die
voor de belangstellende buitenstaander moeilijk te
verteren zijn, temeer daar de verslagen doorgaans
door meerdere schrijvers in elkaar zijn gezet en
daardoor geen eenheid vormen.
Het fraai uitgevoerde boekje dat de Herverka
velingscommissie het licht heeft laten zien, telt
slechts 64 pagina's. Het is eenvoudig van opzet
goed leesbaar en vermoeit de lezer niet met afscheid
van typistes of vele getallen die zich aan de be
oordeling van de lezer onttrekken.
Het boekje geeft daarentegen de hoofdlijnen
waarlangs de herverkaveling zich voortbeweegt, ge
ïllustreerd aan de hand van de taak der met het
omvangrijke werk belaste commissies.
Met foto's en kaartjes wordt de gevolgde werk
wijze verduidelijkt en we moeten zeggen dat men
ondanks deze bescheiden opzet een uitnemende in
druk krijgt van de herverkaveling in al zijn ge
ledingen. Niet alleen over datgene wat reeds ge
beurd is, doch ook over alles wat nog gebeuren
moet. Zo geeft dit jaarverslag tevens een toekomst
beeld dat juist door z'n eenvoud aanspreekt.
o
Men kan niet ontveinzen dat een nieuwe instel
ling als de Herverkavelingscommissie, meer dan
andere reeds gevestigde instellingen, behoefte heeft
aan een jaarverslag dat goed leesbaar is en aan
spreekt. Velen hebben uit hoofde van hun werk
of belangstelling met dit veelomvattende werk te
maken, en interesseren zich ook voor de voortgang
die hiermee gemaakt wordt.
We zijn dan ook geneigd het gezegde van de
Commissaris der Koningin: „allen die wat met de
herverkaveling te maken hebben" ruim te nemen
in die zin, dat hier velen onder vallen.
Mede gezien het karakter, leent dit boekje zich
om op ruime schaal te worden verspreid en naar
men ons mededeelde is de oplage van 1000 stuks
dan ook vrijwel geplaatst. Hoewel een dergelijke
oplage op het eerste gezicht royaal aandoet, kan
men er toch wel van op aan dat nog honderden
leidinggevende personen in de provincie graag een
exemplaar op hun schrijftafel zouden hebben.
o
Uiteindelijk dient men een dergelijk jaarverslag
immers ook te beschouwen als het verslag van een
cultuurtechnische veldslag die in een viertal ge
bieden van Zeeland wordt geleverd.
De gevolgen hiervan raken niet alleen de grond
gebruikers, doch allen die leven op het platteland.
Processen die anders wellicht nog tientallen jaren
nodig gehad zouden hebben, worden nu versneld
en zullen bij het niet tijdig in banen leiden, on
aangename consequenties kunnen hebben voor de
plattelandseamenleving als geheel.
Het is zaak dat de leidinggevende personen op
het platteland deze ontwikkelingsgang in de her
verkaveling s gebieden nauwlettend volgen.
Het snel uitgevoerde cultuurtechnische werk
vraagt om d^uitvoering van werken op maatschap
pelijk en cultureel terrein.
De Herverkavelingscommissie heeft in haar jaar
verslag een basis gelegd, waarop de organisaties
voort kunnen bouwen.
Als zodanig kan de commissie het verslag be
schouwen als een ambassadeur, die niet na zal laten
goede betrekkingen op te bouwen. B.