LUCHTGEKOELDE BEWAARPLAATSEN De bestrijding van valse meeldauw in zaai-uien en uienzaad LET OP DE UITBREIDINGSPLANNEN WIJZIGING ROOIDATUM ▼oor ontheffing vruchtwisselingsvoorschriften bij VROEGE AARDAPPELEN 372 ZEEUW SCH LANDBOUWBLAD Het inbrengen van aardappelen in Het bewaren van aardappelen in gebouwen neemt nog altijd toe. Deze nieuwe methode werpt ook weer nieuwe problemen op. Reeds dadelijk bleek het inbrengen van aardappelen een knel punt te vormen. Weliswaar kunnen deze ruimten geheel met de hand gevuld worden, maar vaak brengt dit practische bezwaren mee. Niet alleen denken we hierbij aan het arbeidsprobleem. Steeds hoger is men gaan storten. De eerste be waarplaatsen waron berekend op een storthoogte van 2 ;n., terwijl nu dikwijls al tot een hoogte van 3% m. gegaan kan worden. Men kan het wei*k gemakkelijker maken door een electrische zakkenheffer in te schakelen als de cel tot aan de bak van de wagen gevuld is. Door het aanbrengen van horizontale loopplanken kan het sjouwen met kisten of zakken van een moeizaam tot een redelijk werk worden terugge bracht. Er is echter een grote behoefte om het inbren gen van aardappelen nog verder te mechaniseren. Met een goede aardappeltransporteur kunnen de vakken of cellen door één man gevuld worden. Op diverse plaatsen wordt er al enige jaren met verschillende modellen geëxperimenteerd. In de praktijk is wel gebleken dat het niet zo eenvoudig is om een geschikte transporteur te maken die een voldoende opvoerhoogte heeft. Vooral in de oudere typen bewaarplaatsen met smalle gangen speelt de wendbaarheid ook een grote rol. Daarnaast moet de transporteur niet te zwaar worden, daar hij anders niet door één per soon verplaatst kan worden. En wat het te transporteren product betreft, geldt: „Spaar de aardappelen". En tenslotte wordt er prijs op ge steld dat de transporteur ook nog voor andere doeleinden geschikt is, b.v. voor het transport van zakken (aardappelen, kunstmest, graan) en balen stro of hooi. Al deze voorwaarden zijn moeilijk te combi neren. Een transporteur die een voldoende op voerhoogte heeft, zal een behoorlijke lengte moe ten hebben. Een hoop aardappelen van 3 m. hoogte heeft een talud van 6 a 7 m. De transpor teur moet in staat zijn deze afstand te overbrug gen. Hiertoe moet de band in horizontale rich ting ongeveer 5 m. voor de wielen uitsteken. Deze afstand wordt de oversteek genoemd. Is die niet groot genoeg, dan komen de wielen in de aard- appelhoop te staan. Dit is ook wel weer enigszins te verhelpen door een schot voor de wielen te plaatsen. Bij het verplaatsen brengt dit veel moei lijkheden mee, vooral als men niet de beschikking heeft over een roostervloer. Een transporteur met een voldoende opvoerhoogte heeft door zijn grote lengte een geringere verplaatsbaarheid. Vooral in bewaarplaatsen met een smal mid denpad zal dat onoverkomelijke bezwaren op leveren. Hier zal men zijn toevlucht moeten nemen tot een horizontale afvoerband in de cel. De transporteur kan dan in de lengterichting van de gang opgesteld worden. Er bestaat nog geen transporteur, die in alle typen bewaarplaatsen voldoet. Daarvoor zijn de verschillen in inrichting van deze gebouwen te groot. Om nu een overzicht te krijgen van wat er mo menteel aan geschikt materiaal in de handel is, zal op 26 Mei 's namiddags te 13 uur in de grote met buitenlucht gekoelde bewaarplaats van de Wil- helminapolder een demonstratie gegeven worden. Daar zullen niet alleen verschillende typen transporteurs in het werk te zien zijn, maar ook zal de methode met de zakkenheffer gedemon streerd worden. Bovendien zullen de transpor teurs, indien ze hiertoe in staat zijn, ook zakken aardappelen en pakken stro verplaatsen. De Ingenieur voor het Onderzoek, Ir. M. SANDERS. ARNEMUIDEN. Van 3 Mei 1955, gedurende 14 dagen, ligt ter ge meente-secretarie voor een ieder ter inzage het door de Raad vastgestelde plan tot herziening van het plan van uitbreiding in onderdelen. Belanghebbenden, die zich met bezwaren tot de Raad hebben gewend, kunnen binnen zes weken na bovengenoemde termijn hun bezwaren indienen bij Gedeputeerde Staten. Voor de telers van vroege aardappelen be stond de mogelijkheid om na een gewas aard- appelen reeds in het tweede daaropvolgende jaar wederom aardappelen te verbouwen, mits het eerste gewas vóór 20 Juni was gerooid. In de praktijk kon men van deze ontheffings mogelijkheid echter maar spaarzaam gebruik maken, daar vóór 20 Juni weinig vroege aard appelen rooirijp zijn. Daarom werd overwogen in hoeverre aan de wensen van de praktijk tegemoet kon worden gekomen, zonder dat het gevaar van optreden van aardappelmoeheid wegens onvoldoende vruchtwisseling te groot werd. Het resultaat hiervan is geweest, dat deze rooidatum naar een iets later tijdstip is verlegd. Dit is met een zekere schroom gebeurd, daar iedere dag dat een aardappelplant in de periode JuniJuli langer groeit ook de kans groter is dat een niet aan toonbare zeer lichte besmetting zich verder op bouwt tot een na enige jaren wel aantoonbare besmetting, waarna dus een teeltverbod zou moeten volgen. De telers van vroege aardappelen wordt in verband hiermede dan ook aangeraden de hier onder genoemde verplichte einddata, waar moge lijk, vrijwillig zoveel mogelijk te vervroegen. De nieuwe regeling luidt: Waar een gewas aardappelen vóór 28 Juni van het teeltjaar is gerooid, kan door de directeur van de Plantenziektenkundige Dienst ontheffing worden verleend van de vruchtwisselingsvoor schriften, in die zin dat reeds in het tweede daar opvolgende jaar de teelt van aardappelen op de zelfde grond wordt toegestaan. Opdat gecontroleerd kan worden dat de aard appelen inderdaad tijdig gerooid zijn, dienen aan vragen voor ontheffing vóór 1 Juni schriftelijk te worden gericht tot de Commissie voor de Be strijding van Plantenziekten en Plagen in de pro vincie waarin het betreffende perceel is gelegen. Het adres van deze commissie is Grote Markt 28a te Goes. 'Advertentie.) In goede handen BIJ de Nederlandse boer Is het bedrijf in goede' handen. Hij kent zijn vak en weet van aanpakken. Maar niemandyis zéker van zijn handen. Daarom Is het lot van een boer derij,- de mensen die er wonen en werken, de veestapel en nog zoveel méér eigenlijk, alleen dan in goede handen als er ook voor de toekomst gezorgd Is. Daarbij kan de NATIONALE U helpen. Duizenden handen staan In dat grbte bedrijf klaar om de zekerheid te geven die één paar handen 'alleen, nooit veroveren kan. Niet voor niets hoort men vaak zeggen: Zekerheid, een Nationale traditie! fct een aantrekkelijk boekje met veel foto's, wordt over het Nederlandse boerenbedrijf en de zorg voor de toekomst veel verteld. Het heet: „Het wisselen der seizoenen". Als U deze onderstreepte woorden even op een briefkaartje schrijft en met Uw naam en adres aon ons zendt, sturen wij U dit boekje i gratis en zonder enige verplichting i toe.r Clrco 2'/i milliard verzekerd bedrag De slechte resultaten de laatste jaren met de teelt van uien verkregen, kunnen voor een belang rijk deel toegeschreven worden aan de voorgeko men ernstige aantasting door koprot en valse meeldauw. Evenals in 1953 was ook het vorig jaar de scha de veroorzaakt door valse meeldauw groot. Door het ontijdig afsterven van de uien werd in vele ge vallen de opbrengst zeer ongunstig beïnvloed. Niet alleen, dat hierdoor vooral in -1954 de opbrengst ver Ibeneden het gemiddelde bleef, doch tevens had de aantasting een zeer nadelige invloed op de kwa liteit van het product. Het percentage uitval na be waring was dan ook hoog, terwijl over het alge meen de kleur van het product te wensen over liet. Bij de teelt van uienzaad was de door valse meel dauw teweeggebrachte schade eveneens zeer aan zienlijk. Hoewel de weersomstandigheden voor het optreden van deze ziekte de laatste jaren schijn baar gunstig geweest zijn, had naar onze mening door het toepassen van een doelmatige bestrijding de schade belangrijk beperkt kunnen worden. Proefnemingen hebben n.l. aangetoond, dat het toestrijden van valse meeldauw met succes kan ge schieden. Omtrent de hierbij te volgen werkwijze, volgen onderstaand nadere bijzonderheden. Voor een goed inzicht in het „waarom" van de bestrijdingsmethode is het gewenst, nader in te gaan op de ontwikkeling van de ziekte in het veld. In de belangrijkste teeltgebieden, gelegen in het Z.W. van ons land, wordt naast de teelt van zaai- uien een uitgebreide uienzaadteelt aangetroffen. In het merendeel van deze percelen uienzaad kun nen reeds vanaf half Mei secundair zieke planten aangetroffen worden. De ziekteverwekkende schim mel kan n.l. gedurende de winter in de bol van een aangetaste plant overblijven. Ofschoon het aantal waargenomen secundair zieke planten meestal zeer gering is, zijn deze voor de verspreiding van de aantasting zeer gevaarlijk. De aanwezigheid van de aldus verkregen be smettingshaarden hebben niet alleen funeste ge volgen voor het betreffende perceel uienzaad, doch bij voor uitbreiding van valse meeldauw gunstige weersomstandigheden kunnen ook omliggende percelen zaai-uien reeds vroeg in het groeiseizoen aangetast worden. Het is hierdoor, dat in het Z.W. van ons land de eerste aantasting van valse meel dauw in het zaai-uiengewas meestal reeds in het begin van Juni wordt waargenomen. In de uienge- bieden van Noord-Holland daarentegen, waar min der uienzaad verbouwd wordt, treedt primaire aan tasting in zaai-uien dan ook op een later tijdstip op. Bij de keuze van een voor de teelt van zaai-uien te bestemmen perceel dient rekening te worden gehouden met de ongunstige invloed,die door in de omgeving aanwezig uienzaad veroorzaakt wordt. Ook het telen van uien naast een hoogopgroeiend gewas zoals mais, boomgaarden enz. moet ontra den worden, terwijl tevens door een juiste N-be- mesting een te welige loofontwikkeling vermeden moet worden. Naast het treffen van deze cultuur maatregelen is gebleken, dat mits als voorbehoeds middel aangewend, zaai-uien met succes met zineb- preparaten behandeld kunnen worden. Ook met manzate zijn in 1954 zeer gunstige resultaten ver kregen. De behandeling dient te bestaan uit vernevelen van zineb-preparaten of manzate naar een hoeveel heid van 3 kg/ha in 150 1/ha onder toevoeging van Grasselli uitvloeier hechter 1 4000, voor zover nog niet aanwezig in het gebruikte middel. Voor het Z.W. van het land dient de behandeling de le week van Juni te beginnen en om de 710 dagen herhaald te worden tot begin Augustus. Voor Noord-Holland zal in het algemeen, maar dit hangt sterk af van de besmettingsmogelijkheden, later begonnen kunnen worden en wel omstreeks eind Juni. Hoewel voor het aangeven van een bestrijdings wijze in zaaduien de proeven tot nu nog geen po sitief advies wettigen, is het toch van belang hier in een bestrijding uit te voeren. In de eerste plaats moeten zodra zichtbaar, de secundair zieke planten verwijderd worden. Tegelijk hiermede dient met het bespuiten van het gewas, met zineb-prepara ten, te worden begonnen. Voor de hierbij in acht te nemen tussenpozen bij de bespuitingen, alsmfede de te gebruiken concentratie en hoeveelheid sproei- vloeistof, wordt verwezen naar hetgeen hierboven voor zaai-uien medegedeeld werd. Voor een goede bedekking van het gewas is het bij daartoe gunsti ge weersomstandigheden aan te bevelen het gewas van 2 kanten te bespuiten. Teneinde de bespuitin gen zolang mogelijk te kunnen herhalen, is het bij dit gewas noodzakelijk op regelmatige afstanden paden aan te leggen. J. L. KOERT. Stichting Nederlandse Uienfederatie. Middelharnis, Mei 1955.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1955 | | pagina 4