Een voortrekker in de landbouw.
Trekken en duwen.
J. L. GROENEWEGEN:
ZATERDAG 2 1 MEI 195 5.
371
Jacob Groenewegen is 45 jaar boer geweest op de hoeve „Ravensoord" te St Maartensdijk. Daar
ligt ook het zwaartepunt van zijn werk, omdat hij ondanks al zijn organisatorische talenten en
de vele functies die hij bekleed heeft, in hart en nieren boer is gebleven.
Een gesprek met deze 80-jarige gaat dan ook in de eerste plaats over datgene wat hij in de jaren
18981943 op het bedrijf zelfstandig gebrobeerd heeft in een tijd, toen de landbouwwetenschap de
kinderschoenen nog goed pasten.
Een buurman wist. dat hij altijd bij Groenewegen
terecht kon en zei daarom: „Als ik zo eens wat
weten wil, steek ik m'n hoofd maar over de dijk".
Hij kwam het dan ook te weten, want Groene
wegen was vrijgevig met z'n kennis, al liep hij er
niet direct mee te koop. Ondanks dat sprak hij op
de Wageningse aardappeldagen van 1924 over de
bewaring van pootgoed en consumptieaardappelen,
terwijl hij in 1930 op een ontwikkelingsdag van de
Z. L. M. het woord voerde over datgene wat hij op
zijn bedrijf gevonden had.
Hij ging z'n eigen gang en liet de verhalen „dat
't hem van boven ging mankeren, omdat hij voor
erwten en vlas ruiters ging gebruiken", rustig over
zich heengaan.
En twintig jaar later volgden die anderen z'n
goede voorbeeld. Het valt niet mee om voortrek
ker in de landbouw te zijn; vooral niet in een tijd
waarin de kennis van de landbouw gering is en de
boeren des te meer geneigd zijn de overgeleverde
ervaringen als basis voor de bedrijfsvoering te ge
bruiken.
„Ravensoord" is in feite jarenlang een bedrijf ge
weest, waarvan Groenewegen door het nemen van
allerlei proeven de resultaten wilde verbeteren.
Oorspronkelijk bestond het bedrijf nog voor 20%
uit grasland, doch in 1943 was er naast 47 ha bouw
land, nog maar 2 ha weiland over.
Voor die resultaten waren proefveldjes nodig,
waaruit o.a. bleek dat hopperups de goedkoopste en
beste stikstofverzamelaar was, met gemiddeld 150
kg N. per ha, terwijl wikken niet verder dan 90
kg komen. Ook werd de invloed van die groenbe-
mesting vergeleken met die van de stalmest. En het
resultaat was, dat na 1905 gedeelte van het be
drijf met groenbemesting werd ingezaaid.
Zo werd 50 van het bouwland met tarwe, gerst,
haver en vlas bezaaid; 40 met suiker- en voeder
bieten, aardappelen en uien en de overblijvende
10 met erwten, veldbonen en lucerne.
NIET MEER LOS KUNNEN LATEN.
In 1905 begon Groenewegen met een zelf ontwor
pen kostprijsboekhouding, die hij jaar voor jaar
tot 1943 heeft doorgevoerd. Want toen hij er een
maal mee bezig was, kon hij het ondanks al het
werk dat er aan vastzit, niet meer loslaten. De be
rekeningen die hij opstelde waren nog verfijnder,
dan die welke het L. E.I. toepaste. Zo rekende hij
niet de werktuigkosten per ha uit, doch per gewas.
Want je kunt, zo redeneerde hij, toch niet een dors
machine op bieten afschrijven.
In 1905 besproeide hij zijn aardappels voor het
eerst met een rugsproeier en zo verklaart hij: „Ik
had er een uitbundig succes mee".
Overigens heeft Groenewegen meer met aard
appelen te maken gehad dan het sproeien alleen.
In 1911 begon hij met de stamboomselectie en wist
3 a 4 stammen van Zeeuwse blauwen en 10 stam
men van de Eigenheimer te kweken, die de aardap
pelteelt in de hele omtrek ten voordele geweest
zijn.
O'ok de bewaring had zijn belangstelling en het
resultaat hiervan waren van hout, stro en asfalt
gemaakte hutten, die lang stand hebben gehou
den, voordat ze door de bewaring met luchtkoeling
verdrongen werden. Hoewel Groenewegen deze
hutten in 1924 op een Aardappeldag in Wapenin
gen reeds aanbeval, moest Ir Verhoeven in 1930
vaststellen dat het bewaringsvraagstuk niet de
volle belangstelling van de verbouwers had, daar
slechts enige verbouwers zijn voorbeeld hadden na
gevolgd. Ook hierin was hij zijn tijd dus ver voor
uit, daar deze hutten later veel meer navolging
hebben gevonden.
Grondverbeteraar zonder subsidie is Groenewe
gen ook al geweest, toen hij zijn land met eigen
arbeiders egaliseerde, sloten dempte en drainreek-
sen legde. Dat leggen van drainreeksen en het daar
bij behorende landmeten en waterpassen, had hij
weer ergens in Nederland geleerd van een oude
schoolvriend, De Geus, die later bij de Heide Maat
schappij terecht kwam. En de kraagloze buizen, die
in een samengestelde drainreeks werden gelegd,
hebben het ondanks alle sombere voorspellingen
50 jaar uitgehouden en vormen zo de beste recla
me voor dit systeem.
De mechanisatie heeft zijn belangstelling ook al
vroeg gehad.
„Hij kon zulke gekke kunsten niet verkopen of
we konden hem baas", vertelt Groenewegen als we
het over de eerste motordorsmachine hebben, die
in 1901 werd aangeschaft. Daar moest dan wel eens
de nachtrust aan worden opgeofferd.
ORGANISATIEMAN TEGEN WIL EN DANK.
Ook over het werk in de organisaties op land
bouwgebied heeft Groenewegen z'n sporen wel ver
diend. al was hij altijd weer blij als hij thuis op het
bedrijf terug was. Ondanks dat kan men niet be
paald zeggen, dat hij het werk voor de gemeen
schap schuwde.
Direct bij het overnemen van de leiding van het
ouderlijk bedrijf lid van de Z. L. M. geworden, was
hij in 1900 reeds voorzitter van de vereniging van
oud-leerlingen van de R. L. W. S. te Dordrecht en
werd hij daardoor betrokken bij pogingen een na
tionale bond op te richten. Dat bracht hem het hele
land door, waardoor hij z'n toch al ruime kennis
van de Nederlandse landbouw nog weer kon ver
groten.
Vier en twintig jaren voorzitterschap van de
aankoopvereniging in St Maartensdijk, een 20-jarig
bestuurslidmaatschap van de kring Tholen der
Z. L. M., gevolgd door een 16-jarige loopbaan als
vice-voorzitter en 4 jaar voorzitter van de kring
en lid van het Dagelijks Bestuur der Z. L. M., het is
niet uit te vlakken, wanneer men nog weet dat
Groenewegen de Z. L. M. ook nog gediend heeft in
ve'e commissies die bepaalde onderwerpen kregen
te bestuderen.
In 1911 was hij één'der mede-oprichters van de ge-
wassenkeuring en later ook steeds ten nauwste bij
de ontwikkeling en groei van dit werk betrokken.
Ook de werkgeversbelangen heeft hij tientallen
jaren behartigd, eerst op Tholen en later, toen be
hoefte vverd gevoeld aan een wijder verband, ook op
provinciaal niveau. Maar, zo vertelt Groenewegen,
„dat heeft niet veel uitgehaald, want de boeren
waren er niet voor te vinden". Daar heeft hij zich
echter nooit te veel van aangetrokken. Zo had hij
in 1945, toen het zijn tijd was om uit het gelid te
treden, vele functies die door jongeren moesten
worden ingenomen
En nu, io jaar later, is Groenewegen nog jong
genoeg van geest om die oude herinneringen op
smakelijke en ordelijke "manier te kunnen vertel
len, ook uit z'n jeugd, die toch wel heel anders is
als die van de huidige. Hoor hem vertellen hoe hij
op 20-jarige leeftijd op z'n verjaardag naar Bergen
op Zoom, een afstand van 24 km „mocht" lopen.
Dat was dan in de periode dat hij reeds door
zelfstudie zichzelf door het lezen van boeken en
tijdschriften trachtte te ontwikkelen, nadat hij van
43—15 jaar nog 3 maanden per jaar les had gehad
en van 1517 jaar lessen in rekenen en meetkunde.
Op 21-jarige leeftijd was hij de eerste Zeeuwse
leerling die de toen" juist opgerichte landbouwwin-
terschool in Dordrecht bezocht.
Waarom hij niet naar Goes ging. vroegen we
hem. Naast het feit, dat zijn ouders in Dordrecht
goede kennissen hadden, wilde hij zelf ook wel eens
graag in een andere omgeving verkeren. Bij het
overgangs- en eindexamen was hij de beste leerling
van directeur Mansholt. Hij kreeg daar ook de
smaak van de landbouwwetenschap te pakken en
maakte zich volledig de kennis van Engels en Duits
eigen door zelfstudie, om boeken over landbouw
wetenschap die in die tijd alleen in deze talen
verschenen te kunnen doorvorsen. Hij slaagde
daar zó goed in, dat hij in 1910 de toenmalige con
sulent Zwagerman naar Engeland kon begeleiden
voor een studiereis. Dank zij z'n vooruitstrevende
vader kreeg hij zo in z'n jeugd de gelegenheid het
fundament te leggen voor zijn latere speurders-
arbeid. Want niet voor niets heeft de bekende prof.
Mayer Gmelin Groenewegen één der knapste boe
ren van Nederland genoemd.
Het is een betiteling die hij in een lang en wel
besteed leven volkomen verdiend heeft, als voor
trekker in perioden, waarin de landbouw nog om
hoog moest rijzen temidden van de andere be
staansmogelijkheden.
B.
Er is op 3 Mei heel wat besloten door het Comité
van Benelux-Ministers. Binnen één jaar zullen de
volgende maatregelen worden genomen, om de aan
passing in landbouwpolitiek te vergemakkelijken:
1. De Belgische Regering zal de landbouwprotocol-
len laten goedkeuren die in 1947 en 1950 gesloten
zijn.
Hierdoor wordt het mogelijk, geschillen aan een
scheidsrechtelijke uitspraak te onderwerpen. Op
zichzelf zijn deze protocollen echter van aflopend
karakter.
2. In België en Luxemburg zal een landbouwfonds
worden ingesteld, waardoor een fonds wordi ver
kregen dat vergeleken kan worden met ons
Landbouwegalisatiefonds.
3. Er wordt een studiecommissie voor de kostprij
zen ingesteld, waardoor deze beter vergelijkbaar
zijn en ook mogelijkheden tot onderzoek bieden.
Gezien op wat langere iermijn, is de belangrijk
ste beslissing van deze conferentie ongetwijfe'd, dat
in 1962 een gemeenschappelijke markt voor land
bouwproducten ontstaan moet zijn, al is de uitzon
deringsbepaling opgenomen, dat hier van afgeweken
kan worden ais er zich in een bepaalde sector
crisisverschijnselen zouden voordoen. Een werk
groep van Ministers zal de vorderingen van jaar
tot jaar onder de loupe nemen, terwijl voor de har
monisatie een speciale commissie wordt ingesteld,
waarin ook de standsorganisaties uitgenodigd zul
len worden zitting te nemen.
o
Men zou op het eerste gezicht, dit het verlos
sende woord na jaren van teleurstelling kunnen
noemen. Wanneer men echter kennis neemt van
de commentaren op deze conferentie, zakt het op
timisme aanzienlijk.
Het Belgische blad „De Boergeeft een beschou
wing over deze conferentie, die men niet erg be
moedigend kan noemen, daar er weinig positiefs in
te ontdekken valt. De Belgische landbouw is min
of meer verkocht aldus het blad omdat Ne
derland in 1953 concessies aan de Belgische industrie
heeft gedaan en dat daardoor de meeste klachten
van de Belgische industrie zijn weggevallen. Daar
om beschouivt het blad deze concessies als een soort
tegenprestatie. Hoewel de Belgische Minister van
Economische Zaken meent, dat de Nederlanders
deze stap mochten verwachten, ziet de Belgische
Boerenbond dit als een opoffering van de Belgische
landboiCwbelangen. Men is in dit kamp bang voor
de gevolgen, zodat in het nummer van 14 Mei het
volgende geschreven kan worden:
Wij vrezen en niet zonder reden dat het,
zoals trouwens in Nederland geschied is, 'net sein
zal geven tot het dwingen van onze landbouw in
een keurslijf van dirigisme, met strenge kontröle,
met verregaand staatsingrijpen, zoals teeltbeperkin
gen, opgelegde prijzen en al die misère meer."
In „De Landbode" wijst de redactie er op dat
men er zich af kan maken door te zeggen dat de
Belgische Boerenbond (op hét ogenblilc) de Belgi
sche Regering niet is. Al heeft men niet veel be
wondering voor de houding van deze bond, het is
een feit dat de meerderheid van de Belgische boeren
lid is van de bond en daardoor ook instemt met
het beleid dat ten aanzien van de Benelux gevoerd
wordt.
Met het oog op deze reacties dient men er zich
wel op voor te bereiden, dat de uitvoering van de
genomen besluiten nog wel wat voeten in de aarde
zal hebben.
Temeer daar een belangrijk argument van de
tegenstanders gelegen is in het feit, dat de bevoegd
heden die aan de arbiters, welke in geschillen tot
een bindende uitspraak kunnen komen, geen grond
wettelijke basis heeft, ivaardoor in feite een wijzi
ging van de grondwet nodig zou zijn. Overigens
dient men deze bezwaren ook niet al te zwaar te
nemen, omdat de Akkoorden van Parijs en de
Kolen- en Staalgemeenschap er ook niet op ge
sneuveld zijn.
Meer in het practische vlak ligt het voornaamste
argumuent van de Belgische Boerenbond, die meent
dat de enige voorwaarde te Weten de gelijkscha
keling van de kostprijzen vergeten is.
„Zolang de lonen, de pachten, de meststoffen e.a.
in ons land ongeveer tot 30 procent hoger zijn dan
in Nederland" aldus het blad „De Boer" „is
spreken over „harmoniseren" eenvoudig larie".
De juistheid van het genoemde percentage in
het midden latende, mag vastgesteld worden, dat
de Belgen in principe gelijk hebben met de zaak
zo, te stellen. Helaas weten we ook dat ze in de
practijk tot nu toe maar weinig positiefs gedaan
hebben om deze verschillen te nivelleren en dat het
wantrouwen dat ze bij voorbaat reeds koesteren
tegenover een landbouwfonds, dat deze verschillen
zal helpen overbruggen, ook zeker niet gerechtvaar
digd en billijk is. Men hoeft maar de klachten over
teveel jongvee, teveel tanve, teveel aard.appelen,
teveel eieren, teveel suikerbieten in hetzelfde blad
te lezen, om de heilzame werking van een dergelijk
fonds niet bij voorbaat uitgesloten te achten. Ove
rigens zal deze aanpassing van kostprijzen nog 7
jaar de tijd hebben. Nederland vroeg 5 jaar en
België 10 jaar en als het beste gemiddelde kwam
toen 7 jaar uit de bus De Benelux is daardoor op
landbouwgebied helaas weer een kwestie van trek
ken en duwen in tegenovergestelde richting ge
worden.
Laten we maar hopen, dat over 7 jaar, ondanks
alle moeilijkheden, de zaak tot een oplossing ge
komen zal zijn. B.
(Advertentie)
'JJiami SPUITPOEDER 25
ter bestrijding van j
koolzaadinsecten, thrips,
coloradokever, enz.
W
een product van N V.NOURY S VANDER LANDÈ'S EXPLOITATIE MII.Deventer.
.Verkrijgbaar bij: Jebo Depots, J/erdugt-Agenten en Plaatselijke Coöperaties.