EEN SPECIFIEK BELAS Gladiolenteelt W 320 ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD Tn een wonderlijk snel tempo heeft de gladiolen- teelt zich in Zeeland weten te vestigen en uit te breiden, tot een respectafoele grootte. De juiste cijfers van de in 1955 met gladiolen te betelen op pervlakte zijn nog niet bekend, doch hoogstwaar schijnlijk zal dit ongeveer 300 ha zijn. Het bedrag dat in de vorm van plantgoed aan de grond wordt toevertrouwd, zal de één milloen gulden dicht bena deren. De teelt van gladiolen,bollen schijnt een fa- cinerende invloed te bezitten. Meestal schaft men zich voor grote bedragen plantgoed aan, zonder kennis van de teelt en zonder besef van de grote risico's. In de Zeeuwse agrarische pers is tot nu toe nog maar weinig aandacht aan de gladiolenteelt ge schonken. Toch moet men deze teelt niet als een persoonlijke liefhebberij of als een gokje beschou wen. Globaal genomen is er 7500,nodig om 1 ha gladiolen te telen enveiling-klaar te maken. De reeds genoemde getallen en cijfers tonen wel zeer duidelijk aan, dat hier grote belangen op het spel staan en dat de invloed op de arbeidsmarkt wel duidelijk zal worden opgemerkt. De gladiolenteelt wordt nu sinds vijf jaar onaf gebroken in steeds groter wordende omvang uitge oefend. In bepaalde gebieden van Zeeland, o.a. te Stavenisse, Waarde, Baarland en Ooudeande, zijn vaste teeltgebieden ontstaan. Het is een teelt met vrij veel risico. Zo kan de weersgesteldheid de oor zaak ziijn dat de bollen te klein van stuk blijven. Besmet plantgoed en besmette grond kunnen even eens factoren zijn waardoor een groot percentage zieke bollen wordt' geoogst. De gladiolenbol is een luxe product, dat in hoofdzaak voor export is bestemd. Conjunctuurda ling en exportbelemmeringen bedreigen steeds de afzet. Men dient met deze tegenslagen ernstig re kening te houden. Doet men dit, dan zal men de teelt ook niet direct loslaten wanneer de financiële uitkomsten eens teleurstellen. Want ondanks de risico's en de minder goede ja ren die in het verleden voorkwamen, worden de bedrijfsresultaten, over een reeks van jaren geno men, goed genoemd. Gladiolenteelt vereist goede drooginrichtingen. Zonder deze zal de teelt in een streek niet lang stand houden. In Zeeland is er in bepaalde gebie den nog een groot tekort aan droogruimten. Het particulier initiatief kam op dit gebied een goede bijdrage leveren tot het in stand houden van de gladiolenteelt. In nog sterkere mate dan voor uien, is voor gla diolen vruchtwisseling nodig. Het meest gewenste is, om de acht jaar gladiolen op dezelfde grond. De telers zullen dan ook zeer oordeelkundig te werk moeten gaan, willen zij niet spoedig uitge- teelt geraken. De gladiolenteelt is tamelijk arbeidsintensief. Velen kunnen er wat aam verdienen. Vooral voor -het kleine gemengde bedrijf is het een aanlokkelij ke teelt. Men dierft zich echter wel te realiseren, dat teelt- of bewerkingsfouten belangrijke finan ciële consequenties kunnen hebben. Voor de pas beginnende gladiolenteler is het wel nodig, dat hij zich zo volledig mogelijk op de hoogte stelt van alles wat met teelt en afzet verband houdt. Dus •erst kennis van zaken en dan pas plantgoed ko pen! M. WATTEL. TE zich de moeite getroosten wil om een wat meer dan oppervlakkige studie van de tuinbouw te maken, zal ontdekken dat deze in ons land reeds meerdere eeuwen bekend is. Diverse keu ren uit de grafelijke tijd wijzen er op, dat fruitteelt en groenteteelt reeds in de 13e en 14e eeuw in Zeeland voorkwamen. De omgeving van Middelburg en Goes, Zierikzee en Reimerswaal, Domburg, Kapelle en Wemeldinge worden onder meer genoemd als centra van fruit- en groente teelt. In de bekende kroniek van Smallegange wordt gezeged: Boomgaerden en hoven staen hier gantsch lustigh en dragen niet alleen schoondere, maar ook „grootere en menichvuldere vruchten, als elders in Nederland, en allerhande geboomte. Om nu niet „te spreken van die, welke gemein en overal te vinden zijn, nergens wast den laurier weeldiger, of „hooger, dragende rijpe en volkomen bessen, of boekelaer. Amandelen, vijgen, meloenen, konnen hier „opkomen, die de Spaensche of Italiaensche niet wijken. Als in den jare 1540 op het einde van Julius, „tot Ziericzee gekomen was Keyser Karél de Vijfde, en aldaer feestlyck onthaelt wierde, zijn hem over „de Tafel gebracht enige vijgen en meloenen van een aansienlijke grootte, vol sap, heel smakelijk, van „volkomen rijpte, in Zeeland gewassen. Waer over den Keyser verwondert, tuygde geen betere of „aengenamer in Spaenjen oit geproeft te hebben." We kunnen niet nagaan in hoeverre Smallegange historisch betrouwbaar is, maar uit dit citaat en de bovengenoemde grafelijke keuren blijkt wel dat fruitteelt en groenteteelt in Zeeland toen reeds be kend waren. Reeds in het begin der 17e eeuw blijkt de tuin bouw in Zeeland een bedrijf van betekenis te zijn. Dr Boerendonck merkt in zijn „Historische studie over den Zeeuwschen Landbouw" op, dat reeds in October 1620 een belas ting op hoornbeesten en bezaai de landen werd geheven. Deze impost werd in Zeeland ingesteld ter bestrijding van de kosten van de 80-jarige oorlog en moest ook betaald worden van land met pompoenen, latuw, warmoes, kooien, meede, geboomte of andere be plant of bezaaid. Men moest opbrengen een stuiver per maand per gemet, van mindere of meerdere oppervlakte naar avenant. De belasting werd bepaald van den dag, dat het land bezaaid of beplant was, tot op den dag, dat de vruchten daarvan geoogst waren. Van de bossen en boomgaarden werd alleen voor de zes zomermaanden impost geheven. Uit dit laatste blijkt wel dat er „niets nieuws is onder de zon". Fiscale maatregelen betreffende de tuinbouw reeds in de 17e eeuw. Het is mede hierom niet te verwonderen, dat in de tweede helft der 20e eeuw van specifieke belas tingproblemen in de tuinbouw sprake is. Als we hieraan in dit artikel enige aandacht schenken willen we ons beperken tot de fruitteelt. Als vanzelf komt dan direct naar voren het vraag stuk van de waardebepaling van boomgaarden. Dit vraagstuk is veelzijdig en gecomp.iceerd. We kunnen het bezien van zijn: 1. technische zijde 2. bedrijfseconomische zijde 3. fiscale zijde Aan het onder 1 genoemde gaan we stilzwijgend voorbij, het onder 2 en 3 genoemde willen we nader bezien. We kunnen de vraag stellen, hoe gehandeld moet worden bij aanplant van een nieuwe boom gaard. Gelet op de titel van dit artikel zullen we vooral letten op de fiscale eisen. Deze fiscale eisen zijn ta melijk ruim gesteld en laten de mogelijkheid open voor diverse waarderingssystemen. Als we letten op de Inkomstenbelasting geldt, dat de activa en passiva (bezittingen en schulden) moeten worden gewaardeerd volgens goed koopmansgebruik en met inachtneming van een bestendige gedragslijn. Wat goed koopmansgebruik is, omschrijft de wet niet nader. Het is geen absoluut voor allen geldend volkomen gelijk begrip, maar kan met persoon, tijd en plaats wisselen. In het algemeen geldt echter dat goed koopmansgebruik ins.uit het volgen van een bestendige gedragslijn d.w.z., heeft men één maal een bepaald waarderingssysteem gekozen, dan zit men hieraan vast. Alleen in bijzondere om standigheden zal men hiervan mogen afwijken. Direct springt hierbij in het oog hoe belangrijk dit is voor een boomgaard. Dit actief heeft immers een tamelijk hoge levensduur en de keuze van het sy steem van waarderen bindt de belastingplichtige dus voor meerdere jaren. Hieronder volgt een be knopte behandeling van enkele waarderingssyste- 1. waardering op kosten van eerste aanleg Hieronder vallen te rekenen, behalve het plant- materiaal, de afheining en het windscherm, de kos ten van diepploegen en voorraadbemesting en de drainage. De som van deze kosten wordt als aan plant boomgaard op de balans opgenomen. Dit systeem komt neer op een tamelijk lage waardering van de boomgaard. Bedrijfseconomisch is dit sy steem niet goed. Het actief boomgaard heeft in vol gende jaren een hogere waarde dan de kosten van eerste aanleg. Immers ook in de eerstvolgende ja ren worden ten behoeve van deze boomgaard kosten gemaakt, welke de kostprijs van dit actief verho gen. Pas als de boomgaard in rendabele productie komt is de aanplant voltooid. Waardering op kostprijs is dus een heel ander systeem dan waardering op kosten van eerste aan leg. Bij dit laatste systeem worden de kosten in vol Door B. MEIJERS Dir. Boekhoudbureau der Z. L. M gende jaren niet op de waarde van de boomgaard bijgeboekt maar ten laste der exploitatierekening gebracht. Fiscaal moge dit geaccepteerd worden, bedrijfs economisch is het niet juist. Dit waarderingssysteem heeft ook gevaarlijke consequenties. Deze doen zich niet voor, als men de boomgaard kan exploiteren tot deze versleten is, maar zoveel te meer bij verkoop e.d. Immers de boekwaarde van de boom gaard is bij dit systeem laag en bij verkoop ontstaat dus spoedig een groot verschil tussen ver koopprijs en boekwaarde en dit verschil is de belaste winst. Op de mogelijkheid om een gedeelte hiervan onbelast te laten, als zijnde toe te schrijven aan conjunctu rele en monetaire factoren, kunnen we in dit arti kel niet ingaan. Het is dus zeer goed mogelijk, dat het niet opvoe ren van de boekwaarde van de boomgaard, met de verdere kosten na het eerste jaar verre van voor delig zal blijken te zijn. Met een tweetal eenvoudige grafische voorstellin gen willen we dit systeem en zijn mogelijke fiscale gevolgen nader toelichten. Stel voor we planten een boomgaard van 1 ha. Aanplantkosten 3.000,Vermoedelijke (econo mische) levensduur 20 jaar. De boekwaarde van de boomgaard is dan over deze periode als in grafiek I aangegeven. GmriCK I 3 op KWO-a.rite. vah een boomgaard, bj waardering op aosten van eerste GCii. 3 ooo looc loco InsteHHiien bo«Kwaarde S lo if Leen^d (tv Indien de boomgaard na 20 jaar wordt gerooid valt een betrekkelijke geringe bezitting uit. Bij verkoop wordt de situatie zoals reeds opge merkt geheel anders. Grafiek II geeft dit duidelijk aan. Hierbij is aangenomen dat de boomgaard na 10 jaar wordt verkocht voor 10.000. (- ..rit» n B-dr-V* 10 000 30.O 9 ooo I to.o fooo •iooo 3 00 J00HC**1t> N» 10 3 MM V«.K.opprij4 i° l««rt £4. lt\ jftf« Uit grafiek II blijkt dat in het jaar van verkoop een bedrag van 7.000 meer ontvangen wordt dan de boekwaarde bedraagt. Dit kan een aanzienlijk bedrag aan Inkomstenbelasting vorderen. Indien we dit waarderingssysteem in dien zin zouden wijzigen dat we zouden waarderen op kost prijs van de boomgaard op het moment dat deze in rendabele productie komt, zou reeds van een ver betering sprake zijn. Stel voor dat deze boomgaard elk jaar 500 per ha kost, dan zou de kostprijs na 5 jaar bedragen 3000 5 X 500 5500. Men zou dan de boomgaard de volgende 15 jaren op deze waarde kunnen laten staan met als gevolg dat bij rooien een bedrag van 5500 wegvalt en bij tussen tijdse verkoop voor 10.000 een winst ontstaan zou die 2500 kleiner is. Men kan dit aan de hand van grafiek II gemakkelijk nagaan. We willen echter een meer juist systeem hier nog ontwikkelen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1955 | | pagina 14