Commissie Electriciteitsvoorziening ten Plattelands.
RAPPORT van de
ZEEUWSE LANDBOUW MAATSCHAPPIJ.
292
ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD
Ingesteld door het Dagelijks Bestuur der
INLEIDING.
REEDS geruime tijd bestaan in de praktijk vragen en wensen van leden der Z. L. M. op het
gebied van de electriciteitsvoorziening van woningen en bedrijfsgebouwen.
Door het Dagelijks Bestuur der Z. L. M. werd daarom in 1954 overgegaan tot het instellen van
de Commissie Electriciteitsvoorziening ten Plattelande, teneinde aan de vele vragen en wensen van
de leden op dit gebied tegemoet te komen en te trachten een oplossing hiervoor te vinden.
De commissie vergaderde enige malen en besloot reeds op de eerste vergadering, die in Mei 1954
werd gehouden, een enquête in te stellen naar het aantal niet aangesloten percelen.
Teneinde zo betrouwbaar mogelijke gegevens te verkrijgen, werd besloten om de gemeenten een
opgave te vragen van het aantal niet aangesloten percelen, de verdeling over verschillende categoriën
en het totale aantal percelen.
Op de vergadering van September 1954 werden deze gegevens besproken en werd besloten de P. Z.
E. M. te verzoeken een globale begroting voor een aantal gevallen op te stellen. Op de vergadering
in Februari werden de financieringsmogelijkheden besproken en werd besloten het eindrapport op te
stellen. Dit werd in Maart in een laatste vergadering definitief vastgesteld.
Moge dit rapport er toe bijdragen dat de uitdrukking, onrendabele percelen, binnen afzienbare tijd
niet meer gebruikt behoeft te worden.
De Commissie:
A. HAAK, Voorzitter.
J. BOS, Secretaris.
M. J. DOELEMAN
J. VAN GORSEL eden
J. VAN 'T WESTE1NDE J
Wat de aantallen niet-aangesloten percelen be
treft komen we, voor zover deze bekend zijn, tot
het volgende overzicht:
Woningen Ambaelits- Landbouw- Landarb. Totaal
•bedrijven bedrijven woningen
Tholen 118 1 122 9 250
O. Z.-Vlaand. 163 7 270 75 515
W. Z.-Vlaand. 32 2 142 82 25S
Walcheren 63 4 267 40 374
Z.-Beveland 197 15 284 312 808
Schouwen 54 3 105 79 241
J. K. de JONG J
D. W. L1NDENBERGH j
adviseurs.
HET AANTAL NIET-AANGESLOTEN
PERCELEN.
De electrificatie van het Zeeuwse platteland gaat
steeds verder, doch de aansluitingskosten worden
steeds groter voor degenen, die tot nu toe verstoken
bleven van aansluiting op het electrisch net. Wa
ren vroeger slechts kabelvoorzienirigen te treffen
door het electriciteitsbedrijf, thans komt het bij
groepen van percelen vrijwel niet meer voor, dat
daarmee volstaan kan worden. Niet alleen laag-
spanningskabels zijn dan noodzakelijk, doch ook
hoogspanningskabels en bouw van één of meer
transformatorstations; hetgeen overigens een nor
maal verschijnsel is bij voortschrijdende electrifica
tie. Ondanks dat gebeurt er nog wel het één en
ander.
Zo werden er van 16 October 1947November
1954 2213 percelen op het electrisch net aangeslo
ten. Toch blijft er nog een groot aantal percelen
over dat niet aangesloten is. Door de P.Z.E.M.
werd dit aantal geschat op 2500; uit de gehouden
enquête bleek, dat dit aantal in de 69 gemeenten
die de enquête beantwoord hebben, reeds aanwezig
was. Zodat het totale aantal ongetwijfeld nog gro
ter is en zeker op 3000 geschat kan worden.
Het verschil kan vrij gemakkelijk verklaard wor
den, omdat de P.Z.E.M. de percelen die reeds aan
haar netten liggen en zonder veel kosten aange
sloten kunnen worden, uit de begroting heeft weg
gelaten. Het totale aantal niet-aangeslotenen is
echter nog beduidend genoeg om daar de aandacht
op te vestigen.
Wij achten ons ontslagen van de taak om aan
te tonen dat de eïec-trische energie meer dan enige
tientallen jaren geleden een behoefte voor ieder
gezin en ieder bedrijf geworden is. In de landbouw
kan het gemis een beletsel vormen voor de verdere
ontplooiing in en buiten het bedrijf. In dit verband
kan gewezen worden op de koeling van aardappe
len, opslag van andere gewassen, liet drogen van
granen, kostenbesparing van de factor arbeid enz.,
doch evenzeer voor de huishouding.
Het aantal gemeenten, dat gevolg gegeven heeft
aan de vraag om gegevens te verstrekken, is vrij
groot, daar 69 gemeenten een overzicht gezonden
hebben. Slechts enkele gemeenten weigerden hun
medewerking, terwijl een aantal gemeenten naar
voren bracht, dat de P.Z.E.M. de meest aangewe
zen instantie is om deze gegevens te verstrekken.
Voor vele gemeenten op Schouwen was het vrij
moeilijk de gegevens te verstrekken, daar vele pan
den geheel of gedeeltelijk verwoest zijn en men nog
geen juist overzicht van de situatie had. Ook de
splitsing van panden in een aantal categoriën heeft
nogal eens wat moeilijkheden gegeven, zodat in
tieze gevallen volstaan moest worden met het aan
geven van het totaal aantal.
In diverse gemeenten is het aantal niet-aangeslo
ten percelen vrij groot, terwijl het in een aantal
gemeenten zelfs de 100 overschrijdt (Wemeldinge
137, Poortvliet 117, Hontenisse 100). Belangrijker
is echter het percentage, dat in feite een zuiverder
beeld van de toestand geeft. Hierbij moet men er
dus op bedacht zijn, dat meestal in de genoemde
aantallen variërende percentages begrepen zijn, die
zonder meer kunnen worden aangesloten.
De gemeenten met een percentage niet aange
slotenen hoger dan 10 zijn de volgende:
Waarde 10 Grijpskerke 18
Oud-Vossemeer 10% Werneldinge 18%
Dreischor 11 Ellewoutsdijk 19%
Philippine 12 Nisse 19%
RilJand-Bath 12 Borssele 21%
Nieuwvliet 32% Baarland 23%
Meliskerke 13% Poortvliet 26
Biervliet 17% 's-H. Abtskerke 28%
Aagtekerke 18 Noordwelle 28%
Biggekerke 18
Totaal Zeeland 627
32
1190 597 2446
De landbouwbedrijven maken dus bijna de helft
uit van het totale aantal. Weliswaar is dit over
zicht niet volledig, doch op grond hiervan mag
toch wel gezegd worden, dat het nut van eieetrl-
sche energie ais vaststaand aannemend, vooral de
landbouw grote belangen heeft bij verdergaande
electrificatie van het platteland. Tevens hebben
wij een poging gedaan de regionale verschillen tot
uiting te laten komen. Vanwege het aantal op
gaven is dit alleen mogelijk op Walcheren, Zuid-
Beveland en in O. Z.-Vlaanderen.
De percentages niet-aangeslotenen zijn dan als
volgt:
Landbouw- Landarb.- Totaal aantal
bedrijven woningen panden
Walcheren 39 7) 7 (6) 2% (13)
Zuid-Beveland 30 (13) 20 (10) 6 (18)
O. Z.-Vlaanderen 21 (4) 1% 3) 5% 5)
Het aantal gemeenten, waarop de opgave be
trekking heeft staat tussen haakjes vermeld. Uit
dit overzicht blijkt wel heel duidehjk, dat het per
centage niet-aangesloten landbouwbedrijven het
grootst is, al is dan ook dat van de categorie land
arbeiderswoningen niet te verwaarlozen. Deze
cijfers wijzen er op, dat aansluiting van een groot
aantal landbouwbedrijven en woningen nog nood
zakelijk is om te komen tot een rationele bedrijfs
uitoefening. Hieronder kan ook de arbeidsvoor
ziening gerekend worden, daar de electrificatie
van landarbeiderswoningen een belangrijk middel
is om de trek naar de kom van de dorpen tegen
te houden.
DE FINANCIERING VAN DE AANLEG.
Het aantal percelen, dat de laatste jaren werd
aangesloten van 16 October 3947- 1 Nov. 1954
in totaal 2213 is niet onaanzienlijk. De kosten
zijn ook hoog, daar voor deze aansluitingen een
kapitaal van omstreeks 3,3 millioen gulden nodig
was. De P.Z.E.M. nam een bedrag van 625.000
voor haar rekening, terwijl de gemeenten
337.000 bijdroegen. De bijdrage van de P.Z.E.M.
bedroeg in 1953 gemiddeld reeds 540,per per
ceel, bij gemiddelde aansluitingskosten van
ƒ2350,De lasten voor belanghebbenden blijven
ondanks dat vrij groot, vooral als men in aan
merking neemt, dat ook in woonhuizen en be
drijfsgebouwen electrische leidingen gelegd moe
ten worden. Speciaal voor hen die zich tot nu toe
hebben moeten behelpen met het zelf opwekken
van energie brengt deze overgang hoge kosten
met zich mee. De moeilijkheden worden overigens
steeds groter op grond van de hiervóór aange
geven factoren, daar de gevallen die overblijven
steeds meer aanlegkosten vragen, door de steeds
uitgebreider wordende technische voorzieningen.
De hogere kosten die voortvloeien uit de stijging
van het algemene prijspeil worden in principe ge
dragen door wijzigingen in de tarieven en kunnen
dus buifen beschouwing blijven.
De P.Z.E.M. is wel bereid het één en ander te
doen, doch wordt in de praktijk beknot door de
beperktheid van het fonds voor de onrendabele
lijnen, dat afhankelijk is van de jaarwinsten.
Wanneer men nagaat dat de stroomafname in
Zeeland in 1953 1,3 van die van het gehele iand
bedroeg, terwijl het aandeel van de bevolking
2,7 bedraagt, begrijpt men dat de weinige in
dustrie die in de provincie gevestigd is, de oorzaak
van het gemiddeld geringe stroomverbruik is.
Tegenover het landelijke verbruik voor de indus
triële doeleinden van 299 Kwh. per persoon staat
een Zeeuws cijfer van 97. GeluKkig is het huis-
houde ijk verbruik met 126 tegen 193 Kwh. wat
beter, al liggen ook hier nog grote mogelijk .eden
tot stijging van het verbruik per persoon. Overi
gens is deze hoeveelheid sedert 1939 vee: g ter
geworden en zelfs de drievoudige hoeveelheid ge
worden in 1953. Daarnaast brengen de grote
spreiding van de bevolking en het insulaire karak
ter ook weer speciale moei ijkheden met zich mee.
Wanneer men echter een behoorlijke aanshji-
tingsmogelijkheid voor het platteland wil creëren,
zal een redelijke bijdrage van de zijde van rijk,
provincie en/of electriciteitsbedrijf en gemeenten
noodzakelijk zijn, teneinde degenen die altijd nog
verstoken zijn gebleven van aansluiting op billijke
voorwaarden alsnog in de gelegenheid te stellen.
In de herverkaveiingsgebieden is, naar het zich
laat aanzien, een kans ontstaan om een algemene
aansluiting door te voeren, zij het dan dat hier
gebruik gemaakt zal moeten worden van de be
voegdheden die de Herverkavelingswet in deze
biedt. Daar echter tevens de afbetaling van de las
ten vrij gemakkelijk en billijk geregeld kan wor
den door net beta en van 5 rente en aflossing
gedurende 30 jaren, zal de financiering van de voor
rekening van belanghebbenden komende bijdrage
wat soepeler tot stand kunnen komen.
Daarnaast zullen de nieuwe verbruikers, zoals
ook vroeger altijd het geval was, een zeker stroom
verbruik moeten garanderen. In de praktijk is ech
ter wel gebleken, dat hier geen grote moei ijk
heden door kunnen ontstaan, daar in verschillende
gevallen door de verbruikers aangeboden werd een
hogere garantie te geven, welke echter door het
electriciteitsbedrijf niet geaccepteerd wordt daar
geen garanties geaccepteerd worden die boven het
door haar getaxeerde natuurlijke verbruik liggen.
Een niet onbelangrijk voordeel van dit systeem
is, dat de aansluitkosten betrokkene reeds van te
voren nauwkeurig bekend zijn. Volgens het hui
dige voorstel van de Herverkavelingscommissie
zouden betrokkenen immers een grondbedrag van
400,moeten betalen met daarnaast een bedrag
van 40,per ha. Hierbij worden de gemiddelde
aansluitkosten geschat op 3500,per perceel,
zodat nog een aanzienlijk bedrag overblijft.
Gedacht wordt daarom aan een bijdrage van de
gemeente van 10 P.Z.E.M. en provincie 5 en
het Rijk de resterende 85 De verdeling van
het bedrag dat overblijft na de bijdrage van dege
nen die worden aangesloten, laten wij hiér buiten
beschouwing, daar dit buiten onze competentie
ligt. De voorgestelde bijdrage van ƒ400, als
grondbedrag r 40,per ha acht de commissie
echter acceptabel voor andere dan de herverkave
iingsgebieden. Wanneer althans tegemoet ge
komen wordt aan een aantal wensen, die gedeelte
lijk het gevolg zijn van de andere omstandigheden
in deze gebieden.
In de eerste plaats ontbreekt immers het dwin
gende karakter dat geldt voor de herverkaveiings
gebieden, zodat er op gerekend moet worden, dat
een aantal percelen komt te vervallen, doordat de
eigenaren of gebruikers de kosten te hoog achten
of reeds nadere voorzieningen getroffen hebben
om in de behoefte aan electriciteit te voorzien.
Een dergelijke regeling heeft dan ook alleen zin,
wanneer bij het aanbod cm tegen deze voorwaar
den aan te sluiten de bepaling wordt gemaakt, dat
een zeker percentage-afval toegestaan is. Welis
waar worden de gemiddelde kosten per aansluiting
voor het electriciteitsbedrijf op deze wijze hoger,
doch in het verleden is het bezwaar geweest, dat
de kosten van een kleiner wordende groep van
weiwillenden steeds hoger werden. Zo kunnen be
paalde projecten op de onwil van een steeds groter
wordende groep van niet-welwillenden afstuiten.
Teneinde aan dit bezwaar tegemoet te komen,
zou kunnen worden voorgesteld de financiering
van een bepaald project ongewijzigd te laten, zo
lang de geraamde opbrengst (garantie) niet meer
dan 10 lager wordt. In feite blijft dus hierdoor
een last op het niet aangesloten perceel liggen, die,
wanneer naderhand tot aansluiting mocht worden
overgegaan, tot uiting komt, daar dan evengoed
dezelfde kosten of zelfs hogere betaald zouden
moeten worden. Op deze wijze vermijdt men dat
degenen die bij de aanleg in een onrendabel gebied
de kat nog eens uit de boom willen kijken, hier
later zekere voordelen van plukken.
In de tweede plaats dient men er rekening mee
te houden, dat in verschilende gebieden onderhan
delingen gaande zijn, waarbij de bijdrage in de kos
ten op een lager niveau liggen dan het hierboven
genoemde van 400,en 40,per ha.
Daarom lijkt het gewenst voor de gevallen waar
over reeds een begroting gemaakt is of de onder
handelingen gaande zijn, tot nader te bepalen
datum de mogelijkheid open te laten tegen de in
de begroting weergegeven kosten aan te sluiten.
Wordt hiervan geen gebruik gemaakt vóór deze