WATER IN EN OP DE BOERDERIJ.
1954
ZATERDAG 23 APRIL 195 5.
291
Onderzoek naar landbouwbedrijfswater in de gemeente Zuidzande in
door K. F. MALCORPS,
Rayonassistent te Oostburg.
Op een landbouwbedrijf zijn grote hoeveelheden
water nodig als drinkwater voor mens en vee, be-
drijfswater voor het reinigen van landbouwwerktui
gen en melkbussen, het bespuiten van gewassen om
plantenziekten en plagen te bestrijden, inkuilen met
A.I.V.-zuur, koelen van melk en soms ook nog wel
eens voor het blussen van brand.
Door de aanleg van waterleiding kan veel arbeid
worden bespaard, terwijl het water dan ook gemak
kelijk en overvloedig beschikbaar is.
Tenslotte dient ook de sociale zijde niet vergeten
te worden, daar in de huishouding goed water onmis
baar is i.v.m. de hygiëne en de daarmee samenhan
gende gezondheid.
Op afgelegen bedrijven is het doorgaans onmoge
lijk op hét waterleidingnet aan te sluiten, doch ook
dan zijn er nog mogelijkheden om waterleiding in de
woning aan te leggen.
Helaas heeft men niet altijd de beschikking over
eJectrieiteit, waardoor de aanleg van een hdrofoor,
waarbij het water uit regenbak of welput wordt ge
bruikt, onmogelijk wordt.
DRINKWATER VOOR DE VEESTAPEL.
Een dier heeft regelmatig water nodig, daar het
lichaam voor een groot gedeelte uit water bestaat,
stoffen moeten worden opgelost en eventueel ook
vveer afgevoerd in de urine en de temperatuur door
het uitzweten van water geregeld moet worden.
Voldoende en goed drinkwater is daarom onont
beerlijk. Een dier stérft eerder van dörst dan van
honger.
,De benodigde hoeveelheden hangen af van ver
schillende omstandigheden. Bij warm weer in de
weide of in een warme stal zweet een dier meer dan
in een koele omgeving. Hetzelfde geldt wanneer een
dier hard moet werken.
Veel zout in het water of in het voer verhoogt het
dorstgevoel, zodat het dier dan meer water opneemt.
Bij aanwending van veel groenvoer e.d. in het voe
derrantsoen krijgt het dier daarmee reeds vrij veel
vocht naar binnen. Het zal dan minder water drin
ken. Weglaten kunnen we het echter nooit.
Per dag heeft een productieve melkkoe, evenals een
paard, gemiddeld 4050 liter drinkwater nodig. Voor
schapen is ongeveer 1,53 liter nodig.
Krijgen de. dieren te weinig water, dan heeft men
grote kans op spijsverteringsstoornissen. De eetlust
yvordt dan minder, waardoor de productiviteit ge
remd wordt..
Krijgen de dieren te veel water, b.v. doordat ze
door zout water veel gaan drinken of doordat ze
te veel waterrijke voedermiddelen moeten opnemen
om vérzadigd te worden, dan treedt gemakkelijk
diarrhee op.
Het beste is, dat de dieren steeds fris drinkwater
tot hun beschikking hebben, zodat ze dikwijls, doch
telkens slechts weinig, kunnen gaan drinken.
Het drinkwater moet aan de volgende eigenschap
pen voldoen: helder, reukloos, geen afwijkende
smaak, niet te grote hardheid, vrij van schadelijke
verbindingen, vrij van ziekteverwerkende bacteriën,
goede temperatuur.
Veel ijzerverbindingen geven het water een geel
bruin-rode kleur. Rottende plantendelen maken het
water donker en geven het een onaangename geur.
Ook lagere plantaardige organismen kunnen het
water groen kleuren.
Water, waarin bepaalde zouten in niet te grote
hoeveelheden voorkomen, heeft een frisse smaak.
Daarentegen geven rottende plantendelen, afvalwater
en sommige zouten, in te grote hoeveelheden voor-
Ie.
2e.
komend, een afwijkende smaak.
De hardheid van het water wordt beoordeeld naar
het gehalte aan kalk en magnesiumzouten. In het al
gemeen kan men wel zeggen, dat hard water wel ge
schikt is als drinkwater voor het vee, wanneer de
zouten uit. carbonaten bestaan.
Schadelijke verbindingen als sulfaten, chloriden en
nitraten mogen in niet te grote hoeveelheden voor
komen.
Onder schadelijke verbindingen rekenen we ook
arsenicumverbindingen e.d., die tegenwoordig nogal
eens door onachtzaamheid bij het gebruik van sproei
middelen tegen plantenziekten en onkruiden in het
drinkwater terecht komen!
Ziekteverwekkende bacteriën kunnen met zieke
kadavers, zakwater van mestvaalten, open t.b.c.-,
lijders e.d. in het water terecht komen.
De temperatuur van het drinkwater moet bij voor
keur liggen tussen 9° en 14° Cj.
Te koud water zou de dieren te sterk doen af
koelen en te warm water bevredigt het dorstgevoel
niet.
Drinkwater kan dus door alle mogelijke oorzaken
ondeugdelijk geworden zijn. Al naar de schadelijke
bestanddelen kunnen we dan ook verschillende ge
volgen zien, wanneer de dieren slecht drinkwater ge
bruiken; besmettelijke ziekten, diarrhee, slechte
groei, lage melkgift enz. tot doodgaan toe.
Het is moeilijk de schade van slecht drinkwater in
geld uit te drukken.
De Zuivelconsulent in Friesland, wijlen de heer
Mesdag, heeft echter een mooie practijkervaring van
reeds vele jaren geleden bekend gemaakt.
Op een bedrijf met 30 koeien had men vóór het
jaar 1913 ondeugdelijk water en daarna goed water,
hetgeen tot uiting kwam in de gemiddelde melk-
opbrengst per koe per jaar, die gemiddeld over een
aantal jaren steeg van 3250 tot 4600 kg.
Niet alleen de kwaliteit van het drinkwater is van
invloed, doch ook het regelmatig verstrekken is be
langrijk. Op de proefboerderij te Zegveld kwam
men lot de conclusie, dat door het gebruik van auto
matische drinkbakjes, de melkproductie met 1 kg
melk per dier per dag toenam.
WELKE BRONNEN WORDEN GEBRUIKT?
In Zeeuws-Vlaanderen krijgen de dieren al naar de
mogelijkheden en de omstandigheden hun drink
water uit verschillende bronnen:
Regenwater. Mits het dak en de leidingen goed
schoon zijn, kan dit water zeer goed zijn. Het
kan goed van kwaliteit zjjn, ook voor menselijke
consumptie. -
Welput. Ten onrechte wordt hier het woord
welput genoemd. Echt welwater konit in
Zeeuwsch-Vlaanderen niet voor. Het juiste
woord zou hier putwater moeten zijn, maar aan
gezien steeds over welput gesproken wordt,
worden hier de woorden welput en welwater
gehandhaafd. Een welput woxdt Verkregen door
een gat te graven van 3 a 4 meter, waarin men
een aantal betonnen ringen laat zakken. De
bodem is dus open. Het grondwater en het aan
vullende regenwater uit de omgeving stromen
langzaam via de open bodem in de put. Het
water kan dus nooit hoger staan dan het grond
waterpeil, zodat het water in de zomer in de
welput zeer laag kan staan. Staat de put in een
omgeving met een goede filtrerende bodem en is
hij voldoende diep, dan kan dit water zeer goed
z\jn. Ligt de put echter vlak bij een mestvaalt,
dan neemt het zakwater mestdelen mee, waar
door het welwater wordt verontreinigd met or
ganische stoffen en bacteriën. Het water is dan
van slechte kwaliteit.
Evenals uit de regenbak moet het water uit 1
de put opgeput of gepompt worden. Dit gaat
tegenwoordig zeer goed bij putten in het wei
land door gebruik te maken van een automati
sche weidepomp, die door de drinkende dieren
bediend wordt.
3e. Drinkput. Hieronder verstaat men grote gegra
ven komvormige putten met soms een doorsnede
van 25 meter, gelegen op de erven of in de wei
landen. In deze drinkputten stroomt het regen
water en het grondwater uit de omgeving. In
principe dus hetzelfde als welwater. Bij wel
water wordt het water echter opgepompt in
drinkbakken, terwijl de dieren bij drinkputten
aan de rand gaan staan of er zelfs in rondplon-
sen, daarbij hun dorst léssen én het water be
vuilen. Het water kan, vooral in een droge
zomer wanneer het waterpeil laag staat, van
slechte kwaliteit zijn.
4e. Slootwater is eigenlijk hetzelfde als het water
uit de drinkputten. Wanneer er trek in de sloten
zit, dan kan het aanmerkelijk beter zijn. Komt
het water echter van een achterland, dat een
zoute bodem heeft of bevatten de sloten zoute
kwel van onder de dijken, dan kan het water
veel slechter zijn.
5e. Nortonwater. Dit water verkrijgt men door een
pomp 5 meter of dieper in de ondergrond te
slaan. Men pompt er dus louter diep grond
water mee op, hetgeen zeer goed kan zijn, indien
het uiteinde van de pomp in een laag staat, waai
de grond niet zout of venig is.
Het opgepompte water is in de laatste omstan
digheden zout, bruin gekleurd door stoffen uit
het veen en kan zwavelwaterstof bevatten. Het
water is dan ongeschikt. Het plaatsen van een
Nortonpomp dient daarom met veel overleg en
deskundigheid te geschieden.
6e. Waterleiding. Leidingwater kan afkomstig zijn
uit diepere grondlagen, uit de duinen, uit meren
e.d. en wordt zonodig eerst door de waterleiding
maatschappij in zuiveringsinstallaties gezuiverd,
opdat het voor menselijke consumptie geschikt
wordt.
Het leidingwater in Zeeuwsch-Vlaanderen
wordt gewonnen in het waterwingebied onder
Sint Jansteen en Clinge en van daar via vele lei
dingen naar de verschillende plaatsen gebracht.
DRINKWATERONDERZOEK TE ZUIDZANDE.
Op een vergadering van de Z. L. M.-afdefing Zuid
zande kwam de wens naar voren een onderzoek in
te stellen naar de kwaliteit van het drinkwater voor
het vee. Dit is dan ook in de loop van het jaar 1954
door de Landbouwvoorlichtingsdienst uitgevoerd.
Op 46 van de 50 landbouwbedrijven werden in de
loop van het jaar 2 maal (op 11 Mei en op 9 Augus
tus) uit verschillende bronnen watermonsters ge
nomen en in eerste instantie alleen door de Gezond
heidsdienst voor Dieren te Goes onderzocht op zout
gehalte, aangezien dit onderzoek zeer eenvoudig is.
We leggen de grens voor het zout veiligheidshalve
bij 3 gram keukenzout per liter, alhoewel bij dit ge
halte de dieren er nog weinig last van hebben. We
moeten bedenken, dat het zoutgehalte sterk kan
schommelen. In een droge zomer kan b.v. door de
verdamping van het water de zoutconcentratie aan
zienlijk oplopen, terwijl midden in de zomer bij warm
weer de dieren de grootste waterbehoefte hebben!
In 1954, een natte zomer, was dit niet het geval,
zodat de zoutgehaltes van de monsters, respectieve
lijk genomen op 11 Mei en 9 Augustus, ln het alge
meen vrij goed overeenstemden.
Nemen we dus de grens bij 3 gram per liter, dan
waren 4 bronnen ongeschikt, wat het zoutgehalte
betreft.
Verschillende monsters, die wat het zoutgehalte
betreft, voldoende kregen, zagen er echter op het
oog zodanig uit, dat een nader onderzoek gewenst
leek.
In totaal 7 monsters werden voor nader onderzoek
opgezonden naar de Rijksseruminrichting te Rotter
dam.
Uit de resultaten, verkregen bij het onderzoek,
bleek, dat het water van alle monsters ongeschikt
was als drinkwater voor vee, daar het bacteriologisch
sterk was verontreinigd.
De vraag rijst, hoeveel van de monsters, die alleen
op zoutgehalte werden onderzocht, bij nader onder
zoek aan de Rijksseruminrichting goedgekeurd zou
den zijn?
Iedere landbouwer, die drinkwater gebruikt, niet
t afkomstig uit de waterleiding, wordt daarom aange
raden een monster te laten opsturen naar de Rijks-
seruniinriehting te Rotterdam.
De kosten ad ƒ15, per monster mogen voor dit
uitgebreid onderzoek geen bezwaar zijn.
We hebben ons verder afgevraagd in hoeverre
het slootwater in Zuidzande geschikt zou zijn als
drinkwater voor vee.
Ir Van 't Leven van de Commissie Waterbeheer
sing en Verzilting te Goes liet in Juli 1953 en in April
1954 in Zuidzande op een aantal plaatsen een onder
zoek instellen naar het zoutgehalte in primaire water
gangen.
Hieruit bleek dat
le. Het water in Juli 1953 heel wat zouter was dan
in April 1954, een beeld, dat we in het alge
meen zullen zien.
2e. Wat het zoutgehalte betreft in Juli 1953, wan
neer we weer de grens bij 3 gram zout per
liter leggen, 7 van de 20 monsters en in April
1954 3 van de 21 monsters ongeschikt waren
voor drinkwater. De sloten bieden dus ook wei
nig gelegenheid als drinkwater voor het vee.
Het is moeilijk precies te zeggeh hoeveel ongeschikt
water nog in de gemeente Zuidzande wordt opgeno
men, omdat niet alle waterbronnen onderzocht zijn
en de dieren dan eens gebruik maken van de ene
bron en dan weer van een andere.
Van de 50 landbouwbedrijven in de gemeente Zuid
zande zijn thans 17 aangesloten op de waterleiding.
Interessant is te weten, dat in Zeeuwsch-Vlaande-
ren op een boerderij (woning bedrijf) gemiddeld
110 m'i water per jaar 110.000 liter wordt gebruikt,
terwijl de woningen gemiddeld 70 m-"* water per jaar
gebruiken.
Vanzelfsprekend zal de variatie in het watergebruik
van bedrijf tot bedrijf zeer groot zijn.
Een indruk van het gebruik van leidingwater en
de variatie daarin van bedrijf tot bedrijf krijgen we
uit het volgende overzicht.
Van 12 van de 17 op het waterleidingnet aangeslo
ten bedrijven is nagegaan hoeveel water uit de water
leiding werd gebruikt.
Nummer bedrijf
1
6 1
7
8
16
17
20
21
23
24
35
49
1952
Verbruik in m3
159
100
104
221
68
62
107
48
150
272
141
84
1953
Verbruik in m3
118
■119
107
223
70
70
100
48
165
128
141
85
SPUITWATER.
Aangezien veelal uit dezelfde bronnen, waaruit 'het
vee zijn dorst lest, ook water wordt gebruikt voor dé
bespuiting of verneveling van landbouwgewassen
tegen schimmels, insecten, onkruiden e.d., dient het
water in dit opzicht eveneens te worden bezien.
Niet alleen het bestrijdingsmiddel is van belang,
maar ook de kwaliteit van het water, waarin het
middel wordt opgelost of waarmee het wordt ver
dund.
Spuitwater moet vrij van .grove verontreinigingen
zijn,
een laag zoutgehalte hebben en
vrij van andere chemische verontreinigingen zyn.
Water, dat bevuild is met slib, levende of dode
plantendelen, kleine dierlijke organismen e.d. kan
aanleiding geven tot verstoppingen.
Hierdoor wordt onregelmatig gesproeid, zodat het
effect van de bestrijding minder goed of zeifs slecht
kan zijn.
GESCHIKTHEID ALS SPUITWATER.
Water dat sterk ijzerhoudend is min of meer
..roestig" kan ook aanleiding geven tot verstop
pingen. Op zichzelf kan ijzerhoudend water rustig
gebruikt worden, zonder dat het middel of het te be
spuiten gewas beschadigd wordt.
Verstoppingen moeten opgeheven worden, hetgeen
tijd en dus geld kost. Bovendien leidt veel schoon
maken van fijne machinedelen tot extra slijtage,
waardoor het spuit- of verneveleffect ook al minder
goed kan worden.
Water dat brak is, zout water, kan wel zeer na
delig zijn voor de bespuiting.
Uit onderzoekingen is gebleken, dat brak water tot
een zoutgehalte van 6 gram per liter geen nadelige
invloed heeft op de hedendaagse bestrijdingsmidde
len zelve, maar dat dergelijk water al wel schade kan
doen aan de bespoten gewassen.
'Zie verder pag 293 le kolom onderaan)