DE AARDAPPELSITUATIE. Ons dagelijks brood. TOESLAGREGELING ROGGE, OOGST 1955. ZATERDAG 16 APRIL 1955 VERANTWOORDELIJKHEDEN. Mede in verband met de omstandigheid, dat het Landbouwschap er ten zeerste over teleurgesteld Is, dat zijn voorstellen tot het verlenen van verdere steun aan de aardappel markt met name ook wat betreft de zandaardappelen nog niet zijn aanvaard door het bestuur van het bedrijfschap, lijkt het gewenst eens duidelijk te stellen welke verantwoordelijkheid verschillende instanties dra gen. In de praktijk bestaat hierover veel misver stand. De desbetreffende instanties zijn: Landbouw schap, Bedrijfschap voor Aardappelen, S.I.V.A. en overheid. Het Landbouwschap als orgaan ter beharti ging van de belangen van de landbouw is ver antwoordelijk voor de vele voorstellen die het heeft gedaan en verdedigd bij het Bedrijfschap voor Aardappelen en de Minister. Nadat de Stich ting voor de Landbouw in de herfst, na moeizaam overleg met de aardappelmeel-industrie, reeds had bereikt, dat 50.000 ton aardappelen uit de markt werden genomen en extra verwerkt tot aardappel meel, is per 1 Januari het Landbouwschap opge treden. Voorstellen tot het opschorten van exportheffin gen en in de markt komen van de S.I.V.A. wer den door het bestuur van het Bedrijfschap voor Aardappelen aanvaard en tot uitvoering daarvan is in een bespreking tussen de Minister en het Landbouwschap op 3 Maart j.l. besloten. Daarna is er veel overleg met het bedrijfschap inzake ver dere maatregelen gepleegd. Behalve Bintjes wor den thans ook Meerlanclers en Alpha's van klei grond uit de markt genomen. Het prijspeil zal wel licht geleidelijk enigszins kunnen worden ver hoogd. Hoewel het Landbouwschap nog geens zins bevredigd is kon verdere prijsdaling worden voorkomen en is bereikt dat het prijspeil althans belangrijk hoger is clan in Be'gië en Frankrijk. Het Landbouwschap heeft echter nog vele wensen, ook t.a.v. zandaardappelen, die bij het bedrijfschap worden verdedigd. Het Landbouwschap is verantwoordelijk voor voorstellen die het doet en verdedigt, het bestuur van het Bedrijfschap voor Aardappelen draagt ech ter de volledige verantwoordelijkheid voor het be leid dat wordt gevoerd: Dit bedrijfschap heeft tot taak het treffen van marktordenende maatregelen. Dit bedrijfschap beheert het Consumptie-aardappel- Egalisatie-Fonds, dus de met behulp van areaal heffingen verzamelde boerengelden. Het bestuur van het Bedrijfschap voor Aard appelen bestaat uit 10 personen, waarvan 3 telers (één uit het klei-aardappelgebied, één uit het zand- aardappelgebied en één uit de Veenkoloniën, welke laatste tevens een belangrijke rol speelt in de aardappelmeelindustrie), één vertegenwoordiger van de groothandel, één van de kleinhandel in aard appelen, één vertegenwoordiger van de aardappel- meelhandel, 2 vertegenwoordigers van de aard appelmeelindustrie, één vertegenwoordiger van de maiszetmeelindustrie en één vertegenwoordiger van de industriële werknemers. Dit bestuur van 10 personen, waarvan 3 telers, bepaalt of al dan niet steun wordt verleend aan de aardappelmarkt en de mate waarin dit gebeurt. Het is ten zeerste te betreuren dat zich t.a.v. een bepaalde door het Landbouwschap bepleite maat regel tot het verlenen van steun aan de zandaard- appelmarkt een duidelijke belangstelling openbaart in dit voor het aarclappelbeleid verantwoordelijke bestuur van het bedrijfschap. Niettemin hoopt het Landbouwschap, dat op zeer korte termijn bevre digende maatregelen kunnen worden getroffen, waarmede ook de aardappelmeelindustrie zich zal kunnen verenigen. Wat betreft de S. I. V. A., dit apparaat is inder tijd door de Stichting voor de Landbouw en de or ganisatie van de handel opgericht uitsluitend met het doel de uitvoering van door het Bedrijfschap voor Aardappelen getroffen maatregelen ter hand te nemen. In de Raad van Beheer hebben 2 verte- (Advertentie) EEN ECHTE AMERIKAANSE KLASSE-TREKKER CONTINU DOORDRAAIENDE AFIAKAS èn-S - r5*_ i' r Wie vooruit kijkt, koopt CASE. Voor 20, 25 jaar bedrijfszeker werken. 23—65 PK. Vraagt in lichtingen! genwoordigers van de landbouw en 2 van de han del zitting. De S. I. V. A. draagt zorg voor de uit voering, het Bedrijfschap voor Aardappelen bepaalt de hoogte van het in acht te nemen prijspeil. T. a. v. de verantwoordelijkheid van de overheid kan worden gesteld, dat de minister de besluiten van het bestuur van het Bedrijfschap voor Aard appelen kan afkeuren wanneer deze naar zijn me ning in strijd zijn met het algemeen belang. Zo kon b.v. het besluit van het bestuur van het bedrijf schap om de exportheffingen op te schorten, doch deze aileen bij zandaardappelen bestemd voor indu striële verwerking in West-Duitsland te handha ven op 1,25 per 100 kg, door de minister niet wor den goedgekeurd, waarna deze laatste heffing eveneens is opgeschort. De overheid heeft indertijd tevens toegezegd, voor 50 procent te zullen participeren in de kosten van de door het Bedrijfschap voor Aardappelen te treffen maatregelen, voor zover het noodzake'ijk zou zijn catastrofes te voorkomen. Tot deze parti cipatie is thans nog niet besloten, hoewel het Land bouwschap hierop meermalen met klem bij de Mi nister heeft aangedrongen. De Minister wijst er echter op, dat de telersprijzen van voor binnen landse consumptie bestemde aardappelen, nog rede lijk zijn en niet een peil hebben bereikt dat inder tijd als gemiddelde voor Bintje en Eigenheimer werd beoogd voor het treffen van maatregelen. Bovendien wenst de Minister nog af te wachten, welke- resultaten de thans plaats hebbende inven tarisatie t.a.v. het overschot oplevert. Van een catastrofale ontwikkeling, zoals in België en Frank rijk, kan thans in Nederland niet worden gespro ken, reden waarom de Minister het verdere verloop van de noodzakelijk te achten maatregelen nog wenst af te wachten alvorens eventueel financiële medewerking te verlenen. FINANCIËLE TEGEMOETKOMING aan met Aardappelmoeheid besmette veenkoloniale bedrijven De besprekingen betreffende een tegemoetko mingsregeling voor in ernstige mate met aard- appelrnoeheid besmette veenkoloniale bedrijven hebben er toe geleid dat vanaf oogst 1953 een fi nanciële tegemoetkoming zal kunnen worden verleend. Voor deze regeling komen in aanmerking veen koloniale bedrijven in de provincies Groningen, Drenthe en Overijssel, waarop regelmatig aard appelen voor industriële doeleinden worden ge teeld en waarvan in het betreffende jaar meer dan 10 van de totale bedrijfsoppervlakte met aardappelmoeheid was besmet verklaard. Het ligt in de bedoeling schadeloosstelling te verlenen voor de besmette oppervlakten, met dien verstande dat 20 van de besmette oppervlakte, met een minimum van 10 van 'e totale be drijfsoppervlakte, volledig voor eigen risico van de telers blijft. Dit houdt in dat voor bedrijven met 10 tot 50 besmetting dit eigen risico 10 van de bedrijfsoppervlakte bedraagt: boven 50 tot 100 besmetting neemt dit toe van 10 tot 20 van de bedrijfsoppervlakte. Het bedrag van de tegemoetkoming is afge stemd op het verschil in financiëel resultaat van aax-dappelen en die van vervangende gewassen. Voor oogst 1953 is dit verschil berekend op f 173, per ha besmette grond, die voor de regeling in aanmerking komt. Bedragen van f 25,en lager zullen niet worden uitbetaald. Het bedrag van de tegemoetkoming over oogst 1954 kan nog niet worden berekend, daar de defi nitieve telersprijzen van verschillende producten, met name fabrieksaardappelen, nog niet bekend zijn. De zgn. „proefbedrijven" van de Plantenziek- tenkundige Dienst vallen eveneens onder de rege ling, waarbij evenwel rekening zal worden gehou den met de faciliteiten die deze bedrijven reeds genoten. De kosten van de tegemoetkomingsregeling zullen voor 75 worden gedragen door het be langhebbende bedrijfsleven, terwijl van de ove rige 25 een bijdrage van de overheid is ge vraagd. Zoals bekend is, zal over de rogge van de oogst 1954 een prijstoeslag per 100 kg worden gegeven, ter grootte van het verschil tussen de prijs welke de telers gemiddeld voor dit product hebben ge maakt en de irn uitzicht gestelde richtprijs van 24,25 per 100 kg. Deze toeslag zal worden geba seerd op de totaal in 1954 verbouwde oppervlakte rogge. Tussen de minister van Landbouw en het Land- bouwsdhap is er overeenstemming over bereikt dat voor de oogst 1955 de toeslag bepeerkt zal worden tot een hoeveelheid rogge, gebaseerd op de opper vlakte, welke uit bedrijfstechnisch en -economisch oogpunt noodzakelijkerwijs moet worden verbouwd. Dit betekent dat de bedrijven op zand- veenkolo niale- en lösstgronden vbor een eventuele toeslag in aanmerking zullen komen en in het algemeen de bedrijven op de kleigronden van de regeling zullen worden uitgesloten. Er is de laatste jaren meer dan voldoende tarwe in de wereld en we zijn als landbouwsector geneigd deze overvloed van grondstof voor ons dagelijks brood beangstigend te vinden, omdat die grote voorraden ons herinneren aan de tijden dat Ameri kaanse tarwe voor spotprijzen te koop was. De sedert 1931 werkende verplichting, een be paald percentage inlandse tarwe in het brood te verwerken, heeft de Nederlandse tarweteler steeds een steuntje gegeven om zijn tarwe tegen redelijke prijzen af te kunnen zetten. Dat zal zo blijven, als per 1 September de import van tarwe weer door iedere importeur verzorgd kan worden en de Staat zich dus op dit gebied gaat terugtrekken. Het bijmengingspercentage varieert naar behoef te, cloch kan volgens internationale verplichtingen niet boven de 35 procent uitkomen. Het vorïge jaar zag het er maar slecht uit met de overvloedige oogst, daar velen verwachtten dat er ondanks een maximaal bijmengingspercentage van 35 procent nog een overschot zou zijn. Gelukkig is dit erg mee gevallen, zodat reeds vrij spoedig het bijmengings percentage tot 25 teruggebracht kon worden. Er zit wat scheef .wanneer we in Nederland gelukkig zijn met een gering percentage inlandse tarwe in het brood, daar dat brood dan beter aan de eisen van het publiek voldoet, dat een zo groot mogelijk brood met fijne spons structuur wenst. Zijn onze tarwerassen zo slecht öf is het Neder landse klimaat ongeschikt om tarwerassen voort te brengen, die een goede bakkwaliteit hebben Een artikel van Dr. Broekhuizen in het Jaarboek van de Algemene Bond van Oudleerlingen van In richtingen voor Middelbaar Landbouwonderwijs deed ons weer eens opnieuw tot de ontdekking komen, dat we in Nederland aan die bakkwaliteit nog maar bedroefd loeinig gedaan hebben en het tot nu toe vrijwel alleen gezocht hebben in de op brengst. Zeker, de Rassenlijst geeft de diverse tarwerassen een cijfer, als waardering voor de bak kwaliteit, naast vele andere cijfers. Maar veel ver der gaan we niet. Het valt op dat, wanneer de tarwerassen naar klassen voor bakkwaliteit worden ingedeeld, de klasse „goed" bezet wordt met (nog niet in de Rassen1 ijst opgenomen rassen. In de klasse „vrij goed" volgen o.a. Alba, Mado en Carstens VI, terwijl de hoofdgroep met Heine's VII, Minister, Staring en Blanka onder „matig" gerangschikt wordt. We iswaar trekt de schrijver de conclusie, dal combinatie van een hoge opbrengst met een goede bakkwaliteit mogelijk blijkt te zijn, doch als men elders leest dat in het Nederlandse tarwemateriaal weinig perspectief zit voor de verbetering van het bakwaarde-niveau, begrijpt men dat het 10-jaren plan van het CoCoBro een goede grond heeft. Of eigenlijk ook weer niet, want wie zal er straks tarwerassen met een betere bakkwaliteit verbouwen als daar niets tegenover staat Het huidige prijzensysteem, met een richtprijs, laat weinig of geen ruimte voor een in geld uitge drukte waardering voor de bakkwaliteit, terwijl dit toch in andere Europese landen wel het geval is, ook al weet men daar zeer goed dat wegens het klimaat nooit tarwe geteeld kan worden van een bakkwaliteit, die de Canadese, Argentijnse en Ame rikaanse rassen kan benaderen. De Zeeuwse tarwe heeft altijd als een goede broodtarwe bekend gestaan, doch aan het prijs verschil met tarwe die onder minder gunstige kli maatsomstandigheden gegroeid is, zou men dit niet zeggen. Overigens kan men dit klimaatseffect nog wel enigszins beïnvloedenzoals bleek uit Nederlandse proeven waarbij de bakkwaliteit verbeterd werd door de stikstof bemesting laat te geven en bij het bakken kaliumbromaat te gebruiken. Men kent in Frankrijk dat zijn behoefte aan broodgraan vrijwel geheel met inlandse tarwe kan dekken aan ieder ras een waarderingscijfer toe, waarbij de bakkwaliteit in belangrijkheid direct volgt op de opbrengst. In Duitsland en Oostenrijk tracht men het bak- io aar de-niveau van de tarwe omhoog te brengen, door het betalen van een premie voor alle tarwe die aan zekere eisen van bakkwaliteit voldoet. Dit heeft tot gevolg gehad dat het percentage van de eerste klasse bakkwaliteit steeg van 21 procent in 1949 tot 44 procent in 1950, terwijl deze verschuiving zich ook daarna nog voortzette. Men kan de kwestie afdoen met de dooddoener dat de kwekers dan eeret maar eens voor nieuwe rassen moeten zorgen, die aan hogere eisen voldoen wat de bakkwaliteit aangaat. Maar zo eenvoudig is het niet, daar we eerst de mogelijkheid zullen moeten openen deze betere bakkwaliteit te belonen. De nu gebruikte rassen lopen op dit punt ook al uiteen en bieden een mogelijkheid om te breken met^het huidige stelsel van kwaliteitsvervlakking. Het is niet onmogelijk dat aan deze kwestie meer aandacht geschonken zal worden zodra de import binnen afzienbare tijd vrij gegeven wordt. Bij dit alles mag niet vergeten worden, dat de binnenlandse tarweteelt naast vaste prijs en meng- gebod ook langs vrijwillige weg een plaats op de Nederlandse markt moet trachten te behouden. Wanneer kweker en boer er in zouden slagen, re sultaten op het gebied van de bakkwaliteit te be halen, zou hiermee een stap in de goede richting zijn gezet om het dagelijks brood zoveel mogelijk aan de smaak van het publiek tegemoet te doen komen. B.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1955 | | pagina 3