De teelt van landlioiiwerivten in Zerawh-tlaanderen
H EX A-MELT
ZATERDAG 2 APRIL 1955
237
door
Ir. P. R. BOUMAN.
I.
IN 1954 werd onder de leden van de Landbouw-studiegroepcn in Zecuwsch-Vlaanderen
een cnquete gehouden over de teelt van erwten.
De deelnemende landbouwers kregen daarvoor een cnquete- formulier» dat zij zo
goed mogelijk gedurende het groeiseizoen tot en met de verkoop van het geoogste
product invulden.
.Verspreiding.
De erwt is één van de zeven hooldgewassen
(tarwe, gerst, bieten, aardappelen, erwten, stam-
bonen, vlas), die practisch regelmatig op ieder
landbouwbedrijf geteeld wordt.
Het volgende overzicht geeft een beeld van de
erwtenteelt in de laatste jaren:
Jaren Nederland Zeeuwsch-Vlaanderen
1950 24.400 ha 2.500 ha
1951 25.700 ha 2.800 ha
1952 27.700 ha 3.300 ha
1953 30.600 ha 4.500 ha
1954 32.600 ha 5.200 ha
Van de 45.500 ha bouwland in Zeeuwsch-Vlaan-
deren werd in 1954 dus bijna 11.5 met erwten
beteeld.
Niet in alle gemeenten is de verbouw van erw
ten even belangrijk.
Vooral de bodemgesteldheid is de oorzaak van
deze verschillen.
Bodem.
Zowel kalkrijke zware als lichte goed ontwater
de klei- en zavelgronden lenen zich voor de erw
tenteelt.
Van 88 van de 140 percelen waren de analysen
van het grondonderzoek opgegeven.
De resultaten daarvan kunnen als volgt in
zwaar te-klasse» worden gegroepeerd:
lichte zware lichte zware
Klasse zavel zavel klei klei
10—25 25—35 35-45 45
slib slib slib slib
Aantal 24 27 30 7
De koolzure kalkgehalten varieerden van 0.4
tot 15.8 r/r. Slechts 4 percelen hadden een kalkge-
halte tussen 0.4 en 1. en 6 percelen hadden een
koolzure kalkgehalte tussen 1 en 2 Het over
grote deel van onze klei- en zavelgronden heeft
dus een prima kalktoestand.
Bij erwten zien we bij wateroverlast hetgeen
een slechte lucht voorziening van de grond bete
kent dat de wortelgroei en de ontwikkeling van
de wortelknolletjes met de stikstofbindende bac
teriën worden belemmerd.
Hetzelfde geldt voor gronden met een slechte
structuur.
Men moet dan ook voor erwten meer letten op
de bodemgesteldheid, dan op de zwaarte van de
grond.
Op zware klei zijn de geoogste erwten veelal wat
groener van kleur dan op lichte gronden.
Vruchtwisseling.
Erwten vragen een voorvrucht, die het land ach
terlaat met een goede structuur, met zo min moge
lijk onkruid, terwijl die voorvrucht geen planten
ziekten op de erwten mag overbrengen.
Het volgende overzicht geeft aan hoe vaak in de
enquête erwten na verschillende voorvruchten wer
den verbouwd.
-c
CO
Voorvrucht
o
CQ, .a g r
55 y1 Q r3 c E «J
CS o «5 42 (3 .S 2 O 3
<j o w W J
e
j»
Ij
*-•
s-
O
Aantal 14 55 5 2 51 14 6 5 1 1 2 1
Met groenbe-
mesting 4 28 2
Met stalmest 411 1
Totaal 157 voorvruchten op 140 percelen, het
geen verklaard wordt uit het feit, dat de erwten
soms op één perceel 2 of zelfs 3 voorvruchten
hadden.
Met toestemming van de opstellers nemen
we in de komende xoeken een aantal artike
len op die in verkorte vorm de lezingen
weergeven die deze winter door de Rijks-
landbouioconsulent en zijn staf in Zeeuwsch-
Vlaanderen werden gegeven voor de studie
groepen in dit gebied.
Zo zullen op deze wijze behandeld worden
de erwtenteelt aan de hand van 'n gehou
den enquête de proeven met Conserbeta
in Zeeuwsch-Vlaanderen, een drinlcivater-
onderzoek in de gemeente Zuidzande en
een onderzoek naar het bietencystenaaltje
in de gemeente Westdorpe.
We achten deze artikelen juist daarom
van belang omdat ze nu eens niet alleen
voorlichting geven over de wijze ivaarop het
zou moetendoch ook eens laten zien hoe
l de boer zijn erwten, de waterleidjng-maat-
1 schappij de boeren, het cystenaaltje de biet
en Conserbeta de luis behandelt. In alle ge
vallen valt er wat van te leren.
REDACTIE.
Aangezien granen en bieten samen op de meeste
bedrijven meer dan 50 van het bouwland inne
men, wordt het begrijpelijk, dat deze gewassen zo
vaak als voorvrucht genomen worden.
Erwten in een gerstestoppel, waarbij het com
binestro al of niet met groenbemesting is onder-
geploegd, is juist te achten, daar het erwtengewas
weinig of geen last heeft van de stikstofvastleg
ging door het stro in de grond.
Bieten staan nogal eens in stalmest of na een
graanstoppel met groenbemesting, waarvan de na
werking de erwten ten goede kan komen.
Een stambonen-stoppel is in tegenstelling met
hetgeen men vaak geschreven ziet goed voor
erwten.
Gescheurd grasland wordt terecht in vele geval
len ingezaaid met erwten. Erwten verdienen in
dezen de voorkeur boven andere gewassen, daar
ze weinig of geen last hebben van ritnaalden
(koperwormen) en emelten.
Een overdreven verbouw van erwten is onjuist,
daar dan de kans bestaat op het optreden van
erwtenmoeheid (erwtencystenaaltje, St. Jansziek
te).
Daarom geeft men in de praktijk meestal aan,
dat men op een perceel hoogstens 1 maal in de 6—
8 jaar erwten mag verbouwen. Hier moeten we de
veldbonen (zwarte bonen) bijrekenen. De te in
tensieve verbouw van veldbonen speciaal paar-
debonen in vroegere jaren, heeft in het land
van Cadzand menig perceel erwtenmoe gemaakt.
Karwijtelers zaaien de karwij meestal onder
erwten in. Hiervan werd in geen enkel geval mel
ding gemaakt.
Na erwten passen goed koolzaad mits het
land vrij is van bietenmoeheid en wintertarwe.
Grondbewerking.
Zoals voor ieder gewas, heeft ook voor de erw
ten de grondbewerking ten doel:
a. onkruid te vernietigen en
b. zaaibed te maken.
a. De toe te passen bewerkingen hangen af van:
le. de soort onkruiden (wortelvuil en/of zaad-
vuil)
2e. de lijd en de daarmee gepaard gaande om
standigheden en mqgeiijkheden.
b. Hoe beter en vlakker, maar niet te fijn, de
grondligging voor de winter reeds is, des te
minder werk hoeft er in het voorjaar aan ge
daan te worden. Daarom dienen we zoveel
mogelijk onder droge omstandigheden te wer
ken, opdat de structuur van de grond niet
wordt bedorven. Dit houdt in, dat waar moge
lijk vroeg op wintervoor wordt geploegd.
Afhankelijk van de voorvrucht, de onkruidbezet
ting, de grondsoort, de trekkracht, de grondbewer
kingswerktuigen en dergelijke, zien we «dan ook
zeer verschillende en opeenvolgende grondbewer
kingen toegepast.
We volstaan met enkele voorbeelden uit de en
quête:
1. Voorvrucht gerst, zwaarte 50 zware klei;
1 x gestoppeld, 1 x gewend, 2 X gecultiva-
terd, 1 X schijfegge, begin October op winter
voor, half December afgeëgd, 16 Maart zaai-
klaar gelegd met scharnieregge en sleeps tang,
17 Maart gezaaid en ingeëgd, 1 x geëgd met
onkruidegge.
2. Voorvrucht gerst met groenbemesting;
eerst de kanten geploegd en uitgeëgd, later in
de 2e week van December op wintervoor ge
ploegd met voorscharen, voorjaar overlangs en
overdwars afgeëgd, 23 Maart gezaaid en inge
werkt met lichte zig-zag-egge, tussen zaaien
en opkomst geen bewerking.
3. Voorvrucht aardappelen, zwaarte 43
lichte klei;
eerst links en rechts gecultivaterd, half Octo
ber op wintervoor geploegd onder droge om
standigheden, 15 Maart geëgd met lepelegge
met 6-deli(ge zig-zag-egge er achter gekoppeld,
16 Maart gezaaid en ingeëgd met onkruidegge,
daarna nog gesleept en bij het opkomen met
onkruidegge doorgereden.
4. Voorvrucht gerst, zwaarte 30 zware zavel;
na de combine-oogst 4 x met cultivator (mes
sen) bewerkt, omstreeks 15 November diep-
geploegd, 11 Maart 2 x licht geëgd (met sleep-
ijzer), 12 Maart gezaaid en ingeëgd, 25 Maart
dwars gesleept.
5. Voorvrucht suikerbieten, zwaarte 42
lichte klei;
omstreeks 20 November op wintervoor gere
den, 23 Januari met twose-egge over de vorst
gereden, 12 Maart met verstelbare egge, 15
Maart gezaaid en ingeëgd, een week later ge
sleept.
6. Voor vrucht suikerbieten, zwaarte 28
zware zavel;
eind November op wintervoor, 17 Maart over
langs en overdwars met verstelbare egge en
ook gezaaid met zig-zag-egge aan de zaai-
maehine.
Opvallend was, dat in 11 gevallen de grond voor
de winter of later over de vorst werd voorbewerkt.
Een goed teken is, dat verschillende landbou
wers, speciaal de trekkergebruikers, enkele be
werkingen in één gang uitvoeren, door bijvoorbeeld
twee typen eggen achter elkaar te koppelen of
direct aan de zaaimaehine een lichte egge koppe
len voor het inslechten. Dit spaart tijd en voor
komt sporen.
Bemesting.
Een redelijke erwtenoogst van 3500 kg zaad en
3000 kg stro bevat ongeveer: 170 kg stikstof (N),
40 kg fosfaat (PuO-i) en 75 kg kali (K2Ö).
Deze stoffen moeten uit de lucht (N) en uit de
grond komen, waarvoor de grond met kunstmest
en organische meststof moet worden verrijkt.
a. STIKSTOF.
Er viel ten aanzien van de hoeveelheid in ver
band met de soort en de voorvrucht practisch geen
conclusie te trekken.
De data van de tijd van aanwending liet zien,
dat een klein deel der deelnemers de stikstof één
of enkele dagen voor het zaaien van de erwten
aanwendde.
Een iets groter deel gaf de stikstof op de dag
van zaaien.
Het grootste deel wendde de stikstof na het
zaaien aan, variërende van 1 dag tot een maand.
Bezien we nu een en ander en letten we op de
grote verschillen, dan moeten we uit deze enquête
concluderen, dat de stikstof bemesting op erwten
een duistere zaak schijnt te zijn.
We zullen daarom onze mening naar voren
brengen
In het algemeen heeft op onze gronden bij goede
cultuurmethoden een stikstofbemesting op erwten
geen zin.
Tot op zekere hoogte is een kleine stikstofgift
uit het oogpunt van risicodekking nog te verdedi
gen:
a Bij koud weer in het voorjaar zullen op koude
gronden de stikstofbindende bacteriën zich
traag ontwikkelen, zodat een kleine stikstof
gift de jonge erwtenplantjes in de beginperiode
kan helpen.
(Zie verder pag. 238.)
(Vervolg van pag. 236.)
(We tekenen hierbij aan, dat de
mening van de individuele boer welis
waar niet gevraagd is, doch wel die
van de landbouworganisaties en land
arbeidersorganisaties die na de oorlog
zelf de plannen hiervoor ontworpen
hebben. RED.)
Dagelijks kan men lezen, dat er com
missies en nog eens commissies uit de
grond worden gestampt met vertegen
woordigers van werkgevers- en werk
nemersorganisaties. Commissies bren
gen vergaderingen met zich mee en
kosten geld. De boer zal dit alles moe
ten betalen, ook voor de werknemers.
Zal het grote bedrag, wat men straks
betalen moet zijn nut afwerpen?
Wat het resultaat betreft, hier
tegenover staan wij twijfelachtig. Men
behoeft slechts het resultaat van de
Stichting voor de Landbouw te bezien!
Was het niet een zeer pover resultaat,
toen het Bestuur op de slotvergadering
opmerkte, dat het belangrijkste besluit
in al die jaren was, het instellen van
een Pensioenfonds voor de landbouw?
Er zijn zelfs besluiten genomen, die ten
nadele van de landbouw hebben ge
werkt.
Uit hetgeen wy hier hebben aange
haald blijkt, dat de Nederlandse boer
de P. B.O. niet met grote geestdrift
tegemoet kan zien.
voor zaadbehandeling
tegen Ritnaalden
voor afdoende
Emelten-bestrijding
UHDA-Rn
JBÊÊT^l
NOVRY 4 lAKDE's
EXPLOITATIE MAATSCHAPPIJ DEVENTER
Verkrijgbaar bij: jebo-Depots, Vecdugt-Agenten ert Plaatselijke Coöperaties.