CB ZAADTEELT VAN ENGELS RAAIGRAS RADIO Boekbespreking Zomergerst RADIOTOESPRAAK OVER FINANCIËLE TOESTAND VAN DE BOEREN. WATERBEHEERSING OP GRASLAND. HET GEBRUIK VAN AARDAPPELEN ALS VEEVOEDER. WILMO-VAN DRIEL SCHOTELSTROOIER VAN DRIEL VAN DORSTEN N.V. Hoofddorp 184 ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD door H. KONING, Hoofdass. Rijkslandbouwconsulentschap voor Zaadteelt. IL Oogsten. Normaal valt het maaien juist vóór de tarwe- en haveroogst. Beginnelingen oogsten bijna altijd te vroeg. Wie nooit eerder graszaad teelde, doet verstandig er deskundig advies over te vragen: enkele dagen korter of langer staan geeft een aan merkelijk verschil in zaadopbrengst. Een oogst- tjjdenproef in 1954 op Goeree gaf volgend resultaat: Gram Gemaaid 3 Aug. kiemkr. 88 1000 korrelgew. 1.408 Gemaaid 7 Aug. kiemkr. 93 1000 korrelgew. 1.641 Gemaaid 13 Aug. kiemkr. 92 1000 korrelgew. 1.740 M.a.w. als op 3 Aug. was gemaaid en men ver kreeg daarbij een zaadopbrengst van 1408 kg per ha, dan zou bij oogsten op 13 Aug. (zonder meer aannemend) 1740 kg zijn verkregen, d.i. ruim 300 kg zaad per ha meer. Men mag dus bij wat later oogsten nogal wat zaad verspelen Om een zo hoog mogelijke zaadopbrengst te krij gen laat men het zaadgewas dus goed uitrijpen en oogste bij fel weer liever alleen des morgens vroeg en 's avonds laat. Ergo neme men de oppervlakte Engels raai niet groter dan men in enkele dagen kan oqgsten. Het tijdstip van oogsten wordt be paald door na te gaan of er bij zacht kloppen van enige zaadstengels in de hand al wat zaad uit valt. Is zulks niet het geval, dan is het gewas nog niet rijp. Blijft er na het maaien en opruiteren geen zaad op het veld achter, dan is men ongetwijfeld te vroeg geweest met het oogsten. In deze richting wijzen ook zeer duidelijk de oogsttijdenproeven van het C. I. L. O. van de laatste jaren. Zo gaf maaien en direct opruiteren bij de proef op de Oostwaardhoeve in 1953 een zaadopbrengst van 1022 kg/ha en regelrecht van stam combinen precies 14 dagen later 1260 kg. In 1954 herhaald, gaf de normale methode een zaadopbrengst van 698 kg per ha., terwijl het regelrecht van het veld combinen niet wou. Deswegen werd dit deel van het perceel 14 dagen na het maaien van het eerste veld in zwad gemaaid en een drietal dagen later met de combine, voorzien van een pick-up, geoogst, waarbij een netto zaadopbrengst werd verkregen van 1000 kg/ha. Niet alleen geeft het combinen (regelrecht van stam of uit het zwad) een grote werkbesparing, maar in deze gevallen was tevens de zaadopbrengst hoger. Er zal getracht worden dit jaar in Zeeland of West Noord-Brabant enkele vergelijkende proe ven te nemen op praktijkpercelen, aangezien er in dit gebied vele combines werken en het regelrecht combinen mogelijkheden lijkt te bieden. Voorlopig zullen we ons echter nog houden bij de gebruikelijke methode: maaien met de maai- machine en onmiddellijk opruiteren, ook al is het gemaaide produkt wat vochtig. Wil men niet zwad voor zwad wegnemen en opruiteren, zo verdient het wel aanbeveling, dat men het pad, dat bij het maaien ontstaat, vrij houdt van teruggevallen zaadstengels, omdat er anders te veel zaad door de paarden of maaimachine wordt verreden. Hier aan wordt in de praktijk veel te weinig aandacht besteed. Bij het opruiteren wordt de middenste poot naar het N.O. geplaatst, terwijl als de ruiter vol is, er een touw overheen wordt getrokken met aan de andere kant oen steen of draineerbuis eraan. Ook zijn er tegenwoordig netten in de handel, die over de ruiter worden gespannen, zodat afwaaien van de koppen onmogelijk wordt. Zeer aan te bevelen. Na een week of drie wordt het gewas óf thuis gehaald óf het raaigras gedorst met een velddor- ser of combine. Daarbij moet er speciaal op gelet worden, dat er geen goed zaad met het kaf op het veld wordt geblazen of in het stro blijft zitten door te vlug dorsen. Herhaaldelijk komt het nog voor, dat bij het dorsen onnodige verliezen optreden! In het Noorden van ons land geeft men nog algemeen de voorkeur aan het in de schuur rijden als het weer daarvoor geschikt is, daar men er dan zeker van is, dat men geen risico meer loopt voor kwa liteitsvermindering, stormschade e.d. Hier zijn bovendien weinig combines en velddorsers, die het graszaad op het gevraagde tijdstip zouden kunnen maaien. Verder leerde de ervaring daarbij, dat min der gunstige weersomstandigheden oorzaak zijn, dat men soms meermalen ovefr een perceel moet dorsen met alle narigheden van dien (vochtig zaad, dito hooi en duur dorsen). Per ha moet men normaal op 6—7 dorsuren rekenen. De opbrengst. De opbrengsten zijn de laatste jaren sterk ge stegen, hetgeen voor een groot deel te danken is 'n Praatje over Grasland en wat Bemesting daar mee te maken heeft. Uitgave N.V. Ned. Kali Im port Mij. Deze goed verzorgde uitgave met een econo misch, een botanisch, een cultuurtechnisch gedeel te en een slotgedeelte dat vanzelfsprekend cc/er de bemesting handelt, gaat in vele opzichten uit boven reclamedrukwerk. De schrijvers van de eerste twee gedeelten staan er overigens borg voor, dat datgene wat naar naar voren gebracht wordt, ook inderdaad verant woord is. (Advertentie.]? C.B. RASSEN ZIJN OOGSTZEKERE RASSEN .O"'/. AGIO Z BALDER CARLSBERG HERTA \t aan de betere voorlichting, die de telers krijgen. Was b.v. in 1948 de hoogste zaadopbrengst van een bepaalde selectie Engels raaigras weidetype 970 kg per ha, in 1953 was de gemiddelde opbrengst hier van al vrij wat hoger. Aangezien er nog geen ver gelijkende opbrengstproeven zijn genomen, valt over verschil in zaadopbrengst tussen de diverse selecties nog weinig met zekerheid te zeggen. De vele opbrengstgegevens, die van praktijkpercelen bekend zijn, maken het echter wel waarschijnlijk, dat er verschillen in zaadproducerend vermogen bestaan. Nauwkeurige proeven om hieromtrent meer gegevens te verkrijgen, zijn bij de onderzoe kingsinstanties in overweging. Bij een oordeelkun dige cultuur mag men de zaadopbrengst van het weidetype zeker op 1000 kg per ha rekenen, op goede grónd zelfs belangrijk hoger. Over de meerkosten, verbonden aan de graszaad teelt t.a.v. granen, moge ik verwijzen naar een overzicht voorkomend in het Zeeuwsch Landbouw blad van 22 Januari j.l. Nage wassen. Teneinde een spoedige ontbinding van de zode te bevorderen gaat men na de laatste zaadoogst niet meer beweiden, maar de grond zo spoedig mogelijk bewerken: eerst oppervlakkig en bij voorkeur dwars op de rijen en langzamerhand dieper. Een meerderjarige graszode vraagt heel wat bewerking. Vindt een intensieve bewerking plaats, dan verkrijgt men een veel betere struc tuur en een veel beter aansluiten bij de ondergrond dan bij omploegen op één voor, zoals men nog maar al te vaak ziet. In de praktijk wordt een graszaadstoppel veelal betiteld met een dode stop pel. Zulks kan men echter door gepaste maatrege len grotendeels voorkomen: ga vooral de zode zoveel mogelijk in kleine delen kapot maken. Voor de ontbinding van de zode hebben de bacteriën stikstof nodig. Geeft men die niet expresse, dan onttrekken zij die aan de grond. Verbouwt men een graangewas na een éénjarige Engelse raaigras- stoppel, dan adviseer ik 100 kg kalksalpeter per ha meer te geven dan op zulk land na een haver- stoppel het geval zou zijn. Na een 2-jarige stoppel zelfs 200 kg ks/ha meer. Op deze manier krijgt men na het graszaadgewas een normaal gewas. In de praktijk houdt men met bovenstaande nog maar al te vaak te weinig rekening met als gevolg een schrale navrucht. Het direct op vrij grote diepte ploegen van graszaadland is ook vooral met het °°g op opslag van graszaad in latere jaren ten zeerste ongewenst. Men moet derhalve het uitge vallen graszaad zoveel moge ijk de kans geven om te kiemen, om het daarna weer te vernietigen. Graszaadtelers met een jarenlange ervaring waar schuwen speciaal tegen een onvoldoend vernietigen van het uitgevallen zaad. Erwten blijken in de praktijk een zeer gunstige navrucht van Engels raaigras te zijn: zowel door de gunstige structuur waarin een goed bewerkte graszaadstoppel verkeert, alswel door de vroege zaai, die hier moge'ijk is. In Cfronin,gen zaait men onder de erwten nogal eens karwij met daarop tarwe, haver en daarna vlas. Op de lichtere gron den verbouwt men in een graszaadstoppel veelal aardappelen (met stalmest», terwijl bieten het er ook goed op doen. Van de granen schijnt haver nog het beste te voldoen. De gewassen, die het tweede jaar na een meer jarige Engelse raaigrasstoppei worden .verbouwd, geve men de stikstof aan de zuinige kant daar het gewas anders allicht door de ontbinding van de zode te geil zal worden. Verkrijgbaar bij de plaatselijke landbouwverenigingen. In zijn radiotoepsraak onder de titel „Hoe staan de boeren er financiëel voor?", gehouden voor de V. A. R. A.-microfoon, heeft ir A. Vondeling het rapport „De financiële positie van het Landbouw bedrijf in Nederland" besproken. Dat rapport van het Landlbouw-Economïsch Instituut is het resultaat van een uitvoerig onder- zoek naar de beschikbare geldmiddelen in de boe renstand, waarin men 5000 willekeurig gekozen bedrijven over het gehele land heeft betrokken. Het bleek bij dit onderzoek, dat een flink percen tage van de boeren de benodigde duurzame inves teringen geheel uit eigen middelen kan betalen. Van streek tot streek zijn er echter grote verschil len. De weidegebieden in Friesland en Utrecht staan er op dit punt het slechtste voor; daaren tegen is de situatie in de rivierkleigebieden aan zienlijk gunstiger. Van de akkerbouwstreken vallen de veenkoloniën op door een verhoudings gewijs gezonde toestand. Het aantal boeren, dat meer schulden heeft dan bezittingen, is heel klein: op de duizend waren het er maar drie. Dat is in het verleden wel eens anders geweest! Het belangrijkste deel van het onderzoek han delde over de vraag, of de boeren nog geld kunnen lenen als zij dat zouden willen, of er dus nog ruimte is voor het opnemen van crediet. Het was mogelijk alle beschikbare zakelijke zekerheden te waar deren, waarbij bleek, dat in twintig procent van de gevallen geen credietruimte meer aanwezig is. Moeten deze boeren meer geld gebruiken, dan kan dit alleen door geld te lenen met persoonlijke zeker heidsstelling, dus met behulp van borgen. Dat percentage van twintig is een gemiddelde voor het gehele land. In Zuidholland en Friesland is de situatie nogal wat ongunstiger, zij 't veel beter dan in 1940 of in 1932/33, toen ook onderzoekingen ge daan zijn. Het oordeel van het rapporterend instituut, dat de financiële situatie in de landbouw geenszins ongunstig is, achtte de radiospreker bepaald wat te optimistisch, ook omdat men niet weet wat de investeringsbehoefte is. Er moet immers nogal wat verbeterd en vernieuwd worden en dat kost op het ogenblik schatten geld. Laten wij hopen, aldus besloot de heer Vondeling zijn toespraak, dat het onderzoek wordt voortgezet, zodat wij over enige tijd niet alleen weten hoe de boer er finan ciëel voorstaat, maar ook hoe hij er voor zou moeten staan, wil hij zijn bedrijf op een moderne doelmatige wijze kunnen voeren. Een goede waterbeheersing is één van de eerste voorwaarden om te komen tot een zo doelmatig mogelijk grasland-gebruik. Om aan deze voorwaar de te kunnen voldoen zijn een aantal maatregelen noodzakelijk. Dit zal het onderwerp zijn van een radio-vraag gesprek, waaraan wordt deelgenomen door de heren Ir. Tj. Groendijk, Rijkslandbouwconsulent te Utrecht, en Th. de Vries, Hoofdassistent voor Bodem en Bemesting bij het Consu^ntschap. Dit vraaggesprek wordt uitgezonden in de radio rubriek van het ministerie van Landbouw, Visse rij en Voedsel'voorzien»rg op Maandag 14 Maart a.s. des avonds van 19.4520uur over de zender Hilversum I. In aansluiting op het radio-vraaggesprek over „Waterbeheersing op grasland", dat, zoals aange kondigd, in de radiorubriek van het ministerie van Landbouw. Visserij en Voedselvoorziening op Maandag 14 Maart ajs. van 19.45—20.uur over Hilversum I zal worden uitgezonden, zullen in ver band met de moeilijke veevoederpositie enkele aanwijzingen worden gegeven over het gebruik van aardappelen voor veevoederdoeleinden. SCHOTELS 'Advertentie.) De enige vliegende schotels, waarvan vast staat, dat ze een technische vooruitgang be tekenen, vindt 17 in de

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1955 | | pagina 8