ONTWERP PACHTWET INGEDIEND Paard en paardensport IUlIVI 900% c <nei uurYKlo VELDSCHUREN IN STAALCBNSTRUCTI Naar een doelmatige bestrijding van de runderhorzel Ny.«LATUMEB0"TEtS77ALBLASSER0AM DDEC inciiT 1S2 ZEEUW SCli LANDBOUWBLAD Bij de Tweede Kamer is ingediend een ontwerp van wet, houdende een nieuwe regeling van de pacht, dat beoogt het uit de bezettingstijd daterende Pachtbesluit te vervangen. Aan het ontwerp is ten aanzien van het materiële recht het in 1950 gepubliceerde voorontwerp-Pachtwet van de Com missie van den Bergh ten grondslag gelegd, welke Commissie op haar beurt het Pachtbesluit tot uitgangspunt heeft genomen. Volgens het wetsontwerp moet de pachtovereen komst schriftelijk worden aangegaan en ter goed keuring aan de grondkamer worden voorgelegd. Op het niet-nakomen van deze laatste verplichting staat een strafsanctie terwijl er voorts enige civiel rechtelijke gevolgen aan zijn verbonden. De beoordeling van de pachtovereenkomst door de grondkamer strekt zich o.m. uit tot de pacht prijs en tot de landbouwkundige gevolgen van de verpachting. Wat de pachtprijs betreft, worden bij algemene maatregel van bestuur, algemene regelen gesteld. In afwijking van de in het Pachtbesluit voorkomen de toetsingsnorm, volgens welke uitsluitend op het belang van de pachter wordt acht geslagen, schrijft het wetsontwerp voor, dat die algemene regelen strekken tot bevordering van pachtprijzen, welke in een redelijke verhouding staan tot de bedrijfsuit- komsten, met dien verstande, dat bij het vaststellen van die regelen de redelijke belangen van de ver pachter mede in acht worden genomen. Voorts wordt aan de grondkamers de bevoegdheid toege kend, ieder voor haar gebied, zo nodig streeksge wijs, onder goedkeuring van de minister van Land bouw, nadere prijsregelen vast te stellen. Wat de beoordeling van de landbouwkundige ge volgen van de verpachting aangaat, de toetsings normen zijn nagenoeg gelijk aan die welke bij ver koop van agrarisch onroerend goed ingevolge de Wet op de vervreemding van landbouwgronden worden gehanteerd. Zij betreffen voornamelijk de omvang, ligging en de verkavelingstoestand van het pachtobject. De grondkamers behouden de bevoegdheid de ter goedkeuring voorgelegde pachtovereenkomst bindend te wijzigen. Het wetsontwerp opent echter de mogelijkheid een ontwerp-pachtovereenkomst te laten toetsen; hierdoor kunnen belanghebbenden een beslissing van de grondkamer verkrijgen zon der dat zij wederzijds gebonden zijn. Gehandhaafd is de mogelijkheid tot driejaarlijk se herziening van de pachtprijs, eventueel tegen de wil van de wederpartij. De Runderhorzelbestrijdingscommissie schrijft ons: Het resultaat van de runderhorzeibestrijding is tot nu toe landelijk bezien onvoldoende. Een doelmatig en afdoende bestrijdingsmiddel, mits goed toejgepast, is derris. De bestrijding wordt slechts met succes bekroond als de behandeling wordt uitgevoerd door speciaal daartoe aangestel de personen, die bij de veehouders rondgaan. De behandeling dient te geschieden door inborsteling van de runderen met in water gemengde derris- poeder en wel drie maal per jaar, resp. in April, Mei en Juni. Bij de rondgangen in April en Mei worden alle jonge runderen (graskalveren en pin ken) behandeld onafhankelijk van het feit of bij de dieren al dan niet horzelbulten worden gecon stateerd. Verder zuil enalle runderen, die horzel- bulten vertonen, worden behandeld. In provincies waar men dit systeem met zorg en algemeen heeft toegepast, is de runderhorzel vrijwel verdwenen. Nog lang niet in alle provin cies wordt het bovengeschetste stelsel van bestrij ding toegepast. De commissie meent, dat waar de bestrijding nog onvolledig is of waar zij aan de boer wordt overgelaten, zowel de veehouders als de daarvoor in aanmerking komende organisaties opgewekt dienen te worden te bevorderen, dat die bestrijdingswijze op korte termijn wordt ingevoerd. Het verdient aanbeveling, dat in die provincies zuivelfabrieken of andere plaatselijke landbouw organisaties contact met de gezondheidsdienst voor dieren over deze aangelegenheid opnemen. Het toezicht op.de bestrijding, d.w.z. op de per sonen, die de onthorzeling in georganiseerd ver band uitvoeren, moet door de gezondheidsdienst worden uitgeoefend. Dit komt mede tot uiting in de omstandigheid, dat de Runderhorzelbestrijdings- commissie een bepaalde subsidie verleent. Op de aangegeven wijze kan de aandoening ge heel worden uitgeroeid. De schade, welke de run derhorzel teweegbrengt is aanzienlijk; de door de vlieg onrustig gemaakte runderen verliezen daar door in melkproductie; ook verwonden de dieren zich gemakkelijk bij hun vlucht voor de horzel, terwijl de schade, toegebracht aan de huiden ton nen gelds beloopt. Als in een gebied waar vrij algemeen de be strijding wordt toegepast, slechts één veehouder zijn runderen aan de behandeling onttrekt, lopen de veehouders in een gebied met 5 km straal grote kans, dat het volgende jaar hun runderen besmet worden. De commissie dringt er dan ook in wijde kring op aan, landelijk tot een sluitende behandeling te geraken. Evenals het Pachtbesluit kent het ontwerp. Pachtwet slechte pachtovereenkomsten voor be- bepaalde tijd, t-w. twaalf jaren voor een hoeve en zes jaren voor los land of zoveel langer als par tijen overeenkomen. Een pachtovereenkomst voor kortere duur behoeft de speciale goedkeuring van de grondkamer. Automatische verlenging. Nieuw in het wetsontwerp is de regeling van de verlenging van het pachtcontract. Ingevolge het Pachtbesluit berust het initiatief om de pachtover eenkomst verlengd te krijgen bij de pachter; het ontwerp-Pachtwet stelt als systeem voor een auto matische verlenging, tenzij de verpachter zich tijdig tegen de verlenging verzet. In dat geval zal de pachtrechter op verzoek van de pachter over het al of niet verlengen beslissen. Nieuw in het wetsontwerp is voorts de regeling, dat kortdurende pachtovereenkomsten, mits zij langer duren dan één jaar, in beginsel voor ver lenging vatbaar worden gemaakt. Dit kan van nut zijn, wanneer de bijzondere omstandigheid, op grond waarvan de korte duur werd toegestaan, zich niet meer of nog niet voordoet. Vervolgens introduceert het wetsontwerp de figuur van de pachtoverneming. De pachter, die de leeftijd van 65 jaren heeft bereikt of tengevolge van ziekte of invaliditeit niet meer in staat is het gepachte op behoorlijke wijze te exploiteren kan aan de grondkamer verzoeken zijn echtgenote of een of meer van zijn naaste familieleden in zijn plaats als pachter te stellen. Alvorens tot die in-de-plaats-stelling te beslissen toetst de grondkamer het pachtobject aan de land bouwkundige normen als gold het een nieuwe pachtovereenkomst. De grondkamer beslist naar billijkheid en kan de toewijzing van het verzoek afhankelijk stellen van de vervulling van zodanige voorwaarden als zij het in het belang van de ver pachter noodzakelijk oordeelt. Een soortgelijke regeling tot in-de-plaats-stelling wordt voorgesteld in geval van overlijden van de pachter. ,In afwijking van de verzekeringsregeling van het Pachtbesluit legt het wetsonwerp voor het geval de verpachte opstallen door brand of storm wor den vernietigd, aan de verpachter een heröouw- plicht op, waaraan deze slechts dan niet is gehou den, wanneer de wederopbouw op grond van de bijzondere omstandigheden van hem in redelijkheid niet kan worden gevergd. Schadeloosstelling. Het wetsontwerp bevat voorts een meer uitge werkte schadeloosstellingsregeling ten behoeve van de pachter ingeval van onteigening. Ingeval de pachtovereenkomst voor de normale wettelijke termijn van 12 of 6 jaren is aangegaan of voor 6 jaren is verlengd, heeft de pachter aanspraak op volledige schadeloosstelling. Bij de bepaling van de schadeloosstelling wordt met de mogelijkheid van verlenging rekening gehouden. Is de pacht overeenkomst echter aangegaan, nadat aan het verpachte bij een goedgekeurd uitbreidingsplan of wederopbouwplan een niet-agrarische bestemming is gegeven, dan wordt de schadeloosstelling slechts berekend over de resterende duur, waarbij als maximum de normale wettelijke termijn van 12 of 6 jaar wordt aangehouden. Terwille van het onderlinge verband wordt een dienovereenkomstige schade'oosstellingsregeling voorgesteld, ingeval op grond van het voornemen van de verpachter het verpachte voor niet-agrari sche doeleinden te bestemmen de pachtovereen komst tussentijds wordt ontbonden of niet wordt verlengd. Het voorstel van de Commissie van den Bergh om de grond- en pachtkamers tot één college te verenigen heeft de regering niet overgenomen. Het wetsontwerp handhaaft de bestaande situatie en voorziet derhalve in afzonderlijke grondkamers en de Centrale Grondkamer voor de administratie ve uitvoering van de Pachtwet en de pachtkamers bij de kantongerechten en de pachtkamer bij het gerechtshof te Arnhem, als colleges met recht spraak belast. De Centrale Grondkamer en depach-t kamer van het gerechtshof te Arnhem blijven een personele unie vormen. In de competentieverdeling tussen grondkamers en pachtkamers zijn enige wijzigingen voorgesteld; zo komt ,.de schriftelijke vastlegging'' van pachtovereenkomsten bij uitslui ting te berusten bij de pachtkamers. Wat het procesrecht tenslotte betreft, zijn ten aanzien van de behandeling van de zaken door de grondkamers in het ontwerp uitvoeriger proces suele bepalingen opgenomen <lan thans in het Pachtbesluit voorkomen. Ten aanzien van de be handeling van de zaken door de pachtkamers is de kantongerechtsprocedure als uitgangspunt geko zen. De voorgestelde afwijkingen van die procedu re vinden hun grond in de omstandigheid, dat de rechtspraak voor pachtzaken aan een college is opgedragen of houden verband met het speciale karakter van pachtzaken. Ditmaal wil ik eens het probleem der onvrucht baarheid aansnijden. Niet omdat ik denk er een oplossing voor te hebben. Die oplossing zal wel nooit komen. Daarvoor zitten er teveel kanten aan deze zaak. In „Het Paard" van 25 Februari 1955 trof me het verslag van de Groninger Bond van Hengstenhouders. Besloten werd evenals in Drente om guste merries 20 reductie op het dekgeld te geven. Maar dit was niet het belang rijke. In het jaarverslag kunnen we interessante cijfers vinden. De secretaris heeft over de laatste jaren de resultaten nagegaan van de dekkingen in de verschillende maanden. Steeds treedt zeer duidelijk naar voren dat de eerste dekkingen in Mei beter gelukken dan in Februari. De kans op bevruchting is dan veel groter, zoals uit de volgen- de tabel blijkt. Aantal merriëh 35 55 146 201 290 337 268 208 Tijdvak 15—28 Fébr. 115 Maart 15—31 115 April 15—30 1—15 Mei 15—31 115 Juni drachtig na 1 dekking 16 22 24 39 47 59 60 68 Het is belangrijk dit te weten. Hoeveel wordt er in alle vroegte niet niet guste merriën gemar teld. Veel moeite kan bespaard worden als we hier mee rekening houden, alhoewel Groningen en Zeeland niet zonder meer vergelijkbaar zijn. Maar 2 jaar geleden heeft er in „Ons Trekpaard" een der gelijk artikel gestaan aan de hand van onderzoe kingen van dr ir S. Kober van de Organon fabrie ken te Oss. Het betrof hier een 10.000 trekpaarden uit Noord-Brabant en Gelderland. Zijn onderzoekin gen begonnen niet zo vroeg in het jaar en eindig den later. Vandaar had dit artikel de strekking begin niet te laat met dekken. Maar in de slottaibel hieronder weergegeven gaf April de kleinste be vruchtingskans en Mei de beste. Totaal aantal Maand dekkingen drachtig April 902 38 Mei 2389 47 Juni 1974 42 Juli 785 41 Augustus 149 41 De verschillen zijn hier niet zo opvallend, maar het eerste tijdvak ontbreekt ook. In Groningen werken ze ook met z.g. blauwzout, dat een grote verbetering in de bevruchting zou betekenen. Wat dit voor wondermiddel is, weet ik niet. Wat ik wél wëet, is dat de kampioen 1955 Zee land verlaten heeft zonder dat er een traan gela ten is. Zo verdween ook de Zeeuwse hengsten- maker 1955, Herseur van Alstein, naar Brabant. Die tranen zijn dan niet sentimenteel bedoeld, maar figuurlijk. Niemand is er rouwig om dat deze twee grootheden vertrokken, en de reden hiervan is wel een publiek geheim. En nu kunnen we wel zeggen tentoonstellingspaarden verkeren in een ongunstige positie, omdat ze teveel in con ditie worden gehouden. Maar een hengst met.dek- lust is in het dekseizoen gewoonweg niet in con ditie te houden. Meestal verrichten trage dekkers ook nog veel schijndekkingen, waardoor de be vruchtingskansen aanzienlijk dalen. Dit alles is wel bekend. Maar er wordt niets aan gedaan. Men hoopt, dat er straks iets gevonden wordt, waar door selectie in een bepaalde richting mogelijk is, of waardoor preventieve maatregelen mogelijk worden. Maar dan zijn we weer een paar jaar ouder en waarschijnlijk nog verder op de verkeer de weg. We moeten bij het goedkeuren van dek hengsten gaan letten op de vruchtbaarheid van de familie van de hengst. Hoever dit zich uit moet strekken is nog een tweede. We zijn er niet mee klaar als we ons hier van af maken door te zeggen dat het ook nog niet vaststaat dat met deze metho de volledig succes geboekt zal worden. Zoals het nu gaat weet iedereen, die er enig belang bij heeft, dat er hele staimmen zijn waar over het algemeen in dit opzicht iets aan mankeert. Op de gunstige uit zonderingen mogen we ons niet blind staren. Daar om moet de hengstenkeuring op de helling; met spoed! Want door het probleem van de onvrucht baarheid wordt de paardenfokkerij maar nodelooss duur. Tot volgende keer. TOONTREDER. D« sulnlga Patraiaum-trakkar* Vraagt Inlichtingen! ^'3850- ImpM v. Ortal*. v.Dorateo Kaofdrf«rp v.-'.-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1955 | | pagina 6