Verslag Cresco-plusproefvelden 1953 en 1954
BESTRIJD DE MOLLEN NU.
PROEFVELDEN 1953.
PROEFVELDEN 1954
AANVULLENDE CURSUS ADVISEUR
EN INSTRUCTEUR MACHINAAL
MELKEN.
ZATERDAG 12 FEBRUARI 1B5B
IN 1953 vond een oriënterend onderzoek plaats naar de werking van het middel Cresco-plus. Daar
er, op grond van een éénjarig onderzoek, slechts beperkte waarde aan de resultaten toegekend mag
worden, vond in 1954 voortzetting van de proefneming plaats.
Het middel wordt in vloeibare vorm afgeleverd en verdund met water door het zaad vermengd.
Op de proefvelden werd geheel volgens voorschrift van de fabrikant gehandeld.
De proefvelden zijn i.v.m. de bijzondere omstandigheden waarvoor het consulentschap zich Op 1
Februari geplaatst zag, voör het zeer vroege voorjaar van 1953, laat gezaaid. Dit had tot gevolg,
dat op omstreeks 1 April nog alleen late, meest ontkalkte en koude gronden gezaaid moesten wor
den en onze keus van de proefvelden hiertoe beperkt bleef.
De resultaten moeten gezien worden als verkregen bij late zaai en op gronden, die, uit landbouw
kundig oogpunt bezien, niet tot de beste gerekend moeten worden.
Gemiddelde opbrengsten in kg/are en In %t 1954.
Alvorens de opbrengstresultaten na te gaan,
dienen voor elk proefveld de speciale groeiomstan-
digheden genoemd te worden.
ZOMERGERST (Z 1673). Bij het zaaien op 2
April was de grond zeer droog en grof kluiterig.
De opkomst was goed en van de behandelde veldjes
2 3 dagen vroeger. Ook de eerste ontwikkeling
was aanmerkelijk beter. In de loop van de groei
periode verdween voor het oog dit verschil groten
deels en bij het in de aar komen waren er practisch
geen verschillen waarneembaar. De lengte van
stro en aar was gelijk, maar de korrels van de be
handelde veldjes waren op het gezicht grover.
AARDAPPELEN (Z 1674). Hoewel de aardappe
len op de behandelde veldjes enkele dagen eerder
boven waren, viel er bij de verdere ontwikkeling
weinig verschil tussen de objecten waar te nemen.
De groei was overigens vrij regelmatig, maar het
afsterven daarentegen onregelmatig. De oorzaak
hiervan moet worden gezocht in enige onregelma
tigheden van de grond, veroorzaakt bij het rooien
van de op dit perceel tot 1952 gelegen boomgaard.
Speciaal veldje no. 5 viel in een „slechte plek." Bij
de berekening van de gemiddelde opbrengst is dit
veldje buiten beschouwing gebleven.
SUIKERBIETEN (Z 1670). De bieten op de met
Cresco-plus behandelde veldjes waren 2 3 dagen
eerder boven; ook de jeugdontwikkeling verliep
sneller. Daarnaast was de opkomst regelmatiger
en beter, zodat een vollere stand werd verkregen.
Gedurende de gehele groeiperiode bleef deze gun
stige ontwikkeling behouden. Met de wiedmachine
vverden up veldje 4 en 5 veel planten uitgereden.
Beide veldjes zijn niet in de gemiddelde berekening
opgenomen. Bij het rooien bleken de bieten op de
behandelde veldjes in het algemeen groter van stuk
te zijn.
Gemiddelde opbrengsten in kg/ en in 1953.
Proef
veld
Product
Onbehandeld
Behandeld
kg/are
kg, are
°/0
Z 1673
Zomergerst
32.1
100
36.8
115
Z 1671
Aardappelen
314
100
324
103
Z 1675
Suikerbieten
486
100
556
114
Z 1677
Voederbieten
827
100
807
98
Bij de proeven in 1954 werd hierom aan de objecten, behandeld en onbehandeld, het object water
behandeling toegevoegd. Dit laatste om de invloed van zaadbevochtiging ie onderscheiden van die
van het middel. Ook zijn de gewassen tijdig gezaaid. Met uitzondering van een proef op duinzand
grond, konden de proeven op de meest voorkomende grondsoorten worden aangelegd.
Proef
veld
Product
On^
behandeld
Water
Cresco-
plus
kg'are
°'0
kg 'are
kg/are
»/o
Z 1756
Vlas (ongerep.)
97—
100
92.3
95
98.2
101
Z 1758
Erwten (zaad)
46.2
100
43.9
95
46.5
101
Z 1761
Maïs (zaad)
32.3
100
34.2
1C6
33 6
104
Z 1762
Voederbieten
889 5
100
868—
98
870—
98
Z 1763
Suikerbieten
595.7
100
602.3
101
604 7
102
Z 1764
Erwten (zaad)
50.2
100
47.3
94
49.7
99
Fraktijkperc. Bathp.
45.9
•'j
Zomerg. (zaad)
45.8
100
100
CONCLUSIE.
Een 11-tal proefvelden over twee jaren geeft een
inzicht in de werking van het middel Cresco-plus.
In 1954 werd bij tijdige zaai, in een voldoend voch
tig kiembed en op meer „normale" grond geen
opbrengstverhoging met Cresco-plus verkregen.
Alleen het proefveld op duinzand gaf reactie, doch
hier bleek de waterbehandeling even gunstig als
Cresco-plus voor de dag te komen. Een zaadbe
vochtiging gaf hier dus effect.
Wij menen op grond van deze proeven de resul
taten van 1953 in hetzelfde licht te moeten bezien,
zodat het niet onwaarschijnlijk is, dat de gunstige
werking van het middel in 1953 herleid kan worden
tot het effect van een zaad bevochtiging.
De Hoofdassistent voor het onderzoek
G. J. BOM.
R. L. V. D. voor de
Zeeuwse eilanden.
Suikergehalte onbekend. Aantal planten per are
resp. 510 en 624.)
Bij de beoordeling van bovengenoemde proefveld
resultaten herinneren we er nog aan, dat deze op
minder goede (meest ontkalkte) grond en bij late
zaai zijn verkregen, dat daarnaast de gewassen in
één jaar en slechts op één proefveld onderzocht
zijn.
Niet onderzocht werd evenwel of de geconsta
teerde vluggere en betere opkomst en snellere be-
ginontwikkeiing alleen aan het middel moet wor
den toegeschreven. Het zaaizaad van de onbehan
delde veldjes had daartoe met een gelijke hoeveel
heid water behandeld moeten zijn. De invloed van
vóórweken kan duidelijk tot uiting komen bij be
paalde grensgevallen, waarbij juist nog voldoende
vocht in het zaaibed aanwezig is. Vooral bij late
zaai gecombineerd met de droge periode na het
late zaaien in 1953, zou dit van groot belang ge
weest zijn.
Evenals voorgaande jaren, zal er ook dit jaar een
aanvullende cursus gegeven worden voor hen, die
examen wensen te doen veor adviseur en instruc
teur machinaal melken.
Deze cursus zal gehouden worden in hotel „Het
Rode Hert" te Zelhem.
's Avonds zal er gemolken worden op het bedrijf
van de heer W. A. Bruggink te Zelhem.
Daar er een groot aantal deelnemers verwacht
wordt, zal de cursus 2 of 3 maal worden gehouden.
De eerste cursus is van 18 t/m 21 April a.s. De
tweede cursus is van 25 t/m 28 April a.s.
De kosten voor deze cursus bedragen 35,
waarbij inbegrepen de maaltijden en het nachtver
blijf in hotel „Het Rode Hert" te Zelhem.
Deelnemers moeten zich opgeven bij de Centrale
Melkmachine Commissie (Raamweg 2527, Den
Haag) vóór 1 Maart a.s.
Na opgave zullen nog nadere inlichtingen worden
verstrekt.
Ook nu voigt eerst een overzicht van de proef
velden.
VLAS (Z 1756). Opkomst, ontwikkeling en af
rijping normaal verlopen. Geen verschillen tussen
de behandelingen.
ERWTEN (Z 1758). Geen verschillen bij opkomst.
Ook bij verder ontwikkelen en rijpen waren geen
symptomen aanwezig, die op eöh betere of mindere
stand van de objecten wezen.
MAÏS (Z 1761). Bij het zaaien was deze duin
zandgrond in de bovenlaag droog. De met water
en C.esco-plus behandelde veldjes vertoonden een
snellere opkomst. Bij verdere ontwikkeling behiel
den deze objecten een voorsprong ten opzichte van
onbehandeld.
VOEDERBIETEN (Z 1762). Hier het tegenover
gestelde van Z 1761. De veldjes met normaal zaad
(onbehandeld) gaven een vluggere en betere op
komst te zien, dan die waarvan het zaad met water
of Cresco-plus was behandeld. Er werd een vollere
stand verkregen en gedurende het seizoen bleef
een kleine voorsprong behouden.
SUIKERBIETEN (Z 1763). Geen verschillen in
opkomst, verdere groei en rijpen. Ook niet in suiker
gehalte.
ERWTEN (Z 1764). Eveneens geen enkel ver
schil bij opkomst, groei en rijpen kunnen consta
teren.
ZOMERGERST (Bathpolders). Door de Directie
van de N. V. Mij „De Bathpolders" te Rilland-Bath
werd een practijkproef genomen. Een gedeelte van
het perceel werd met CreSco-plus behandeld zaad
ingezaaid. Het andere deel werd gezaaid met onbe
handeld zaad van dezelfde partij. Door de rayon
assistent werden in elk perceelsgedeelte op wille
keurige plaatsen drie veldjes uitgezet, die afzonder
lijk zijn geoogst en gedorst. De gemiddelde op
brengst van elke groep van drie veldjes treft men
ln de opbrengsttabel aan.
ER is een tijd geweest, dat men de mol als een nuttig dier hoog aansloeg. Hij zou veel schadelijke
insecten eten. Die tijd is voorbij. Het is gebleken, dat de hoofdschotel van zijn menu
uit de nuttige regenwormen bestaat. Per dag eet hij 1.00150 gram regenwormen op; dat is
evenveel als hij zelf weegt. De mol maakt in wei landen door gangen en molshopen de zode stuk.
Het loswoelen van de grond werd ook vaak als gunstig beschouwd, maar we zien nu liever het
minder opvallende werk der regenwormen. De mol is nu in de ogen van de moderne boer een scha-
delyk dier geworden. We gaan hem nu bestrijden met vergif en klemmen.
De bestrijding met vergif heeft het meeste suc
ces in liet voor- en najaar. De mol vangt namelijk
de regenwormen in zijn gangen, die min of meer als
valkuilen voor zijn prooi beschouwd kunnen wor
den. In voor- en najaar zijn de regenwormen niet
erg actief en de mol lijdt zo af en toe een beetje
honger. Het dode 'lokaas zal hem dus nu welkom
zijn. Zodra het warmer weer wordt en de wormen
actiever zijn, zal hij er meer kunnen vangen en aan
het lokaas voorbij gaan.
Als lokaas gebruiken we vergiftigd mager rauw
gehakt of vergiftigde regenwormen. Als vergif ge
bruikt -men MoLendood, dat onder de naam van
Taupicine in de handel is. Eén buisje van dit mid
del mengt men met 3/4 kg rauw gehakt.
De bestrijding met het uitleggen kan veel succes
opleveren, maar men moet zich niet beperken tot
kleine oppervlakten. Wanneer men veel last heeft
van mollen en de buren eveneens, dan moet men
gezaraelijk de bestrijding intensief aanpakken.
Het uitleggen van vergif doen we vooral in de
z.g. nesten. Dit zijn de grootste molshopen. In wei
den met veel molshopen ziet men altijd wel een
paar uitzonderlijk grote. Deze graaft men voorzich
tig uit en legt in de uiteinden der gangen, die in
het nest uitkomen, een kleine hoeveelheid lokaas,
waarna we het nest weer dichtgooien. Daarnaast
zoeken we de loopgangen op, die van de rand van
het perceel af het veld in lopen. Men moet er goed
voor zorgen, dat geen andere levende wezens met
het vergif in wraking kunnen koipen-
Men moet het uitleggen van vergif met tussen-
pozen van twee of drie dagen, enige weken volhou
den; vooral de loopgangen worden door ettelijke
mol'en bezocht.
Het bestrijden moet nu met kracht aangepakt
worden, omdat de mol over een paar maanden meer
wormen tot zijn beschikking heeft en er dan geen
gelegenheid imeer is om de bestrijding enkele
malen te herhalen. Bovendien kan nu de vangst van
één mol, in de zomer een hele mollenfamilie minder
betekenen.
Het uitzetten van klemmen vraagt iets meer tijd,
maar wanneer de te behandelen percelen dicht bij
huis liggen, kan imen er bij regelmatige contróle
zeker net zo veel succes mee hebben. Vooral wan.
neer de klemmen in de loopgangen staan is een
regelmatige contróle nodig, daar bij een dichte mol-
lenstand gebleken is, dat er in een zeer korte tijd
in één gang een groot aantal kunnen worden ge
vangen.
Wanneer echter de gezuiverde gebieden grenzen
aan niet behandelde terreinen, zal spoedig weer in
dringing van de mollen plaats vinden. Daarom
moet de bestrijding zich nooit tot één perceel uit
strekken. Dit zou min of meer vergeefse moeite
zijn.
R. L. V. D. voor de Zeeuwse eilanden,
de ingenieur voor het onderzoek,
Ir. M. SANDERS.