RASSENKEUZE EN KWEKERS ARBEID. Rassennummer ZATERDAG 22 JANUARI 1955. waarin opgenomen het NOORD-BR AB ANTSCH LANDBOUWBLAD Het rumoer om de melkprijs. M In DE No. 2258. Frankering bij Abonnement: Terneuzen ^Jaargang. ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD Officieel Orgaan van de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij (Z. L. M.) de Noord-Brabantsche Maatschappij van Landbouw en andere Verenigingen Door Ir. J. TRIP Consulent voor de Plantenveredeling bij de Friesche Mij van Landbouw. HET is op zichzelf een verheugend verschijnsel, dat verschillende landbouwbladen in de loop van de winter met een speciaal zaaizaadnummer verschijnen. Hierdoor immers wordt de boer er tijdig aan herinnerd, dat hij naast alle andere zorgen, waarmee hij zijn gewassen in het komende jaar hoopt te omringen, vóór alles ook aandacht dient te schenken aan de keuze van het ras. Gezien de korte en overzichtelijke tabelletjes met opbrengstgegevens wordt het de boer bij die keuze schijnbaar wel erg gemakkelijk gemaakt. En juist hierin ligt m.i. ook een zeker gevaar. Het is n.l. niet denkbeeldig, dat men te veel met verhoudingsgetallen rond 100 rekent en daarmee het belang van allerlei afzonder lijke eigenschappen, welke tezamen het ras als zodanig vormen, te zeer onderschat. In dit verband kan er op worden gewezen, dat rassenkeuze, dus het kiezen van het onder bepaalde omstandigheden van bodem en klimaat meest geëigende ras, een zaak is van studie en waarneming. Daarvoor is nodig het bezit van een Rassenlijst 1955 (niet in de kast, maar op tafel!) en een regelmatig bezoeken van proef velden en kweekbedrjjven. Door middel van deze bezoeken kan men zich ook reeds vroegtijdig op de hoogte stellen van de goede en minder goede eigenschappen van in onderzoek zijnde jonge rassen. Wor den deze enkele jaren later op de Rassenlijst geplaatst en daarmee voor de verbouw op grote schaal vrijgegeven, dan is men reeds enigermate op de hoogte met de eisen welke ze stellen. We hebben zelden zoveel onzin in de vader landse pers gelezen als de laatste weken over de nieuwe consumentenprijs voor de melk, enkele verstandige verslaggevers niet te na gesproken. De indruk, die door deze verwarde voorlichting bij een groot deel van het Nederlandse volk ge rockt werd, was dat de melkprijsverhoging op re kening geschreven moest worden van de boer. De argumentatie tegen het producentenbelang was soms meer dan onrustbarend. Zo moest o.a. de melkprijs omhoogomdat nog niet iedere boer in een auto reed! Commentaar overbodig, maar tekenend voor de stemming van „het" publiek. We maken de volgwide opmerkingen: 1. De melkprijskwestie en het gehele zuivel- vraagstuk zijn zeer ingewikkeld en ondoor- zichtig, ook voor de gewone boer. 2. De minister van Landbouw had daarom goed gedaan zijn persconferentie te voren en niet achteraf te houden. De persafdeling van het Landbouwschap was op dezelfde wijze in gebreke. 2. Met do nieuwe melkprijs krijgen vele veehou ders in verschillende streken van ons land, niet alleen geen winst, maar zelfs geen on dernemer sloon. 4. De melkprijsverhoging voor de consument is niet alleen een Q'evolg van de verhoging van de boerenprijs, doch tevens van een verho ging van de slijtersmarge en afschaffing van subsidie. 5. De verhoging van de boerenprijs was nood zakelijk o.a. vanwege een loonstijging van 20 (tengevolge waarvan de landarbeiders- lonen heus nog niet met de stedelijke lonen kunnen concurreren) en vanwege duurdere voederkosten, waarop de boer in 't geheel geen invloed kan uitoefenen. 6. De actie tegen de melkprijs met de huidige argumentatieis een actie direct tegen het bestaan van boeren en landarbeiders gericht. Men misgunt hun niet alleen hun deel in de meerdere welvaart, zoals terecht door de heer Mansholt werd opgemerkt, doch wil zelfs de kostprijs niet betalen. Dit is binnenlands kolonialisme van de verkeerde soort. 7. De verlaging van de consumentensubsidie is Regeringspolitiek. Het lijkt echter altijd ge zonder de consument de prijs wat het werke lijk kost, te laten betalen, dan een gecamou fleerde prijs, welke schijnwelvaart suggereert. 8. De Nederlandse consument, die de melk te dwur vindt, wordt uitgenodigd 's Zaterdag middags en s Zondags, 52 weken 'in het jaar de Nederlandse koelen zelf te melken G. Nu wij inmiddels bij de nieuwe ï^^en zijn aange land, is het wel erg verleidelijk, de totstandkoming van dergelijke rassen uitvoerig te gaan behandelen. Wij menen evenwel, dat er belangrijker problemen zijn, welke onze aandacht vragen en willen derhalve volstaan met een zeer summiere bespreking van het kweken als zodanig. Zij, die hier meer belangstelling voor hebben, kan worden aangeraden in de zomer eens een dergelijk kweekbedrijf te bezoeken. Men' leert het kwekerswerk immers niet kennen door mid del van een kort artikel, maar door het te gaan zien. Zoals een ieder uit de praktijk van het landbouw bedrijf bekend zal zijn, heeft elk ras naast een aantal gunstige ook steeds wel enkele minder gunstige of zelfs slechte eigenschappen. Het doel van iedere kweker is nu, door kruising de goede eigenschappen in de nakomelingen te verenigen, in de hoop, dat deze nakomell- ^1. zo weinig mogelijk slechte eigen schappen vai ue ouders mee zullen krijgen. Er zijn verschillende voorbeelden bekend, waarbij dit tot op zekere hoogte is gelukt, hoewel men ook wel vaak kan constateren, dat de appel niet ver van de stam valt. Met dat combineren van allerlei gunstige eigen schappen wordt het trouwens langzamerhand niet gemakkelijker. Steeds weer treden nieuwe ziekten en plagen op, waartegen de landbouw resistente rassen vraagt. Enkele recente voorbeelde bij de aardappel zijn de resistentie tegen de Phytoi hthora en de re sistentie tegen de aardappelmoeheid. Het is in prin cipe mogelijk, door middel van kruising met wilde of half-wilde aardappelsoorten, resistentie tegen deze ziekten in onze nieuwe rassen te brengen. Maar een ieder voelt wel, dat, naarmate men meer gunstige eigenschappen in een nieuw ras verlangt, de weg langer en moeilijker en de kans op succes geringer zal zijn. Hoe lang die weg is, moge in het kort uit het vol gende voorbeeld blijken: Op het Kw ïkveld Engelum der Friesche Mij van Landbouw, waar hoofdzakelijk wordt gewerkt in vlas en aardappelen, worden thans jaarlijks 25.000 aardappelzaailingen in kassen opge kweekt. Deze zgn. eer9te-jaars-zaailingen zijn gegroeid uit kruisingszaadjes en zijn stuk voor stuk verschil lend in hun eigenschappen. We hebben hier dus te maken met 25.000 nieuwe aardappelrassen per jaar. Het lijkt derhalve helemaal niet moeilijk, een groot aantal nieuwe rassen te kwe ken. Wat echter nieuw is, is daarom nog niet goed. Het grootste deel van deze zaailingen bezit n.l. te vee) slechte en te weinig goede eigenschappen en er zal zich tussen die vele duizenden misschien slechts één of geen bevinden, die voldoet aan de te stellen eis, dat hij beter zal zijn dan de bestaande rassen. Bij de oogst van het eerste jaar worden alle plan ten (rassen) stuk voor stuk gerooid en beoordeeld. Ongeveer 90 wordt dan opgeruimd en 10 aan gehouden. Van deze 2500 nummers, die het volgende jaar op aparte rijtjes worden uitgeplant, valt bij de oogst 80 90 uit en zo gaat dit enkele jaren voort. Na 4 a 5 jaar heeft men dan nog slechts enkele num- rnesr overgehouden, welke aan de Wageningse insti tuten worden afgegeven voor beproeving. De verschil lende stadia van beproeving nemen 5 k 7 jaar in be slag. Gedurende deze jaren vallen telkens weer be paalde nummers af. Het einddoel, de Rassenlijst, wordt misschien door één, misschien door geen enkele van de oorspronkelijke 25.000 behaald. En inmiddels is er vanaf het moment van kruising 10 k 12 jaar ver streken. Gedurende deze jaren heeft de kweker evenwel niet stil gezeten en heeft ieder jaar opnieuw een serie van 25.000 aangezet. Men begrijpt, dat op deze wijze veel werk moet worden verzet en duizenden kleine veldjes apart moeten worden gepoot, beoordeeld en geoog9t. Bij de veredeling van granen, vlas etc. gaat het in grote lijnen op dezelfde wijze. Ook hier gaat men uit van duizenden jonge selecties, waar ieder jaar op nieuw grote aantallen uitvallen en tenslotte slechts enkele van overblijven, welke op de officiële proef velden nader worden onderzocht. Dit vele werk brengt voor een kweekbedrijf hoge loonposten met zich mee; verder zijn er vaak dure gebouwen, installaties en kassen nodig. Wanneer men daarbij bedenkt, dat er aan een nieuw reis eerst vele jaren moet worden gewerkt, vóór het aan de praktijk kan worden afgegeven en er baten beginnen te komen, dan is'het wei duiaeipk, aat hier grou en langdurige investeringen nodig zijn. Stellen wij, dat de kweker zo gelukkig is, dat een van zijn jonge producten wordt opgenomen in de Ras senlijst, waarna de landbouw dit ras vrij kan telen. Er kunnen zich nu nog allerlei complicaties voordoen. De kweker heeft bijv. een nieuw vlasras gewonnen, dat steviger van stro is dan de bestaande rassen. In de Rassenlijst wordt derhalve opgemerkt, dat dit ras een iets hogere stikstofbemesting verdraagt. Het ge volg hiervan is in sommige gevallen, dat men door te veel stikstof te strooien de oude kwaal van het lege ren weer op ziet treden en het nuttig effect van deze stevigheid grotendeels te niet wordt gedaan. Voor de kweker is zoiets uiteraard geen prettige ervaring. Enkele jaren geleden werd een nieuw aardappelras in 't verkeer gebracht met de vermelding dat het een grote mate van resistentie tegen schurft bezat. On middellijk hield de praktijk hier rekening mee en ver bouwde dit ras speciaal op schurftpercelen, gescheurd weiland, enz. Onder deze omstandigheden evenwel vertoonde het ras iets meer schurft dan de andere rassen welke op gezonde bouwlandpercelen waren geteeld. Al gauw is de praktijk dan geneigd, een der gelijk jong ras in een kwaad daglicht te stellen, zon der te bedenken, dat men op dergelijke schurftper celen van de oude vatbare rassen slechts brokjes kurk zou hebben geoogst. Onlangs werd door een vlasser links en rechts rondverteld, dat ras A helemaal niet deugde, terwijl ras B veel beter zou zijn, vooral in het lintgehalte. Dit tot verbazing van de kweker, die zeker wist, dat juist zijn nieuwe ras A een beduidend hoger lintge halte bezat dan ras B. Na onderzoek bleek, dat de vlasser een partij A had gekocht, die door omstandig heden eerst half Mei was gezaaid, terwijl de partij B afkomstig was uit één van de beste vlasgebieden en begin Maart gezaaid. Hij had toen van beide par tijen het lintgehalte vergeleken en zijn al te voor barige conclusies getrokken. Ervaringen als hierboven geschetst, zijn voor de kweker buitengewoon onaangenaam en kunnen slechts worden voorkomen, wanneer de praktijk be reid is, niet te snel het „niets waard" over jonge ras sen uit t< spieken. Het is nodig, zo'n ras eerst eens een paar jaar te proberen. De grond en het weer zijn niet altijd hetzelfde en bovendien vraagt ieder jong ras, dat men het even leert kennen, alvorens er maximale resultaten mee te kunnen bereiken. Uit het bovenstaande is naai- wij hopen wel duide lijk geworden, dat het pad van de kweker en van rijn

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1955 | | pagina 1