De toekomst van de vleesmarkt
GECOMBINEERDE
HAMERMOLEN EN SNIJMACHINE
DE VOORUITZICHTEN VOOR
KUNSTMATIG GEDROOGDE LUCERNE
KAïfl^DAt 8 JANUARI lSftd.
„Dankbaar aanvaarden wij de hulp, welke ons van Overheidswege geboden wordt, maar het is
onze plicht tegelijkertijd zelf aan onze toekomst te bouwen."
Aldus besloot de heer J. G. Bessem zijn openingsrede op de Algemene Vergadering van de Coöpe
ratieve Vleescentrale. De heer Bessem stelde de vraag in hoeverre het mogelijk zal zijn toezeggin
gen inzake de garantieprijzen, speciaal die voor de bacon, na te komen als dit nodig zou zijn.
Daarnaast ging hij speciaal in op de toekomst van de vleesmarkt in het algemeen. We geven hier
onder een uittreksel van de rede, waarbij de belangrijkste passages in z'n geheel worden overgenomen.
ALLEEN VOOR BACON.
Op het gebied van vee en vlees kennen we alleen
garantieprijzen voor baconvarkens. Deze garantie
prijzen zijn de laatste jaren uitgehold doordat de
garantie nu alleen nog maar geldt voor de varkens
die inderdaad ook tot bacon worden bereid.
Bovendien zijn de gewichtsgrenzen steeds dichter
bij elkaar gebracht. Verder heeft men de bepaling
ingevoerd, dat de werkelijke prijzen 10 tot 15 ct
beneden of boven de garantieprijs mogen liggen.
Het verschil met de garantieprijs wordt in een
Vleesfonds gestort.
Ook het verminderde contingent van de met
Engeland afgesloten overeenkomsten en de nood
zaak om de leveringen regelmatig te doen plaats
vinden, hebben de waarde van de garantie doen
verminderen, daar het vrijwel onmogelijk gewor
den is prijsfluctuaties te bestrijden.
Doordat het tot nu toe steeds mogelijk geweest
is een vergroot aanbod naar andere landen af te
zetten, zijn de gevolgen van de uitholling nauwe
lijks aan het licht getreden. De laatste tijd heeft
.men hierbij de uitvoer van geslachte en levende
varkens gekregen. Het prijsniveau wordt door
deze mogelijkheden in belangrijke mate beïnvloed.
De varkensstapel is de laatste jaren aanzienlijk
uitgebreid, ook in andere landen als Denemarken
en Engeland. Voor het jaar 1955 wordt op een
toename tot 3xk millioen stuks gerekend.
REDEN TOT ONGERUSTHEID?
De vraag of er reden tot ongerustheid bestaat
over de varkens- en slachtveeprijzen beantwoordde
de heer Bessem als volgt:
„1. Het is de laatste tijd duidelijk gebleken, dat
er voor het in Nederland geproduceerde slachtvee
en vlees in het buitenland in velerlei vorm belang
stelling bestaat. Bij toepassing van een goed over
wogen uitvoer-politiek kan hiervan een nuttig ge
bruik gemaakt worden. Het gevaar, dat deze uit-
voermogelijkheden plotseling zullen worden teniet
gedaan, hetzij door kwantitatieve restricties hetzij
door hoge invoertarieven, is minder groot dan
voorheen het geval was. Een behoorlijk tegen
wicht hiertegen immers wordt geVormd, enerzijds
door de maatregelen die op het gebied der liberali
satie genomen zijn en anderzijds door de „Gatt"
Door de firma Ant. Huiberts te Breezand en
de N.V. Ingenieursbureau „Kracht" te 's-Graven-
hage wordt een nieuwe machine in de handel ge
bracht voor de veevoederbereiding op de boerderij.
Granen kunnen er mede worden gemalen in de
gewenste fijnheid, evenals hooi van gras, klaver
en lucerne. Jong gras, klaver, brandnetels, stop
pelkool, mergkool, bieten, aardappelen, maiskolven
en groente-afval kunnen tot moes worden ver
werkt.
Men kan met deze machine mengen, stro en
soortgelijke producten geschikt maken voor stal-
strooisel, terwijl ook mest kan worden bereid.
De Samix bestaat in wezen uit een combinatie
van hamermolen en snijmachine. Zij is zeer deug
delijk geconstrueerd en bestand tegen ruw bedrijf.
Tijdens een demonstratie, welke onlangs voor
een aantal deskundigen in Nederland werd ge
houden bleek, dat er in ons land belangrijke toe
passingsmogelijkheden aanwezig zijn.
(Vervolg van pag. 20.)
sche arbeid ziet in het raam van de politiek der gro
te openbare werken. Deze arbeid moet doorgaan
zowel bij hoog1- als bij laagconjuctuur, omdat hij de
economische outillage van ons land verbreedt en
versterkt. De maatschappelijke outillage is een be
langrijk gegeven bij de industrialisatie. j
De cultuurtechnische arbeid past volkomen in
het kader van het landbouwbeleid, omdat hij
streeft naar lagere productiekosten en ook naar
nivellering. Een der knelpunten op het gebied der
cultuurtechniek is het rendement van de grond
eigenaar. Nimmer was dit hoog, doch het kan wel
eens te laag worden en dan heeft dit een nadelige
invloed. In het bijzonder wees spreker in dit ver
band op de hoge lasten, die hier en daar op de
gronden rusten. Naar zijn mening zal de eigenaar
geen bezwaren mogen maken tegen die lasten, die
zijn eigendom in productiekracht doen stijgen.
De toekomst van de cultuurtechniek zal afhan
gen van de wijze waarop we zullen slagen alle in
vloedsfactoren gunstig te doen samenwerken.
overeenkomst die eenzijdige verhoging van tarief-
muren in de weg staat. In dit verband mag ook
gewezen worden op de grotere spreiding van onze
export.
2. Daarnaast 'neemt ook de binnenlandse markt
voortdurend toe in betekenis. Enerzijds is dit een
gevolg van de bevolkingstoename, anderzijds zien
wij het vleesgebruik per hoofd stijgen. De toege
nomen welvaart speelt hierbij ongetwijfeld een be
langrijke rol.
Maar ook wanneer hierin een wending zou
komen dan blijkt dat de gevolgde sociale politiek
een wijziging gebracht heeft in de verdeling van
het nationale inkomen. Het vlees wordt in steeds
mindere mate als luxe beschouwd en steeds meer
als een noodzakelijk onderdeel van de menselijke
voeding. Ook een sterke inkrimping van het bin
nenlandse vleesgebruik is dus met te verwachten
Eerder dient met een regelmatige stijging rekening
te worden gehouden."
Voorts wees spreker op het feit, dat de varkens
op steeds lichtere gewichten worden afgeleverd.
Hij zei hierover o.a. het volgende:
„Dit is een gevolg zowel van de behoefte voor
export, die zich bijna geheel op de lichtere varkens
richt, als van de steeds verder inkrimpende vraag
naar spek en andere vette delen in het binnenland".
Dit proces schijnt vrij goed te verlopen, daar bij
een te groot aanbod de prijzen van de zwaardere
varkens het sterkst achteruitlopen.
„Ook het Vleesfonds kan bij vermindering van
de afzetmogelijkheden een belangrijke dienst bewij
zen. De middelen van dit fonds immers kunnen
worden aangewend om gedurende een zekere tijd
de export op gang te houden, ook bij een daling
van de opbrengstprijzen in het buitenland."
Op grond hiervan kwam de heer Bessem tot de
conclusie:
„Op grond van het voorgaande ben ik van oor
deel, dat er voorshands geen aanleiding bestaat om
de alarmklok te luiden."
Na er op gewezen te hebben, dat de landbouw
er naar zal moeten streven medezeggenschap te
krijgen in de publiekrechtelijke organen, voor zo
ver dit de coöperaties op liet gebied van het vee
en het vlees betreft, zei hij over het slachtvee het
vólgende:
„Ook aan verdere kwaliteitsverbetering van het
slachtvee zal aandacht moeten worden geschonken.
Het is verheugend dat binnenkort de kwaliteits
premies voor varkens zullen worden verhoogd. Op
dit terrein moet een ernstige achterstand in zo
kort mogelijke tijd worden ingelopen. De maat
regelen op het gebied van de kwaliteitsverbetering
van rundvee zijn tot nu toe in hoofdzaak gericht
geweest op de zuivelproductie. Daarnaast rijst de
vraag of hierbij aan de vleesproductie niet meer
aandacht dient te worden geschonken. In Zeeland
zijn in deze richting in de laatste tijd reeds enige
stappen genomen.
Eén van de grootste problemen waarvoor onze
coöperatie gesteld is, is gelegen in het feit, dat het
slachtvee op zo velerlei wijze moet worden ver
werkt en in zo velerlei vorm aan de man moet wor
den gebracht. Zijn de eindproducten verkregen dan
moeten die over vele duizenden afnemers worden
verdeeld en in een groot aantal landen geplaatst.
Het spreekt vanzelf, dat de wijze waarop deze ver
werking en verdeling plaats vinden, voor de boer
van de grootste betekenis is. Uiteindelijk zal de
prijs, die de boer maakt, nooit kunnen uitgaan
boven de opbrengst van de eindproducten vermin
derd met de kosten van verwerking en distributie.
Het is dus voor hem van groot belang, dat beide
op de juiste wijze plaats vinden. Zonder coöpera
tie zou de boer zich hierbij geheel overgeleverd
zien aan derden, waarvan de belangen in velerlei
opzicht aan de zijne tegenovergesteld zijn. Het is
dus de taak van onze coöperatie om zorg te dragen,
dat zowel verwerking als distributie op de meest
rationele wijze plaats vinden."
Om de productiviteit op te voeren zal van nieuwe
vindingen en installaties gebruik gemaakt moeten
worden. Stilstand op dit gebied betekent, dat men
onherroepelijk door de concurrentie wordt uitge
schakeld.
Tenslotte kwam dan de verkoop aan de orde
waarover spreker het volgende opmerkte:
„Daarna komt de laatste en meest beslissende
phase: de verkregen producten moeten worden ver
kocht. De kopers staan niet te wachten, ze moeten
worden opgezocht. Maar het is niet alleen belang
rijk dat men verkoopt, veel belangrijker is hoe
men verkoopt. Dit betekent dat de kopers moeten
worden gezocht, die bereid zijn de beste prijzen te
betalen endit ook werkelijk doen. Het ver
koopapparaat komt in actie. Het moet zich melden
bij machtige lichamen en bij kleine middenstan
ders. Het moet zoeken in de kleinste hoekjes van
Nederland en over de verste uiteinden der wereld.
Waarop is al deze activiteit nu tenslotte, gericht?
up één doel: het versterken van de positie van de
boer."
„Voor handelsdrogers zie ik ook nog wel toe
komst, speciaal voor de mengvoederbereiding,
maar men zal zich meer moeten gaan toeleggen op
de kwaliteit.
Ook de exportmogelijkheden zijn niet te ver
waarlozen. De bouwboeren moeten echter steeds
leveren wat de klant (mengvoederbereider, buiten
landse importeur) vraagt, en mee een klaagzang
gaan aanheffen bij tweede kwaliteitsproducten."
Zo vatte de Rijksveeteeltconsulent in
algemene dienst, Ir. S. Iwema, de voornaamste
punten uit zijn rede samen, die hij hield ter ge
legenheid van de ledenvergadering van de Ver
eniging tot Behartiging van de Belangen van
Coöp. Grasdrogerijen in Nederland (V.C.G.).
Er waren nog een aantal opmerkingen in deze
rede die van belang zijn voor hen die lucerne aan
drogerijen leveren. Gezien het feit dat de „koop
manstechniek" zoals de spreker het noemde
geen rol bij dit oordeel speelt, is de waarde des te
groter en zal men het critische geluid over de ge
droogde lucerne niet naast zich neer kunnen
leggen.
Krachtvoer of gedroogd product?
Bij deze vergelijking dient men er rekening
mee te houden dat het gedroogde product gemid
deld 10 vocht bevat, terwijl daarnaast slecht»
ongeveer 70 van het ruw eitwit verteerbaar is.
Zodoende bevat een dergelijk product niet 20
verteerbaar ruw eitwit, doch slechts 12,6
De kunstmatig gedroogde producten zullen
verder, in welke vorm ze ook verstrekt worden,
steeds behept zijn met de eigenschap dat ze een
hoog ruw-celstofgehalte (18-25%) bezitten.
Deze ruwe celstof moet in de pens door bac
teriën „bewerkt" worden, in tegenstelling met de
ruwvezelarme kracht voeders.
N evcnvoordelen
De nevenvoordelen van mengvoer tegen die
van gedroogde producten afmetende, kwam hij
tot de volgende vergelijking:
1. Mengvoer:
meer verschillende eiwitten;
extra mineralen;
soms extra vitamines;
per kg meer voederwaarde.
2. Gedroogde producten:
carotine;
onbekende nevenstoffen,
gunstige invloed op het melkvet;
meestal lagere prijs.
Garantie bij verkoop
De garantie bij verkoop, gebaseerd op de be
paling' direct na de bereiding, heeft weinig zin,
daar men niet ingelicht is over de tijd en de wijze
van bewaring. Dit geldt speciaal wel voor de
carotine, waarvan de voorraad sterk kan terug
lopen als het product wordt opgeslagen in balen
die aan de lucht worden blootgesteld, of wanneer
de bewaring te warm of te vochtig is.
Wat mag gedroogde lucerne kosten
Hoewel Ir. Iwema alleen een poging waagde
om tot een aanvaardbaar resultaat te komen, ver
dient deze poging zeker de aandacht.
Uitgaande van een prijs voor de zetmeelwaarde
(zw) van 0,27 en voor het verteerbaar ruw eiwit
(vre) van 1,15, kwam hij tot de volgende be
dragen voor lucerne:
zeer goed (15,7% vre) ƒ24,90
goed (13,8 vre) ƒ22,90
matig (10,9% vre) ƒ18,80
Met de waarde van carotine en andere stoffen
is dan nog geen rekening gehouden.
In vergelijking met gras blijkt dat gedroogde
lucerne bij hetzelfde gehalte per 100 kg 2,50 tot
3,minder voederwaarde heeft. Ir. Iwema acht
daarom voor de handel van belang een betaling
per procent eiwit voor deze producten afzonder
lijk te houden.
Wat de handelsdrogers betreit, zei de spreker
het volgende:
„Al mag Prof. Könekamp zeggen dat lucerne
de koningin is van de voederplanten, uit de V.C.G.-
gegevens blijkt dit allerminst; de grasdrogerijen
bereiden voor eigen boeren betere produc
ten dan de lucernedrogerijen. Blijkbaar is er aan
massa meer te verdienen dan aan kwaliteit
Toch moeten de lucernetelers wel bedenken dat
het grootste deel van hun productie dat in het
binnenland blijft in varkens- en pluimveevoeders
wordt verwerkt, en noch de varkens, noch de kip
pen zijn ruwvoerverwerkers. Wensen de lucerne
telers 510 in het varkens- of pluimveevoer
opgenomen te blijven zien, dan moeten zij voor
iong materiaal zorgen. Ook voor de afzet naar
het buitenland is dat noodzakelijk, want des te
vroeger gemaaid:
des te meer eiwit,
des te meer carotine,
des te minder ruwvezel."
Aan het slot verklaarde Ir. Iwema dat hij zich
i-ekende tot de „critische voorstanders" en niet
zou schromen de boeren eventueel een halt toe te
roepen.