Gras- en Klaverzaden
en Poofaardappelen
GEBRS DE JONGH
GOES
3
(Bv er zie fit
In het laatste nummer van ons blad wordt van
de Overzichtschrijver vanzelfsprekend
een terugblik
verwacht. Oud- en Nieuwjaar valt in 1954 zodanig,
dat de lezer zijn blad nog juist in het oudejaar ont
vangt, terwijl er veel kans bestaat, dat hij het pas
in het nieuwe jaar leest. Hij zal dan toch zijn ge
dachten nog een ogenblik dienen te laten toeven in
het verleden.
Wanneer wij dan eerst bezien wat er zoal in de
wereld gebeurde, dan is merkwaardig genoeg één
van de dingen, die opvallen, ongetwijfeld de toe
stand van officiële vrede, die or de gehele aardbol
heerst. Hare Majesteit, onze Koningin, wees hierop
in de hooggestemde Kersttoespraak, die Zij op de
eerste Kerstdag tot Haar volk richtte.
„Als wij in deze jaren met Kerstmis „Vrede op
Aarde" horen verkondigen, worden onze gedach
ten steeds weer vervuld van hoop en vrees. Het
is ons daarbij vreemd te moede, dat er met Kerst
mis van dit jaar 1954, hoe het ook in de natuur
gestormd heeft, nergens ter wereld oorlog is."
Zo zijn wij mensen aan de strijd gewend, dat het
ons inderdaad „vreemd te moede" is, dat het een
„opvallend iets" is, dat de wapens rusten. De
kanonnen zwijgen en het elkander uitroeien is op
gehouden. Zo zeer zijn wij mensen aan deze ver
schrikkingen gewend, dat ieder zich afvraagt:
voor hoelang. Want de tegenstellingen zijn blijven
bestaan. De strijd om de macht gaat voort. Nieuwe
wapenen worden in ijltempo gesmeed. Maar 1954
bracht ons dan eindelijk het officiële staken van de
oorlog. En hiervoor kunnen wij slechts dankbaar
zijn.
Wij zeiden het reeds, een vermindering van de
spanning kwam er niet. De twee kampen, waarin
onze hedendaagse mensheid is verdeeld, bleven
even onverzoenlijk op hun standpunten staan, al
gebruikten zij andere middelen om hunne doelstel
lingen te verwezenlijken. En ook 1955 gaan wij be
ginnen met de wetenschap, dat slechts wijs en be
heerst staatsmanschap ons kan leiden naar een
werkelijke vrede en ons kan behoeden voor nieuwe,
rampspoed brengende uitbarstingen. Moge die wijs
heid en die kracht aan allen, die in deze mensen
wereld geroepen zijn om te regeren, geschonken
worden.
West-Europa.
Ons eigen land leeft in een West-Europese volke
rengemeenschap, die nog steeds de grootste moeite
vertoont om tot een doeltreffende eenheid te gera
ken. Door de omstandigheden en door onze wil be
horende tot het Westerse kamp, kunnen wij niet
die krachten voortbrengen, die in staat zijn het al
gemene belang van de West-Europese volkeren te
stellen boven het eigen belang. Het gaat hier al net
als met de mensen onderling. Ook hierop was een
zinsnede uit de Kerstrede van onze Koningin van
toepassing:
„Wij hebben helaas nooit anders gezien dan
strijd van mensen onderling, daar deze steeds
weer ging om eigenbelang en kortzichtig machts-
begeren."
Het jaar 1954 was voor de Europese eenheidsge
dachte een slecht jaar, want door het mislukken
van de Europese Defensie Gemeenschap kwamen
wij verder van het doel af inplaats van dichterbij.
Men kan natuurlijk voor het mislukken Frankrijk
alleen aansprakelijk stellen, maar zo eenvoudig is
het niet. Wanneer wij het trage verloop van een
veel kleiner eenheidspogen als de Benelux aan
schouwen, dan blijkt daaruit duidelijk, dat van alle
West-Europese volkeren er geen-'/één is, die offers
wil brengen om het doel te bereiken. Zolang dat
het geval is en zolang men alle offers op een goud
schaaltje tegen elkaar af wil blijven wegen, komt
een verenigd West-Europa, in welke vorm dan ook,
niet voor elkaar. Terwijl wij er van overtuigd zijn,
dat, als men thans eens royaal de benodigde offers
wilde brengen, onze kinderen, en zeker onze klein
kinderen, er ons dankbaar voor zouden zijn. Zij zou
den zeker niet meer terug willen naar de thans
bestaande toestand.
Dat, wat onze bedrijfstak, de landbouw, betreft
er op het gebied van de eenwording practisch geen
vooruitgang werd gemaakt, weet een ieder, die
realist is. Wij lazen laatst nog in een artikel in de
„Nieuwe Rotterdamse Courant" hoe bedroevend
weinig voortgang er zit in de Benelux-besprekin-
gen, waarbij juist de landbouw één van de grootste
struikelblokken vormt. De onverzoenlijke houding
van de Belgische Boerenbond veranderde ook in
het achter ons liggende jaar niet, terwijl volgens
genoemd artikel de technische vooruitgang van de
Belgische landbouw die zo nodig is om de kost
prijzen op hetzelfde peil als de Nederlandse te
brengen, te wensen overliet.
Ook hier dus geen opwekkend geluid. Wij kun
nen slechts hopen, dat deze zaken in 1955 kracht
dadig zullen worden aangepakt, waarbij er zeker
van Nederlandse zijde begrip moet worden getoond
en waar mogelijk de helpende hand moet worden
geboden. Want het is wel gemakkelijk op onze
troon te blijven zitten en meewarig te kijken naar
een landbouw, die in resultaten achterblijft bij de
onze en zich dan kunstmatig laat beschermen,
maar ook van onze kant zal een offer gebracht
moeten worden. Anders komen wij nooit aan het
gestelde doel.
Nederland.
In eigen land rolde 1954 voorspoedig voort. Men
hee'ft het overal kunnen horen en lezen, het ging
ons land goed. De gevolgen van de oorlog en van
het verlies van Nederlands-Indië zijn wij teboven
gekomen en de gevolgen van de ernstige ramp van
1953 hadden betrekkelijk weinig invloed op de stij
gende welvaart. Er was volop werk voor iedereen
en de arbeidsproductiviteit steeg behoorlijk.
Aan het einde van dit jaar past het zeker om
daar dankbaar voor te zijn. De grote activiteit van
alle groepen van onze bevolking, van boeren en
arbeiders, van industrie en handel, heeft tot dit re
sultaat bijgedragen, waarbij natuurlijk ook de om
standigheden gunstig waren.
Het is onmogelijk na te gaan welk aandeel iedere
groep nu precies geleverd heeft. Dat is ook niet
nodig. Wel is nodig dat men doordrongen is van
het besef, dat allen hiertoe hebben medegewerkt.
Zelve werkende in de bedrijfstak landbouw, weten
wij, dat de boerenstand zeker niet is achtergeble
ven. Wij wezen hierop reeds meerdere malen in
deze kolommen, doch het is gewenst, dat de ge
organiseerde landbouw dit ook aan die delen van
ons volk duidelijk maakt, die hiervan minder goed
op de hoogte zijn en kunnen zijn. Een grote taak
ligt hier voor de persafdeling van het Landbouw
schap, want reeds lazen wij in de grote dagbladpers
over steun aan de melkveehouders, terwijl men niet
op de hoogte is van de aanzienlijke bedragen, die
aan de consumenten ten goede zijn gekomen in
de jaren na de oorlog en men van de zo ingewik
kelde melkprijsberekening geen benul heeft.
De hogere welvaart zal het mogelijk maken de
belastingen te verlagen. Deze welkome maatrege
len zullen wij in 1955 tegemoet mogen zien. Zeker
voor de boerenstand zal dit nodig zijn, want de re
sultaten bewogen zich in 1954 in dalende lijn. Het
was, wat dit betreft, voor de landbouw zeker geen
gunstig jaar en de Regering moge hieraan de
nodige aandacht besteden. Want men denke aan
het aloude gezegde, dat het een volk goed gaat,
wanneer het de boeren goed gaat. Het ging onze
boeren in vorige jaren goed en thans gaat het ons
volk goed. In 1954 kwam er een terugslag in de
landbouw. Moge men deze in de gaten houden.
Storm en Deltaplan.
De zware Noord-Westerstormen rond de Kerst
dagen hebben geklonken als een laatste waarschu
wing.
De grote plannen om onze zeegaten afdoende
af te sluiten en die na de Februari-ramp in 1953,
definitieve vormen aannamen, kwamen nog niet
in de Volksvertegenwoordiging ter sprake. De voor
bereidingen vonden zeker voortgang. Maar toen
de angstige bevolking van Zeeuwse en Zuid-Hol
landse eilanden, dank zij de uitgebreide voorzorgs
maatregelen, na Kerstmis weer opgelucht kon
ademhalen, wist een ieder, die de kolkende water
massa's had gezien aan de kruinen onzer zeedijken,
dat men met de uitvoering der Deltaplannen niet
lang meer mag wachten.
Als ooit de urgentie is aangetoond, dan was het
in de achter ons liggende weken. Terwijl wij men
sen onze gronden herverkavelen, en zodoende een
economisch beter bewoonbaar land maken, dreig
den de woedende natuurelementen dit alles weer
ongedaan te maken.
Dankbaarheid doorstroomt ons allen, dat ram
pen uitbleven, maar daarnaast klinkt thans uit het
Zeeuwse land de dringende roep: Regering, maakt
spoed
De Zeeuwse landbouw.
Wij komen nu aan datgene, wat ons en alle lezers
het naaste aan het hart ligt. Op alles, wat er in
het afgelopen jaar op de Zeeuwse boerenbedrijven
gebeurde, willen wij niet teveel meer ingaan. Het
was een moeilijk jaar voor de boer. Begonnen
onder de beste vooruitzichten ten aanzien van de
groei der gewassen, liep alles heel anders. En
hieruit bleek opnieuw hoe wankel ons bestaan is.
De mooiste plannen, die wij mensen maken, komen
soms geheel anders uit.
Over een enkel punt willen wij nog iets zeggen.
De algemene toestand van onze Zeeuwse landbouw
verbeterde niet. Hiermede bedoelen wij dus niet
de oogstopbrengsten of de weersomstandigheden.
Maar wij bedoelen de economische basis, waarop
de bedrijven rusten. De tijd, dat de wereldmarkt
prijzen van practisch alle akkerbouwproducten
aanzienlijk hoger lagen, dan onze eigen kostprijzen
raakt voorbij. Verschillende wereldmarktprijzen
liggen reeds lager. En hiermede ging gepaard een
minder strak overheidsbeleid. Minister Mansholt
kan nog zoveel verzekeren, dat hij de eigen land
bouw zal blijven steunen, en dat geloven wij ook
wel, toch staat het als een paal boven water, dat
de strijd om het bestaan voor de Nederlandse boer
zwaarder is geworden en zwaarder wordt.
Tegenover de dalende prijzen staan stijgende
kosten. Pachten en lonen gaan omhoog. De laat
ste factor speelt een steeds belangrijker rol. Niet
alleen bij de eigen loonkosten maar ook bij alle
diensten, die aan de boer bewezen worden en waar
buiten hij ook niet kan.
De huidige prijspolitiek van de Regering voor
de basisproducten tarwe en suikerbieten, dringt de
akkerbouwboer naar die producten, waarvan de
prijs geheel vrij is. Het speculatieve element
wordt groter en daarmede dë kans op aanzienlijke
tegenslagen. Sommige bedrijven hadden dit jaar
1954 slechts door een enkel gewas nog een gunstig
financieel totaalresultaat. Door de chaotische toe
standen op de arbeidsmarkt waren de uitkomsten
van de arbeids-intensieve hakvruchten, dikwijls
bedroevend.
De Overheid beheerst zogenaamd het loonpeil in
ons land en berekent naar vastgestelde lonen de
kostprijzen.
In werkelijkheid heerst er een practisch vrije ar
beidsmarkt met minimumlonen, die liggen op het
peil der in de contracten vastgestlede maximum
lonen. De werkelijke kostprijzen van bieten en
aardappelen bijvoorbeeld liggen dus hoger, dan de
door het L. E. I. berekende on deze hele bereke
ning door dit overigens nuttige instituut is door
dit alles een wassen neus, waarachter de Regering
zich verschuilt bij het vaststellen van de prijzen.
Ook op de zandgronden en de gemengde bedrij
ven kampte men in 1954 met ernstige moeilijk
heden. De kostprijsverschillen tussen deze bedrij
ven en de beste weidebedrijven werden nog groter
dan zij al waren.
Met deze moeilijkheden gaat de Nederlandse
landbouw het jaar 1955 in. Men bedenke echter,
dat men bepaald op de verkeerde weg is, wanneer
men in de bedrijfstak zelve aan het twisten slaat.
Er zijn in het nu achter ons liggende jaar symp
tomen geweest, die erop wijzen, dat men van ver
schillende kanten bezig is de eenheid te verbreken.
Niemand is ermede gebaat, wanneer men zand
grond tegen kleigrond en akkerbouw tegen vee
houderij uitspeelt. Men blijve daarom naar een
heid zoeken. Daarin alleen kan de kracht van de
landbouw als bedrijfstak liggen.
Als dit het devies voor 1955 is, dan zal het wel
weer gaan.
De Organisatie.
Als laatste punt willen wij nog even aandacht
besteden aan het landbouworganisatieleven in 1954
Het was het laatste jaar van de Stichting voor
de Landbouw, de vrijwillige vorm van samenwer
king, die er in 1945 gevonden werd tussen de drie
landbouw- en de drie landarbeidersorganisaties.
Wij staan aan het einde van een vruchtdragende
periode en moeten gaan beginnen met de Publiek
rechtelijke Bedrijfs Organisatie, de P. B. O. in de
landbouw, het Landbouwschap.
Over ontstaan, opbouw, werkwijze en taak van
dit nieuwe lichaam hopen wij zeer binnenkort in
dit blad uitvoerig te schrijven. Volstaan kan der
halve worden met te constateren, dat de Stichting
voor de Landbouw, zowel landelijk als provinciaal
heel wat heeft tot stand gebracht in het belang van
boeren en landarbeiders.
De Z. L. M., onze eigen nu 111-jarige Zeeuwse
boerenorganisatie, verging het in 1954 niet slecht.
Sedert lange, lange jaren bereikte de Z. L. M. weer
de 6000 leden. De Zeeuwse boeren leven dus mede
met hun organisatie en dat is toe te juichen. Hoe
sterker de eenheid is, des te meer kan er gepres
teerd worden.
Men bedenke dit goed. In eenheid zit de kracht,
niet in verdeeldheid. De eenheid, die ieder vrij
laat zich zelve te zijn, dat is het wat de Zeeuwse
boer in de Z. L. M. kan vinden. Dat deze krachtige
Zeeuwse boerenorganisatie ook in 1955 moge
groeien en bloeien is natuurlijk onze wens en de
Uwe. En dat het nieuwe jaar voor de Zeeuwse
boerenstand een gezegend jaar mag zijn en aan
alle lezers in hun gezin en in hun bedrijf veel voor
spoed mag brengen is de hartgrondige wens van
Uw overzichtschrijver.
S.
(Advertentie.)
iiiiiiiiiiiiiii'iiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Voor Uw benodigde
INLANDSE EN IMPORT
naar
Import - Export
POSTBUS 35