VOOR OE
Plattelandsvrouw
AANGIFTE WINTERGEWASSEN
OOGST 1955.
BRABANTSE BOERENBRIEFKES.
Uit een geheim tweek boek van
Bram uit de Slikhoek
surtioekers
ZATERDAG 1 JANUARI 19#6.
15
(Vervolg van pag. 13.)
eigenlijk vcor de landbouw zo hard nodig hebben.
't Is dan ook te verwachten, dat velen hun land
ongeploegd de winter zullen laten doorgaan. Voor
al ln de zoute polders zal men veelvuldig van deze
noodmaatregel gebruik moeten maken. Ik weet
wel, het wil er bij ons niet ln, dat we dit doen. We
zijn gewend, dat mooi gelegen ploegvoren onze
akkers sieren tijdens de wintermaanden. En eigen
lijk gezegd vonden we het vroeger al erg, wanneer
paardenvoetstappen de laatste omgangen ontsier
den. Met de mechanisatie zijn echter tegelijkertijd
ook onze begrippen omtrent mooi gewijzigd en we
vinden het tegenwoordig heel gewoon, wanneer een
diep trekkerspoor de vlak gelegen ploegvoren weer
heeft ingedrukt.
In Groningen zijn er echter verschillende boeren
met zware grond, die niet meer ploegen op winter
land en alleen maar tot het laatst met een cultiva
tor de grond zo diep mogelijk bewerken, naar het
schijnt met goed resultaat. Het zou misschien niet
ondienstig zijn, wanneer men dit ook in onze streek
eens proefsgewijs begon. Eerlijk gezegd, vind ik,
dat we in West-Brabant maar wat meeleven met
de grote stroom. Zeker, er zitten hier prima boe
ren, maar we laten tegenwoordig wat te gemakke
lijk het initiatief aan anderen over, om, als het dan
goed bevalt, het na een paar jaren ook eens te
proberen. Op deze manier ontlopen we natuurlijk
de mogelijkheid, dat we een mislukking van een
experiment hebben, maar daar staat tegenover, dat,
slaagt een experiment, we niet eerst een tijd ach
terop komen, willen we de materie voldoende be
heersen. Om dan nog maar niet te spreken van de
voldoening, die men heeft wanneer men als streek
iets heeft uitgevonden.
Dit uitvinden behoeft helemaal geen nieuwe ma
chine te zijn; het kan een uitvinding zijn op veler
lei gebied.
Ligt hier misschien niet een taak voor de ver
enigingen van Bedrijfsvoorlichting om eens een be
paald object in studie te nemen? (Nog mooier zou
het zijn, wanneer we een demonstratie-bedrijf had
den, waar diverse methoden konden worden ge
probeerd en gedemonstreerd in het belang van de
gehele streek. Red.)
De Keuringsdienst Noord-Brabant brengt aan de
landbouwers ter kennis, dat de voorlopige aangifte
voor de veldkeuring van de nabouw van winterge
wassen niet meer noodzakelijk is. De vermeerde
ring tot élite en tot origineel dient voorlopig te wor.
den aangegeven, en wel vóór Zaterdag 15 Januari
a-s.
De aangifte voor de veldkeuring van de nabouw
van wintergewassen kan in het vervolg geschieden
tegelijkertijd met de aangifte van de zomergewas
sen. Deze dient te worden gedaan uiterlijk 1 Mei
a.s., met uitzondering van de volgende gewassen:
Koolzaad uiterlijk 15 April;
Maïs uiterlijk 15 Mei;
Stambonen uiterlijk 1 Juni;
Witte klaver uiterlijk 15 Juni;
Rode klaver uiterlijk 15 Juli.
De telers dienen de certificaten van het gebruik
te zaaizaad zorgvuldig te bewaren en met de aan
gifte aan ons op te zenden.
De aangiften van wintergewassen, welke reeds
door ons zijn ontvangen, zullen door ons worden
bewaard tot 1 Mei a.s. Wenst men deze reeds ge-
zonden aangiften in te trekken, dan verzoeken wij
U dit vóór 1 Mei a.s. te willen doen.
De Directeur van de
Keuringsdienst Noord-Brabant.
R. HAGENOUW.
Kleibergen, Kerstmis 1954.
Beste Kees,
Het jaar 1954 loopt weer ten einde en onwille
keurig maken we een balans op van al het lief en
leed, dat dit jaar ons bracht. Voor ons boeren was
1954 in verschillende opzichten wel een merkwaar
dig jaar. Het uitzonderlijk droge voorjaar werd
gevolgd door een buitengewoon natte zomer en
dito najaar, en meer dan ooit hebben we de be
tekenis ondervonden van het oude gezegde, dat de
portemonnaie van de boer buiten ligt.
De factor risico was dit jaar niet gering en het
heeft heel wat moeite gekost om de graanoogst,
maar vooral ook de aardappelen en suikerbieten
tijdig geborgen te krijgen. In analogie van Herman
de Man's ..De barre winter van negentig", zouden
we kunnen spreken van de barre zomer en het
barre najaar van '54. Maar ook de winter, die of
ficieel op 21 December begint, heeft geen mooie
entree gemaakt. De hevige stormen van de afge
lopen dagen hebben velen weer in angst en vrees
doen leven en herinneren ons aan de Februariramp
van vorig jaar. Gelukkig zijn er tot nu toe geen
grote ongelukken gebeurd en kwamen geen grote
dijkdoorbraken voor.
Toch werden we er weer bij bepaald, wat het be
tekent, dat een groot deel van ons land beneden
de zeespiegel ligt en dat de zee, behalve onze vriend
ook onze vijand kan zijn.
Mogelijk zullen de spanningen van deze dagen
er toe kunnen bijdragen, dat met de uitvoering
van het Deltaplan zo spoedig mogelijk een begin
jyordt gemaakt Pe belangen, die hier op bet ispej
staan, zijn zó groot, dat al het andere hiervoor zou
dienen te wijken. Het gaat immers om de veilig
heid van de millioenen mensen, die het Westelijk
deel van ons land bewonen.
Overigens in deze dagen ook alle lof voor onze
Rijkswaterstaat en andere instanties, de dijkwach-
ten en de militairen, die paraat waren om erger
te voorkomen.
Zo ligt dan het jaar 1954 weer achter ons en be
ginnen we weer aan een nieuwe kalender, niet
wetend, wat dit nieuwe jaar ons zal brengen.
We maken weer onze plannen in verband met
ons bedrijf en we hopen, dat 1955 ons in verschil
lende opzichten gunstiger gezind zal mogen zijn.
Het afgelopen jaar, immers, zal voor vele land
bouwers, wat betreft de bedrijfsuitkomsten, geen
al te best jaar zijn geweest. En we hebben het min
of meer onbehaaglijk gevoel, dat de uitgaven nog
steeds hoger zullen worden, terwijl de inkomsten
daarentegen eer een dalende tendenz vertonen.
En waar we, als eenling, op het vlak van lonen
en prijzen geen invloed kunnen uitoefenen, zullen
onze organisaties in de komende jaren meer dan
ooit nodig zijn om een redelijk bestaan voor de
boer te verdedigen. De ideeën, die een Consumen
tenbond ten opzichte hiervan huldigt (je hebt deze
waarschijnlijk wel in de dagbladen gelezen), zijn
voor onze landbouw even gevaarlijk als zij 'onkun
dig zijn. Toch zullen we ook in het nieuwe jaar
onze taak blijmoedig op ons nemen, immers de
boer ploegt voort in goede en slechte tijden en weet
zich, meer dan welke andere bedrijfstak, afhanke
lijk van Gods zegen, die uiteindelijk zijn werken
moet bekronen.
Gaarne wensen we je in gezin en bedrijf een
gezegend en voorspoedig 1955 toe.
Met vriendelijke groeten,
WILLEM WESTHOEK.
X-
OVER MARETAKKEN OF MISTLETOE
Midden in de winter groeit soms hoog in de kale
bomen een wirwar van takken, die groene blaadjes
en witte bessen dragen.
Het is de Maretak of Vogellijm, in het Engels
Mistletoe geheten.
Over deze plant doen allerlei oude verhalen de
ronde, wat niet te verwonderen is. Het lukt name
lijk nooit uit de zaden in de aarde nieuwe planten
te kweken. Altijd zit hij boven in een boom, meest
in appel- of perebomen of op populieren.
In ons land komen ze alleen in Zuid-Limburg
voor. De zaden worden door de vogels overgebracht,
doordat zij de kleverige bessen opeten.
De wortels van de maretak dringen diep door in
de bast van de boom, zonder dat deze er veel na
deel van ondervindt.
Uit de kleverige bessen werd vroeger een soort
lijm gemaakt, die op stokken gestreken werd voor
de vogelvangst. Zo werkten de vogels, die de plant
verspreiden, onbewust mee aan hun eigen onder
gang.
Toen onze verre voorouders nog heidenen waren,
noemden zij de plant ook wel „duivelsnest" of „hek-
sennest". Uit de verte gezien leken de ineen ge
strengelde takken precies verlaten vogelnestjes en
omdat ze niets van de groei van deze wonderlijke
plant begrepen, dachten zij, dat hier beslist de
heksen of de duivel de hand in zouden hebben.
Later werd de maretak niet meer voor een dui-
velsplant gehouden, maar heilig verklaard. De groei
werd nu aan goede geesten toegeschreven.
Zo ontstonden allerlei verhalen, die betrekking
hadden op de terugkeer van het licht na de kortste
dag en daarmee het weerkeren van het leven in de
natuur na het afsterven en de rust gedurende de
winter. Daarom ontstak men ook de Lichtjesboom
tijdens de Midwinterfeesten.
In Engeland hangt men met Kerstmis de Mistle
toe op in de huizen. Als een jong meisje onder de
Mistletoe staat, mag iedere jonge man haar een kus
geven
Wij, nuchtere Hollanders, doen het wat kalmer
aan en gebruiken alleen een enkel takje om de
Kerstbakjes mee op te sieren.
In Frankrijk gaan in sommige dorpen de kin
deren op Oudejaarsavond met een misteltak in de
hand van huis tot huis, terwijl overal de wens uit
gesproken wordt, dat de mistel geluk moge brengen
in het Nieuwe Jaar.
De meeste mistletoe is afkomstig uit Bretagne
en tegen Kerstmis wordt deze „echt Engelse" mist
letoe met scheepsladingen tegelijk in Engeland aan
gevoerd.
Kerstboom en mistletoe beide een overblijfsel
van onze heidense voorouders waren voor hen
symbolen van de overwinning van het licht op de
duisternis.
Toen het Evangelie ook in onze streken door
drong, werden deze oude gebruiken door de Chris
tenen gehandhaafd om uiting te geven aan hun
vreugde over de komst van Jezus Christus, als het
Licht, dat voorgoed de duisternis verdreef.
Bij hoeveel Kerstbomen en Maretakken zal in
deze gedachte nog de. boventoon voeren? Wat
1 het belangrijkst: De geboorte yap de Heer of het
p,h< i.pep van de sfeer?
VEILING DRUNEN, 27 DEC. 1954.
Appelen 4—20 ct; peren 8—17 ct; witlof 48—71
ct; spruiten sch. 20—69 ct; spruiten n. sch. 15—51
ct; andijvie 24—79 ct; prei 11—30 ct; boerenkool
17—22 ct; rode kool 30—32 ct; witte kool 7—13 ct;
juin 6—24 ct; sav. kool 9—22 ct; koolrapen 9—10
ct; wortelen B.C. 5—14 ct; breekpeen 16—30 ct;
nero 15—42 ct; tomaten 128—145 ct alles per kg;
knolselderij 3—24 ct per stuk; bospeen 20—23 ct
per bos; selderij 6—7 ct per bos.
27 December.
Oude jaar, o, laat ons rusten,
Omzien eer we verder gaan,
't Nieuwe jaar wordt niet begonnen
Voor we hebben stil gestaan.
Voor w' in ernst elkander vroegen:
Deed ik waarlijk, wat ik kon?
Ben ik beter, wijzer, vromer,
Dan toen 't jaar zijn loop begon!
Dit oude schoolversje, dat we jaren geleden al
tijd zongen tegen 't Nieuwjaar, komt ons altijd
voor de geest in de laatste dagen van het jaar en
helaas elk jaar moeten we met schaamte zeggen,
dat we de laatste 2 vragen niet bevestigend kunnen
beantwoorden. We zijn met opgeheven hoofd,
vaste tred en schone lei begonnen in '54, dit en
dat zal ons in '54 niet meer gebeuren en dit zeker
niet meer, we zullen niet meer egoïstisch zijn, we
zullen ons zelf meer geven aan anderen, zonder te
vragen of er wat teruggedaan zal worden en hon
derden goede voornemens meer.
Wat is er een schijntje van terecht gekomen en
hoe dikwijls zijn we gestruikeld. We deden wat we
niet moesten doen en lieten na hetgeen gedaan
moest worden, we hebben dikwijls de splinter in
het oog van een ander gezien en de balk in ons
eigen oog over het hoofd gezien. Ja, dit is de eind-
rekening van ons mensen in '54, die ons zelfs in
stilte op de borst durven slaan en wijdbeens gaan
staan met de duimen in de armsgaten van ons vest,
wie doet ons wat en het zo met ons zelf hebben
getroffen.
Er is niet veel moois meer van over om het jaar
'55 binnen te gaan. Dit verschijnsel bemerken we
ook in de gehele wereld, uit de gang van het
wereldgebeuren, het is precies zo gegaan, we horen
hieruit telkens klinken „ben ik mijn broeders hoe
der" en zelden „heb Uwe vijanden lief".
Zo strompelend zijn we aangekomen aan de
grens van '54. Het Boerenleven van Poot, hoe ge
noeglijk rolt het leven des gerusten landman voort,
was er dit jaar niet bij. Veel zorgen brachten ons
de weersomstandigheden, veel genoegen bij het
binnenhalen van onze veldvruchten was er niet.
Van 't begin tot het einde zorg, van de eerste
snede hooi, waarmee we begonnen, tot het laatste
bietenlóof was het getob met het weer. Vrijwel
geen oogst ging van een leien dakje en het jaar '54
zullen we daarom wel kunnen onthouden zonder
het op te schrijven.
Mens, dier en trekker, zij kunnen alle getuigen
van het zware laatste halfjaar '54. Ook veel zorg
en kommer bracht de verschrikkelijke onweersbui
met een tien minuten hagel, de derde dag van onze
pracht tentoonstelling onzer Maatschappij te Goes,
waarop zoveel moois en leerzaams te zien werd ge
geven.
Dat zette wel een domper op dit mooie feest
voor de boerenstand, de gevolgen van het onweer
waren voor vele onzer leden verschrikkelijk en de
schade zeer groot, hier konden we ook weer zien
hoe riskant en gevoelig het boerenvak is.
Alles staat buiten en men kan er zo geen som
metje van maken van 2x2 4,
De mechanisatie heeft ook in '54 zijn nut be
wezen, wat zou er zonder maaidorsers en graan-
drogerijen van terecht zijn gekomen, er was zeer
zeker veel graan op het land verrot.
De opbrengsten waren, niettegenstaande het
slechte weer, niet slecht, uitgezonderd de mais;
wel was er op plaatsen veel ziekte in de aardappels
en kwamen er door de vele regen rotte in voor,
doch meest op slecht ontwaterde percelen. De erw
ten waren goed in opbrengst en prijs, alleen de
prijs der aardappels stelt wat teleur, gezien de
meerdere kosten dezer door de vele regen en het
vele werk om ze goed af te leveren.
De opbrengst der suikerbieten was niet slecht,
het suikergehalte ruim een lager dan gewoon,
wat Zeeland op ettelijke duizenden guldens komt
te staan. De zon heeft ons hier wel in de steek ge
laten. We gaan '55 in met de hoop, dat het de ver
wachtingen der mensen niet zal beschamen.
We hebben als boeren een zeer verantwoorde
lijke taak. Onze landbouw staat op een hoog peil,
op ons rust de taak dit peil te houden en indien
mogelijk nog op te voeren. Met medewerking van
onze gewaardeerde Voorlichtingsdienst, Gezond
heidsdienst en het onmisbare landbouwonderwijs,
met het zegenrijk werk onzer Maatschappij te-
samen, moet dit ons gelukken. De liefde voor ons
mooie vak, waarin we nooit uit geleerd raken, doet
ons '55 weer binnengaan met de hand aan de
ploeg, niet ziende naar wat achter ons is.
Aan alle lezeressen en lezers een Gelukkig
Nieuwjaar van de