De praktijk van de landbouwmechanisatie 80» Het gebruik van werktuigen en machines speelde vijftig jaar geleden bij de productie in de landbouw een vrijwel ondergeschikte rol, maar is na de oor log steeds meer gewicht in de schaal gaan leggen. Thans is het een probleem geworden dat op elk landbouwbedrijf met zorg dient te worden bestu deerd. DE OORZAKEN' VAN' DE MECHANISATIE. De oorzaken dat de mechanisatie zoveel meer in vloed heeft gekregen, zijn welbekend, maar enkele van de voornaamste wn ik hier toen len overvloe de vermelden: a. Het gebrek aan arbeidskrachten, vooral in perioden van seizoendrukte, zoals het opéénzetten van bieten, de graanoogst, de oogst van aardappe len en bieten. b. Het stijgen van het loonpeil van de landarbei der, wat maatschappelijk gezien noodzakelijk ge acht kan worden, maar de oedrijven belast met de totale loonpost plus sociale lasten. c. De kortere werktijden. Een andere reden is uiteraard de intensivering- van het bedrijf, waardoor grotere oogsten in dezelfde tijd verwerkt moeten worden en meer zorg aan het geoogste prod.uct dient te worden besteed. De arbeidsvoorziening op het platteland is een kwestie van zorgen en vooruitzien, al zijn in bepaal de streken de moeilijkheden groter dan in andere. Het is niet de bedoeling hierop thans verder in te gaan. Naar mijn mening is het voor het land bouwbedrijf, het akkerbouw- zowel als het veeteelt bedrijf, juist om een kern van vaste arbeidskrachten aan het bedrijf te binden. Dit zal niet altijd eenvou dig zijn, want met het opstellen van 'het bouwplan moet hiermee reeds rekening worden gehouden. DE VAKBEKWAAMHEID VAN DE LANDARBEIDER. In dit venband kan nog eens worden gewezen op de vakbekwaamheid van de landarbeider. Men heeft indertijd bij de indeling van de arbeid in het algemeen onderscheid gemaakt tussen de geschool de vakarbeiders en de ongeschoolde, dus niet-vak- arbeiders. De landarbeider werd beschouwd ais on geschoolde arbeidskracht. Dit dient met kracht te worden tegengesproken: een goede landarbeider is in velerlei opzicht 'n geschoolde arbeider. Hij moet met paarden en werktuigen kunnen omgaan, het gewas en het vee kunnen verzorgen, sloten kun nen graven, drainbuizen kunnen leggen, kunst mest kunnen zaaien, en wat al niet meer. Toch is zijn beloning- sinds mensenheugenis niet anders geweest dan die van een ongeschoolde arbeider. Hierin is een verbetering ten goede gekomen, en materieel bevindt de landarbeider zich thans in een betere positie, al blijven er terecht nog steeds vele wensen. Maar er is nog een zijde aan deze zaak, en wel die van de maatschappelijke waardering van de landarbeid. Hieraan ontbreekt nog veel te veel. Gewezen kan worden op de jongste publicatie van het L.E.I. „Landarbeiders in Nederland: een beroepsgroep in beweging". Deze publicatie is van zoveel belang, dat de iboer in Nederland er kennis van moet nemen. Hierop aansluitend wil ik nog een uitspraak ver melden van de heer Maris, hoofd van de Afdeling Streekonderzoek van het L.E.I., die in een lezing over de arbeidsvoorziening in de landbouw, gehou den voor het Hoofdbestuur van de Groninger Mij van Landbouw, verschillende oorzaken voor het af vloeien van de landarbeiders naar andere beroepen aanwees, en wel: slechte onderwijsmogelijkheden, minder goede huisvesting, geringe promotiekan sen, onzekerheid van het werk. Al deze punten spreken voor zichzelf. Ik zou hieraan nog toe wil len voegen: het ontbreken van de gelegenheid voor het verkrijgen \van vakbekwaamheid en de sociale waardering hiervan. De overtuiging moet er komen, bij stedeling zowel als plattelander, dat de landarbeid van maatschappelijk belang is en dat deze door zijn veelzijdigheid vakmanschap Ver eist. Het verband met de mechanisatie is hierbij duidelijk. De werktuigen en machines zijn ingewik kelder geworden en voor een juist gebruik en goed onderhoud is vakkennis vereist. Het bezit hiervan zal het aanzien van de landarbeider verhogen. DE KOSTEN VAN MECHANISATIE. Een tweede kant van de mechanisatie van de landbouwbedrijven betreft de daaraan verbonden kosten. De investering die thans nodig is, is een veelvoud van het bedrag dat vroeger aan werk tuigen en machines uitggegeven werd. Het duide lijkst ziet men dit bij de verpachting van de nieu we bedrijven in de polders van de vroegere Zuider zee. Omstreeks 1932 diende een pachter voor een bedrijf in de Wieringermeer over een bedrag van 300 per ha te beschikken. Thans is dit bedrag voor de boer in de N. O. Polder 1200 per ha. Toe gegeven zij, dat alles sterk in prijs is gestegen: zaaizaad, kunstmest, arbeidsloon, enz. Een verge lijkende berekening over 1932 en heden leert ech ter, dat men toendertijd met het bedrag van 300 meer kon doen dan nu met 1200. Van dit bedrag wordt ook de dode inventaris aan geschaft en bij verreweg de meeste pachters in de N. O. Polder komt dit neer op de aankoop van een geheel nieuw werktuigenpark. Om een indruk te krijgen van het bedrag dat hiermee gemoeid is, zij vemel-d dat een normale inventaris een som van 500 tot 800 per ha vereist, in bepaalde gevallen zelfs meer. Voor een bedrijf van 20 ha zal dus in totaal 10.000 15.000 nodig zijn, hetgeen een jaarlijkse som voor rente en afschrijving van 2.000 betekent. Mag een bedrag van 10% voor afschrijving al hoog lijken, de reparatierekening, eveneens een belangrijke post, is hier niet bij inbe grepen. Wat moet in dit verband worden overwogen als het gaat over de praktijk van de landbouwmechani satie? Dat het noodzakelijk is. het geïnvesteerde kapitaal zo economisch mogelijk aan te wenden. Het gébruik van alle landbouwwerktuigen is in de eerste plaats afhankelijk van het seizoen waarin ze nodig zijn, maar bovendien van het 'bedrijf zelf. De grootte hiervan stelt een grens aan de gebruiks duur. Nu gaat het erom, te onderzoeken of deze gebruiksduur verlengd kan worden. Dit is Inderdaad <met bepaalde werktuigen het geval en gezamenlijk gebruik kan overwogen wor den. Dit gezamenlijk gebruik is mogelijk door een combinatie van enkele boeren te vormen, door een werktuigencoöperatie op te richten, door een loon werker in te schakelen. De moeilijkheden bij ge meenschappelijk gebruik liggen voor de hand. Zo wil iedereen gaarne de machine gebruiken als het goed weer is. Hiermede moet rekening worden ge houden bij het vaststellen van de capaciteit. Als voorbeeld kan de zelfbinder genoemd worden. Een 6-voets trekkerbinder kan op één bedrijf onder nor male omstandigheden wel 4050 ha verwerken. Heeft men de machine gezamenlijk, dan zal men moeten rekenen met een totale oppervlakte die 20 a 25% kleiner is. De reden hiervan is, dat er meer transport is. Er moet vaak heen en weer worden gereden en bovendien zijn het vooral de slechtste percelen die de boer voor de zelfbinder reserveert. Verder is het belangrijk hoe de tarieven worden be rekend. In het algemeen verdient een berekening per gebruiksuur de voorkeur. De gebruiker heeft dan belang bij snel opschieten en zal hieraan zoveel mogelijk medewerken. DE TECHNISCHE ZIJDE. Na deze opmerkingen over de mechanisatie in het algemeen kan op.de technische zijde ervan nader worden ingegaan. Geconstateerd kan worden, dat vooral ha de oor- Jog de landbouwer zich tot de technicus heeft ge wend, om tot een oplossing te komen voor de vele vraagstukken. Amerika heeft veel op dit gebied ge daan, maar daar waren het, gezien de aard van de landbouw, hoofdzakelijk de grote bedrijven waar voor machines en werkmethoden werden ontwik keld. nï vrrjwel alle Westeuropese landen moet het zwaartepunt liggen bij de kleinere bedrijven, omdat hun aantal zeer groot is. Ook in ons land heeft 2/;j van het aantal bedrijven een oppervlakte van 10 ha of minder. Deze bedrijven moeten ook gemechaniseerd wor den en het is duidelijk, dat de op te lossen moeilijk heden meestal groter worden naarmate de bedrijven kleiner* zijn. Dat geldt zowel voor de technische als voor de economische zijde van de mechanisatie. De ontwikkeling gaat veelal geleidelijk en lang zaam, maar bij een beschouwing van hetgeen er b.v. in de naoorlogse jaren is veranderd, zijn toch dui delijk vorderingen te zien en deze kunnen voor de genen die over nieuwe werktuigen denken een aan wijzing zijn. Grondbewerking: Het ploegen blijft uiteraard de voornaamste bewerking van de bodem. Daarnaast wordt geëgd en gerold. Door gebruik van een tan- densleep, dit is een houten sleep waar eggetanden dwars doorheen zijn gestoken, krijgt men in het voorjaar een uitstekend zaaibed voor fijne zaden, zoals vlas en bieten. Als rol is de cambridgerol ver re te verkiezen boven de gladde rol. In sommige ge vallen wordt een frees gebruikt, m'aar deze zal toch het ploegen en eggen niet kunnen vervangen. Verpleging: De chemische bestrijding van onkrui den schadelijke insecten en schimmels heeft zich zeer uitgebreid. De techniek hiervan gaat in de richting van kleine hoeveelheden vloeistof per ha <80100 1). Voor eigen gebruik is een middel-druk- rugspuit met vernevehoom vaak voldoende. Voor grotere oppervlakten komt een op de trekker ge bouwde spuitmachine in aanmerking. Oogst: Voor de erwtenoogst zijn er goede lichters die op een maatbalk kunnen worden gemonteerd. Voor de granen is er de nieuwe ééndoeksbinder. Twee paarden trekken deze machine, die laag in prijs is, zonder bezwaar. Voor grotere oppervlakten is de maaidorser gekomen, soms met aangebouwde pers, soms in combinatie met een opraappers. Bij de aardappeloogst zijn verschillende typen ketting- en zeefradrooiers in gebruik. Het laatst zijn de loofklappers ontwikkeld, die blijkbaar meer perspectief bieden dan de looftrekkers. Voor de suikerbieten worden worden kopsdhof- fels en eenvoudige lichters gebruikt, voor grotere oppervlakten machines die koppen, rooien en de bieten meenemen of in dwarsrijen op het veld leg gen. Voor de vveidebedrijven kan wonden gewezen op de electrische weide-afrastering, greppelsnijder, melkmachine, dakruiters. Het transport is aanzienlijk gemakkelijker gewor den door toepassing van de luchtband. Wellicht is dit één der grootste technische verbeteringen in de landbouw, omdat ook het gebruik van de trekker hierdoor zeer is toegenomen. Het soort luchtband is bovendien nog van grote invloed. Bij trekkracht- bepalingen is de lage-drukband op nat land wel veel doeltreffender gebleken; deze geeft onder moeilijke omstandigheden trekkrachtbesparlngen van 3050 LANDBOUWBEDRIJF IS EEN LEGPUZZLE. Van de genoemde werktuigen 'behoren de meeste tot de werktuigeninventaris die altijd op de bedrij ven aanwezig is geweest. !De kosten zijn ook niet zo groot, dat het bedrijf er extra door wordt belast. Wel is het nodig, dat de boer de methode van wer ken die bij het werktuig hoort, goed volgt en hier voor zijn overleg en beraad nodig. Een landbouw bedrijf is een organisch geheel. Het zijn de stukken van een leg-puzzle die, precies aan elkaar gelegd, het bedrijf zijn eigenlijke vorm geven. Verandert men één van die stukken, dan moeten de andere weer pasklaar worden gemaakt; anders is er geen slui tend geheel. PAARD OF TREKKER? Een belangrijk punt van de mechanisatie van het landbouwbedrijf blijft thans nog te bespreken, n.l- dé trekkracht, de vraag dus: paard of trekker? Voor d.e grotere bedrijven kan het zijn: paard en trekker, want hier is het veel meer de vraag, welke trekker geschikt is voor een bepaald bedrijf. De moeilijkheden komen bij de bedrijven die twee of één paard als trekkracht bezitten. Wat zijn de vóór- en nadelen van paard en trekker in het practische boerengebruik? De voordelen van het paard zijn: geschikt voor alle voorkomende trekwerkzaamheden, goede aan passingsmogelijkheid naar gelang de behoefte, werktuigen voor paardentractie zijn niet duur, voor korte tijd is 'n grote overbelasting mogelijk (vrach ten lostrekken), de wendbaarheid is groot wat voor al op kleine percelen een voordeel is, goede aan passingsmogelijkheid bij wisselende bodemtoestan den, b.v. natte grond, practisch altijd klaar voor het werk. De nadelen van het paard zijn: in het algemeen een geringe werksnel'heid, voeder en rustpauzen zijn noodzakelijk, vraagt verzorging en voer, ook als er niet wordt gewérkt, vereist méér manarbeids uren voor de bediening, moet 's zomers uit het land worden gehaald voor het werk. De voordelen van de trekker zijnrwordt niet moe, kan zonder bezwaar lange tijd volibelast lopen, is op luchtbanden sneller dan het paard, is bij beperkt gebruik naar verhouding goedkoper dan een paard dat beperkt wordt gebruikt, vereist bij gelijke pres tatie minder bedieningsuren en minder onderhouds1- uren, beschikt over aftakas, poulie, hydraulische hefinrichtïng, zodat stationnair werk mogelijk is. De nadelen van de trekker zijn: niet zo geschikt voor sommige werkzaamheden, verhoogt de exter ne kosten van het bedrijf, vereist een grote finan ciële uitgave bij aankoop, is een nieuw technisch werktuig waarmee de boer moet leren omgaan, er is groter risico -bij stoornissen bij ongeschikte ogen blikken. Verschillende van deze voor- en nadelen kunnen meer of minder breed worden uitgemeten, maar éné ding is zeker, en wel dat het één van de groot ste revoluties op het boerenbedrijf is sinds de mens heid de aarde bebouwde, dat het gemotoriseerde bedrijf niet meer zorgt voor de „aanfok" van zijn trekkracht en het „voer" ervoor zelf niet meer ver bouwt. KOSTENVERGELIJKINGEN. De reden waarom een trekker wordt aangeschaft, moet uiteindelijk de economie van het bedrijf zijn. Daar 'komt direct een kostenvergelijking aan te pas. Wat kost een paardenuur, wat kost een trekker uur? De kosten van een trekker zijn gemakkelijk te be rekenen, want er zijn voldoende en nauwkeurige gegevens beschikbaar. Zo kost een petroleumtrek- ker van circa 25 pk per uur 2.503.waarbij gerekend is op een levensduur van 10.000 uur en op reparatiekosten van 60 van de vervangingswaar de. Bij dit bedrag is de bestuurder niet inbegrepen, maar wel de kosten van geregeld onderhoud. Wat zijn de kosten van een werkpaard? Het is moeilijk, deze vraag juist te beantwoorden. De om standigheden wisselen n.l. zo, dat deze kosten eigen lijk per bedrijf anders zijn. Maar uit vele opgaven is duidelijk geworden, dat de kosten van een paar- denuur vaak gelijk gesteld worden met die van een manuur. Dit komt neer op circa ƒ1.per uur. Een span paarden kost dus 2.per uur. Hier heeft men nu de mogelijkheid van kosten- vergelijking. Een landbouwbedrijf is echter niet zo maar een rekensommetje. Er komen ook verschil lende andere dingen bij te pas, die voor ieder bedrijf verschillend kunnen zijn, b.v. bouwplan, grondsoort, verkaveling en vooral de aard van de boer. WAT IS HET KLEINSTE BEDRIJF VOOR EEN TREKKER? Het prijsverloop van de handenarbeid in verge- 1';jkihg met de productenprjjzen kan blijken uit de

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1954 | | pagina 5