Uit de Kringen en Afdelingen Ontheffingsmogelijkheden van het Besluit bestrijding aardappelmoeheid voor de teelt van aardappelen, voor het jaar 1955 Brede landbouwmotorwerktuigen en landbouwaanhangwagens op de weg Voorwaarden teeltcontract KRING NOORD-BEVELAND DER Z.L.M. ZËEUWSCH LANDBOUWBLAD. 911 In het navolgende wordt een overzicht gegeven van de mogelijkheden voor ontheffing van de in het Besluit bestrijding aardappelmoeheid neerge legde voorschriften. Deze zijn ondergebracht in drie categorieën: A. Ontheffingen voor besmetverklaarde terrei nen en gebieden. B. Ontheffingen van de vruchtwisselingsbepa- lingen anders dan onder C. genoemd. C. Ontheffing van de vruchtwisselingsbepalin- gen voor zeer vroeg gerooide aardappelen. Voor deze drie groepen volgt een nadere toelich ting, die tegelijkertijd bedoeld is als richtlijn bij het beoordelen van ontheffingsaanvragen. A. Ontheffing voor de teelt van aardappelen en tomaten op besmet verklaarde grond wordt, anders dan voor wetenschappelijke doeleinden, nimmer gegeven. Voor andere verboden teel ten als bloembollen e.d., bestaan beperkte ont heffingsmogelijkheden. Ontheffingsaanvragen voor deze categorie worden uitsluitend door de Plantenziektenkundige Dienst beoordeeld en afgehandeld. Nadere inlichtingen hieromtrent verstrekken desgewenst de Kringambtenaren van de Plan tenziektenkundige Dienst. B. Van de vruchtwisselingsbepalingen bestaan de volgende hieronder omschreven ontheffings mogelijkheden 1. Op nieuw ontgonnen grond, voorheen geen cul tuurgrond geweest zijnde (dalgrond, heide grond, bos) kunnen met ontheffing de eerste jaren in sneller opvolging aardappelen worden verbouwd, dan normaal overeenkomstig de vruchtwisselingsbepalingen is toegestaan. Wanneer de normale vruchtwisseling wordt voorgesteld door 1 X x 4 X X 7, waarin een getal aangeeft een jaar, waarin aardappe len mogen worden verbouwd, en een x een jaar, waarin een ander gewas dan aardappelen moet worden verbouwd, dan bestaan voor nieuwe grond uitsluitend de volgende onthef fingsmogelijkheden 123 12X4 1X3x5 waarna dan verder de normale vruchtwisse- lingsvoorschriften van toepassing zijn. Wan neer echter in het eerste jaar na het gereed komen van de ontginning lupinen voor groen- bemesting zijn verbouwd, tellen deze niet als een gewas mee. Wil men van deze ontheffingsmogelijkheid ge bruik maken, dan dient men dus voor het tweede en/of derde aardappelgewas onthef fing aan te vragen. De ontheffingsaanvrage dient vergezeld te gaan van een bewijs van de ontginningsmaatschappij, waaruit voor het desbetreffende perceel het jaar van ontgin ning blijkt. Met nadruk wordt erop gewezen, dat onder het begrip 'nieuwe grond" niet val len: gescheurd grasland, her-ontgonnen grond, verwaarloosde grond, opgehoogde grond, in cultuur gebrachte vuilstortplaatsen of bagger- grond e.d. 2. Wanneer blijvend grasland wordt gescheurd, daar het niet meer voldoende productief was, met de bedoeling echter zo spoedig mogelijk tot herinzaai over te gaan en het weer voor blijvend grasland te bestemmen, dan wordt dikwijls als eerste gewas aardappelen gekozen. Is het daarna voor teelttechnische redenen dringend gewenst nogmaals aardappelen te verbouwen, dan kan hiertoe ontheffing wor den verleend, wanneer de aanvrager een schriftelijke verklaring tekent, dat daarna tot herinzaai, al of niet onder dekvrucht, zal wor den overgegaan. De ontheffing wordt dus al leen verleend voor de reeks: grasland aardappelen aardappelen (dekvrucht) grasland. Bij het beoordelen van deze ontheffingsaanvra gen dient zeer selectief te worden tewerkge- gaan. 3. Na het rooien van een onrendabele boomgaard is eveneens de mogelijkheid geopend om des gewenst twee jaar achtereen aardappelen te verbouwen, alvorens tot herinplant van jonge fruitbomen wordt overgegaan. Aanvrager moet kunnen aantonen, dat het desbetreffende per ceel boomgaard is geweest. 4. Eveneens, en dus geheel los van de onder 3 genoemde mogelijkheid, kan ontheffing wor den verkregen voor een jonge boomgaard, waarin in 1955 aardappelen als laatst moge lijke onderteelt worden verbouwd. Het is ge bleken, dat deze aanvragen ter plaatse moeten worden beoordeeld, aangezien in het verleden wel misplaatste ontheffingen zijn verleend. 5. Ook kan ontheffing worden verleend voor ter reinen, die in 1955 voor het laatst kunnen wor den beteeld in verband met wegaanleg, kanaal- aanleg, bestemming tot industrie- of bouwter rein e.d. in het volgende jaar. Overlegging van een officiële en positieve verklaring dien aangaande is vereist. Uiteraard valt hier niet onder een geval, waarin een woning wordt ge bouwd, waarbij nog een tuin overblijft waar naderhand de aardappelteelt normaal kan wor. den voortgezet. 6. Bij omgespoten of diepgedolven bloembollen percelen kan ontheffing worden verleend t.a.v. de aardappelteelt in een van de beide aan deze grondbewerking voorafgaande jaren. 7. Ontheffing kan tenslotte worden verleend in die gevallen, waar de teler door omstandig heden anders voor te grote moeilijkheden wordt geplaatst, b.v. ruilverkaveling, herinde ling (zgn. kleine verkaveling) van gehele be drijven, verplichte vloeivelden en eventuele andere bijzondere omstandigheden. Aangezien hier uit een oogpunt van aardappelmoeheids- bestrijding reëel gevaar dreigt, dienen onder dit hoofd vallende ontheffingsaanvragen met de grootste omzichtigheid te worden beoor deeld. Met betrekking tot de herverkaveling in de pro vincie Zeeland kan worden medegedeeld, dat voor de polders Scherpenisse, Poortvliet ten Zuiden van de Provinciale Straatweg, Malland voor het gedeel te dat in het kader van de herverkaveling gereed is gekomen, Nieuw Strijen en Klaas van Steenland een algehele ontheffing zal worden verleend, m.d.v. dat vanaf 1955 eens in de drie jaar aardappelen mogen worden geteeld. De grondgebruikers in de hiervoor genoemde polders behoeven dus voor 1955 geen individuele ontheffingsaanvragen in te dienen. De Plantenziektenkundige Dienst behoudt zich het recht voor een ontheffing pas te verlenen, af hankelijk van de uitslag van een voorafgaand grondmonsteronderzoek op kosten van de aanvra ger. Deze kosten zijn 2,08 per grondmonster. Eveneens kan een ontheffingsaanvrage niet wor den ingewilligd, wanneer de situatie in de naaste omgeving van het perceel, waarvoor ontheffing wordt gevraagd, van dien aard is, dat ontheffing uit een oogpunt van aardappelmoeheidsbestrijding niet verantwoord wordt geacht. C. Op terreinen waar de aardappelen vóór 20 Juni zijn gerooid zal men een zodanige ontheffing kunnen krijgen, dat men na 1 jaar andere ge wassen op dat perceel weer aardappelen kan telen. Indien men vóór 1 Juni 1955 ontheffing aan vraagt en op 20 Juni 1955 blijkt, dat de aard appelen zijn gerooid, zal een ontheffing wor den gegeven om op hetzelfde terrein reeds in 1957 weer aardappelen te verbouwen. Deze ontheffingsmogelijkheid staat alleen open voor beroepsaardappeltelers en niet voor particu liere tuinbezitters. Ontheffingsaanvragen met betrekking tot de vruchtwisselingsvoorschriften dienen te worden gericht aan de Contactcommissie Aardappelmoe heid, waarvan het adres is dat van de Stichting voor de Landbouw van de provincie, waarin het desbetreffende perceel is gelegen. Voor de provincie Zeeland is dit: Stichting voor de Landbouw in Zeeland, Grote Markt 28 a, Goes. Voor de provincie Noord-Brabant, het Land van Maas en Waal en het Rijk van Nijmegen is het adres: Stichting voor de Landbouw in Noord-Bra bant, Spoorlaan 46, Tilburg. Aanvragen om ontheffing, met uitzondering van die onder C genoemd, dienen vóór 1 Maart 1955 te worden ingediend. Voor nadien ingediende aan vragen wordt niet gegarandeerd, dat deze tijdig afgewerkt kunnen worden. In elk geval zal een ontheffingsbewijs slechts worden uitgereikt, wan neer de teelt van aardappelen op het desbetreffen de perceel nog niet is aangevangen. Het ligt in de bedoeling van de minister van Ver keer en Waterstaat na 31 December 1962 geen landbouwvoertuigen op de weg toe te laten, welke breder zijn dan 3,50 meter. Men dient hiermede bij de aankooo van land- bouwmotorrijtuigen en landbouwaanhangwagens rekening te houden. Tot 1963 zullen de nodige ontheffingen alleen worden gegeven voor die voertuigen, die reeds vóór 1 Januari 1953 waren gekocht en waarvoor uiterlijk 30 April 1953 ontheffing was gevraagd. Deze regeling is medio April 1953 bekend ge maakt. Desondariks 'blijkt uit bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer binnengekomen aanvragen, dat nog steeds landbouwvoertuigen worden aange schaft, waarvan de transportbreedte groter is dan 3,50 meter, b.v. maaidorsers, kunstmeststrooiers. Dit brengt te zijner tijd altijd moeilijkheden met zich. De teelt van land- en tuinbouwzaden en dus de belangen van telers en kwekers/handelaren beide, is vooral gebaat bij een goed georganiseerde con tractteelt. Door goed opgestelde teeltcontracten voor zaad cultures, die een goede opbrengst beloven, tegen rendabele prijzen een kwekers/handelaren, die wat aard en omvang bij het kweken en in de zaadhan- del een goede positie innemen en degelijke en des kundige vertegenwoordigers hebben. Daarvoor is deskundige voorlichting nodig naast de cultuurtechnische van de Rijkslandbouwvoor- lichtingsdienst en van de Keuringsdiensten, door eenvoudige en doeltreffende organisatie van de contracttelers. Deze voorlichting betreft vooral: 1. De prijsvorming in verband met de concur rentie der contractfirma's; de kostprijsberekenin gen en de marktontwikkeling. 2. De Teeltvoorwaardenin verband met de Al gemene Teel'tvoorwaarden door de Stichting voor de Landbouw; met de Verenigingen van kwekers/ handelaren vastgesteld, de afrekeningen op analy se van het Rijksproefstation voor Zaadcontrole en de bijzondere voorwaarden, vooral in verband met de teeltcontracten tegen participatieprijzen in plaats van vaste prijzen. 3. De positie van de kwekers/handelaren, naar aard en omvang der vele zaadcultures van diverse rassen en vooral de naam en faam der firma's. Om ten bate van alle contractzaadtelers goed ge oriënteerd te zijn dienen zowel de concept-teeltcon tracten als de afrekeningen landelijk op een cen traal punt te worden vergeleken en beoordeeld om tijdig van advies te kunnen dienen. Tot dat doel wordt er ook door de Z.L.M. op aan gedrongen de concept-teeltcontracten vóór de in zending aan de vertegenwoordigers naar het Secre tariaat te zenden, om deze door d.e landelijke Cen- tractzaadtelersvereniging te laten behandelen. Elk centraal geregistreerd teeltcontract of afre kening vermeerdert de gegevens waaruit lering kan worden getrokken ten bate van elke medewer kende contractteler individueel en van alle con tractzaadtelers collectief. De Westduitse aardappeloogst bedraagt dit jaar ongeveer 27 millioen ton, tegen 24,5 millioen ton in 1953. Deze toeneming hangt samen met een 2,2% groter aardappelareaal, terwijl de opbrengst per ha gemiddeld met 6 gestegen is. De grootste na-oor- logse oogst werd in 1950 bereikt; hij bedroeg dat jaar 27,9 millioen ton. ALGEMENE LEDENVERGADERING op Maandag 20 December 1954, des n.m. te 2 ure, in Hotel „De Korenbeurs" te Kortgene. Agenda: 1. Opening en Notulen. 2. Ingekomen stukken en mededelingen. 3. Benoeming lid financiële commissie. 4. Ir M. A. Geuze: „Problemen in de Landbouw en het Deltaplan". 5. Gedachtenwisseling over bovenstaand onder werp. 6. Dr Ir C. W. C. v. Beekom „Landbouwkundig herstel der geïnundeerde gronden". 7. Gedachtenwisseling over bovenstaande. 8. Rondvraag. 9. Sluiting. Namens het Bestuur, G. M. F. BOM, Voorzitter. M. DE REGT, Secretaris. KRING WALCHEREN DER Z. L. M. Vergadering op Maandag 20 December 1954, in Café „De Vriendschap" te Middelburg. Aanvang 1.45 uur. Agenda: 1. Opening door de Voorzitter. 2. Notulen. 3. Ingekomen stukken. 4. Vaststelling Kringcontributie 1955. 5. Lezing door de weled. heer B. Meijers, Direc teur van het Boekhoudbureau der Z. L. M., over: „Actualiteiten op Fiscaal gebied." 6. Rondvraag. 7. Sluiting. Namens het Kringbestuur, A. W. CEVAAL. Voorzitter. P. WIELEMAKI.R, Secretaris.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1954 | | pagina 11