Arbeidsmethoden in
de veeverzorging.
(35,—
De Agrarische
Winkler Prins
VAN DE WEIDE NAAR
DE STAL.
ANTON BRUSKET JUBILEERT.
Een nuttig
Sint Nicolaasgeschenk
N.V. fa P. J. van de Sande
758
De stalperiode is op de meeste bedrijven reeds
aangebroken en iedere koe heeft weer haar eigen
plaats op de stal, waar zij nu ruim 6 maanden
vastgebonden moet blijven.
Uit een oogpunt van het werk gezien, houdt dit
in dat alle voer naar de koeien moet worden ge
bracht, terwijl de mest en de gier moeten worden
afgevoerd.
Dit geeft veel extra werk in een tijd waarin,
met name op de gemengde bedrijven, nog veel
werk op het land moet worden verricht: bieten
rooien, soms zelfs nog aardappelen rooien, ploegen,
zaaien, enz.
Het is daarom verstandig eens na te gaan welke
middelen ons ten dienste staan om het werk in de
veeverzorging te vereenvoudigen.
Vrijwel op elk bedrijf zijn verbeteringen moge
lijk. Ieder heeft zijn eigen gewoonten zonder dat
hij zich realiseert, dat het werk op andere wijze
sneller en gemakkelijker kan worden verricht.
Midden in de winter is een half uur vroeger of
later klaar niet zó e"g, maar in de herfst en in het
voorjaar is het wel van betekenis.
Twee zaken hebben op de veeverzorging grote
invloed, namelijk de indeling van de gebouwen en
de toegepaste arbeidsmethoden.
Doelmatige inrichting gebouwen.
In de ontwerpen voor nieuwe boerderijen moet
de uiterste zorg aan een doelmatige inrichting wor
den besteed. Wij moeten bij de opstelling van
nieuwe ontwerpen ons een levend beeld vormen
van de omvang en de soort van werkzaamheden
die in het nieuwe gebouw moeten worden verricht.
Wij kunnen in dit opzicht nog wel wat leren van
de planning in de industrie: Eerst wordt de volg
orde van de werkzaamheden op schema gezet en
daarna trekt men hieromheen de gebouwen op.
Nederland telt vele mooie, oude boerderijen.
Deze zijn echter meestal zeer ondoelmatig in ge
bruik.
Van geval tot geval moet worden bezien of door
verbeteringen in de stal en door een verandering
in de opslagplaatsen van het hooi, de bieten enz.
een vereenvoudiging van het werk kan worden
bereikt.
Hier volgen enige kenmerken van een doelma
tige indeling van bedrijfsgebouwen:
1. Een dubbele Hollandse stal met smalle dwars-
gangen aan beide einden van de stal.
2. Een melkkamer en een bereidingsplaats voor
het voer (bieten snijden, meel met water men
gen enz.) halverwege de lengte van de stal
met dwarsgangen tegenover de ingang.
3. Opslagplaatsen van hooi, stro, bieten, kuilvoer
e.d. dicht bij de silo. Silo's bij voorkeur in het
verlengde van de voergang en het hooi op de
stalzolder.
4. De mestvaalt moet eveneens dicht bij de stal
zijn gelegen en wel in het verlengde van de
mestgang.
Voor het voeren, het afmesten en de reiniging
van de gangen, de voergoot en de standen in een
dergelijke stal van 30 koeien hebben 2 personen
's morgens en 's avonds- slechts een half uur nodig.
Zouden alle koeien worden gemolken, dan zou
den zij 's morgens en 's avonds 1% uur werk heb
ben wanneer met de machine wordt gemolken. Bij
handmelken is één man extra nodig om het werk
in dezelfde tiid te kunnen uitvoeren.
De totale looplijn, d.i. de afstand, die afgelegd
wordt voor het voeren enz., bedraagt per koe per
dag ongeveer 150 m.
In ondoelmatige gebouwen is de benodigde tijd
en afstand het dubbele en meer. Ieder kan dit
voor zijn eigen bedrijf vaststellen!
Aan de hand van deze metingen kunt U bepalen
welke, naast andere, de arbeidstechnische voor
delen van een verbetering van de inrichting van
oude gebouwen zijn.
De arbeidsmethoden.
Naast de inrichting moet op de toegepaste ar
beidsmethoden worden gelet.
Bij ieder werk, dat wij verrichten moeten wij ons
afvragen, of de gevolgde werkwijze doelmatig is.
Hier volgen enige regels.
A. Bepaalde werkzaamheden kunnen geheel ver
vallen.
Met twee voorbeelden zullen wij dit toelichten,
namelijk kuilgr* s en bieten voeren. Eerst volgt de
bestaande werkwijze en daarna de verbeterde
methode.
Kuilvoer wordt uit de silo op een hoop gewor
pen en daarna wordt de hoop op een kar geladen.
Doelmatiger is het om het kuilvoer direct op de
kar te laden. Zo nodig moet de kar in de silo
kunnen worden geplaatst.
Bieten worden in marden of op een kar ge
laden, naar de bietensnijder gebracht en gesneden.
Daarna worden de gesneden bieten opgeschept, in
manden of op een kar geladen en naar de koeien
gebracht.
Doelmatiger is het om de snijmachine bij de
bieten te zetten en de bieten rechtstreeks in de
machine te werpen. Het is ook doelmatiger om de
1. onder de snijtrommel te plaatsen, zodat de
sneden bieten direct in de kar vallen.
B. Mechanisch transport verdient de voorkeur
boven dragen.
Bij het voeren is het gebruik van een 3- of 4-
wielige voederkar doelmatiger dan het gebruik
van manden, kisten en emmers. Ook kruiwagens
zijn in het nadeel. Zij hebben bij het voeren het
nadeel, dat ze steeds moeten worden opgetild.
Een rol of kleine wielen onder de poten van de
kruiwagen zou een verbetering geven.
Een interessante vinding is de hefkar met losse
laadborden of -bakken. Eén en dezelfde kar kan
voor het vervoer van kuilvoer, meel, bieten en
melk worden gebruikt.
Voor het afmesten verdient de mestbak, die met
handkracht of door middel van een electromotor
door de grup wordt getrokken onze aandacht.
Deze werkwijze is minder vermoeiend en tijd
rovend dan het transport van de mest met een
kruiwagen. Wel moet de mestvaalt of mestkelder
zodanig zijn gelegen, dat wij na het uitschuiven
van de mest deze niet behoeven op te stapelen.
Zouden we eerst de mest in een kelder schuiven
en er daarna weer uit moeten scheppen, dan biedt
de mestbak geen voordelen. Wij moeten dan nog
een stap verder gaan en voor het opladen een
mestgrijper gebruiken.
C. Voorkom onnodig heen- en weer lopen door
een goede opstelling van voorraden en gereed
schappen. Het gereedschap moet een vaste
plaats hebben.
In dit opzicht biedt de dubbele stal voordelen
ten opzichte van de enkele. Heengaande wordt de
ene gang of goot geveegd en teruggaande de
andere. Hetzelfde geldt voor het voeren, het op-
strooien van de standen, enz.
D. Zorgt voor een goede werkverdeling.
Wanneer twee of meer personen met de veever
zorging zijn belast, moeten zij ieder een eigen
vaste taak hebben: één zorgt voor het voeren en
de voergang, de ander voor het afmesten en de
mestgang. Ieder melkt een deel van de stal, ook
wanneer machinaal wordt gemolken.
Wel kan periodiek de taak worden verwisseld
en de andere helft van de koeien worden gemol
ken, maar men moet niet achter elkaar aanlopen.
Bij het lezen van het bovenstaande komt on
willekeurig de reactie: Dit kan op mijn bedrijf
niet!
En wellicht zult U soms gelijk hebben, omdat b.v.
voor het voeren met een kar in de stal te weinig
ruimte is. Dit zijn echter uitzonderingen! Vrijwel
steeds kunnen verbeteringen worden bereikt en
kan de vrijgekomen tijd op een nuttiger wijze wor
den besteed.
Ir A. MOENS.
Nu ons vee weer van de weide naar de stal is
gebracht, willen wij even stilstaan bij een moge
lijkheid om onze dieren en de stal zindelijker te
houden.
Verschillende veehouders maken reeds gebruik
van de zogenaamde staartbinder in de vorm van
een touw, dat aan een looplijn is bevestigd. Dit
lijkt een goede manier, maar er zijn enkele opval
lende nadelen aan te wijzen.
Een touw, op zichzelf al moeilijk te bevestigen,
knelt spoedig en door het schuren en trekken van
de dieren is het zeer wel mogelijk, dat wondjes
ontstaan. Ook een combinatie van touw en leer is
niet ideaal.
Toch wil men in ieder geval voorkomen, dat
het vuil door de zwiepende staart óveral heen
wordt geslagen, tot op de uiers toe.
Het is ons verschillende malen gebleken, dat de
rubberstaartbinder in dit geval een eenvoudige op
lossing is.
De grote elasticiteit geeft al direct een voor
sprong op touw, dat rekbaarheid volkomen mist.
Deze staartbinder heeft een speciaal geconstrueer
de lus, waardoor afknellen van de staart niet voor
kan komen.
Bij het liggen zal de koe geen last hebben van
de staartbinder, omdat deze steeds voldoende mee
geeft. De staartbinder wordt met één handgreep
aan de loopring vastgehaakt en de band zelf kan
op iedere lengte worden afgesteld.
Er zijn nog altijd veehouders, die het opbinden
van de staarten overbodig vinden. Maar laat men
zich de moeite eens getroosten tegelijk met het
opstallen de staarten op te binden; dan zal men
zien, welk een profijt men daarvan heeft.
Op 1 December a.s.
is het 35 jaren ge
leden, dat Arton
Brusket als jongste
bediende bij de Z. L.
M. in dienst trad, na
dat ondergetekende,
in opdracht van de
heer Kielstra, aan
meester Snoek, van
school B, had ge
vraagd of er onder
zijn oud-leerlingen
een voor ons ge
schikte jongen was.
Spoedig na zijn in
trede in het Land-
bouwhuis bleek al,
dat meester Snoek een goede aanbeveling had ge
daan; Anton bleek uit het goede hout gesneden.
Het vele boodschappenwerk deed hij zoals van een
goede loopjongen mocht worden verwacht. Hij
maakte zich tevens heel spoedig het eenvoudige
kantoorwerk eigen niet alleen, maar kon ook al
gauw onder de bekwame leiding van onze eerste
typiste Francien, nu mevr. Willemsvan Hove,
met de schrijfmachine overweg. Aan welk werk,
overeenstemmende met zijn leeftijd, we hem ook
zetten, er kon op gerekend worden, dat het goed
werd gedaan. Begrijpelijk, dat zo'n jongen al spoe
dig het eigenlijke loopjongenswerk ontgroeit.
Maar de Z. L. M. is een prachtig doorgangshuis.
Het Boekhoudbureau begon onder leiding van de
heren Ir Siebenga en Van Koeveringe, een sterke
groei te vertonen. Vanzelfsprekend, dat Anton,
promotie verdienend, daar een plaats vond. Zeker
is dit werk van grote waarde voor zijn verdere
loopbaan geweest. Ook daar vestigde hij door zijn
werk de aandacht op zich. Geen wonder, dat An
ton bij de instelling van de Tarwe-steunwet op
deze Afdeling werd tewerkgesteld en daar van lie
verlede een meer verantwoordelijke positie begon
te bekleden. Dat hij in het daarop aansluitende
werk van het later ingestelde Provinciaal Voedsel-
Commissariaat één der eersten werd, was eigenlijk
vanzelfsprekend. Hij is dat tot op heden gebleven;
hij is daar de onmisbare geworden.
Hoe groot in zijn werk deze eenvoudige, sympa
thieke kameraad wel is, moge uit het volgende
blijken.
Toen in 1946 de grote Provinciale Z. L. M.-ten
toonstelling zou gehouden worden, zaten de Secre
taris van de Z. L. M., Ir Dorst, en ondergetekende
ruim een jaar te voren ons hoofd te breken, wie
wel de tentoonstellingssecretaris zou moeten wor
den. Op eens werd aan Anton gedacht; beiden
waren we ervan overtuigd, dat hij de aangewezen
man daarvoor was. Wij kenden hem en hij heeft
bewezen, dat we goed hadden gezien.
De tentoonstelling stampte hij uit de grond en
wel op een wijze, die bij ieder, ook ver buiten Zee
land, bewondering afdwong.
Dat de Kring Westelijk Zuid-Beveland van de
Z. L. M. een beroep op Anton deed. om voor de dit
jaar gehouden Kringtentoonstelling het Secre
tariaat op zich te nemen, is begrijpelijk. En weer
heeft Anton getoond welk een groot Z. L. M.-hart
hij heeft, door met liefde en enthousiasme deze
zware taak op zich te nemen en iets groots tot
stand te brengen. Het loopjongetje van weleer
heeft laten zien, dat men hem, wanneer er iets
georganiseerd moet worden dat grote talenten
vereist, gerust de touwtjes in handen kan geven.
Nu weet ik, dat deze huldebetuiging eigenlijk
niets voor Anton is. Toch wijd ik deze woorden
aan jou, Anton, zonder dat je er enig vermoeden
van hebt.
Toen je in 1919 op het Landbouwhuis je loop
baan begon, werd je op mijn Afdeling tewerkge
steld. Op welke plaats je gezet werd en in welke
verhouding we ook tegenover elkaar stonden, al
tijd heb je getoond de goede man en kameraad op
de goede plaats te zijn. Ik prijs me gelukkig steeds
een goede vriend in je te hebben gevonden. Daar
om is het mij een groot genoegen jou Anton met
je vrouw en kinderen geluk te wensen met het
verworven succes in je loopbaan.
Ik weet, dat je goede karaktereigenschappen ie
steeds op de achtergrond doen houden al stelt .ie
werk je beslist op de voorgrond, maar nu meende
ik je toch eens in het licht van de schijnwerper te
moeten zetten, opdat de gehele Z. L. M. zóu weten,
dat je op 1 December 1954 je 7e lustrum viert.
Nu naar het 8e
Met feliciterende handdruk,
Je Vriend
A. CAPPON.
is de
Perdeel
Voorhanden bij
NOORDSTRAAT SS TERNEUZEN