De voeding van melkvee. - Geef elk dier wat het toekomt.
Onkruidbestrijding in wintertarwe.
757
HET komt in onze provincie waarschijnlijk nergens voor, dat melkkoeien honger moeten lijden.
Voederbieten, kuilvoer van suikerbietenkoppen en -bladeren en stro zijn er doorgaans wel zoveel
beschikbaar, dat de maag gevuld wordt. Het is evenwel lang niet onverschillig welke en hoeveel
voedingsstoffen in het rantsoen voorkomen en welke invloed het voeder heeft op de productie, smaak
en kwaliteit van de melk.
Uiteraard kan,een koe met vele zeer verschillende rantsoenen goed en doelmatig gevoederd worden,
maar het is toch goed dunkt ons gezien ook wat we in de praktijk dikwijls waarnemen óp deze
plaats op enkele punten te wijzen.
1. Weeg de rantsoenen. Behalve van het kracht
voer, weet men doorgaans niet hoeveel van
bieten, pulp, kuilvoer, hooi, stro e.d. genuttigd
wordt. Het is van belang, dat een vöederplar
wordt opgesteld vóór de stalperiode begint en
van te voren overdacht wordt hoe het beschik
bare voer het beste wordt aangewend. Daar
komt wat rekenen bij te pas, maar dit wegen
en rantsoen-berekenen voorkomen ernstige
voedingsfouten. Het is voorgekomen, dat
iemand meende slecht in het voer te zitten en
50 ton pulp bestelde, terwijl later bleek, dat
deze pulp helemaal niet nodig was geweest,
doch dat hij beter een weinig hooi had kunnen
kopen.
Om de hoeveelheid en samenstelling van het te
gebruiken krachtvoer te bepalen, is rantsoen
berekening noodzakelijk en tevens in de stal
door middel van wegen (met unster of bascule)
de hoeveelheid van de toegedachte hoeveel
heden te bepalen.
2. Voer nooit eenzijdig. Er is geen enkel voeder
middel, dat op de duur een volwaardige
voorziening met de nodige voedingsstoffen
waarborgt. Bovendien heeft elk voer specials
eigenschappen, die vooral tot uiting komer
als er te veel van wordt gevoederd. Zo zijn
voederbieten smakelijk en gezond, maar als cr
zeer veel gevoederd worden, wordt de voeder-
waarde minder goed benut, en bovendien
blijkt dan, dat ze toch eigenlijk te arm zijn aan
eiwit en mineralen. Suikerbietenkoppen en
-bladeren zijn eiwitrijker, maar ook niet vol
waardig; ze bevatten een overschot aan kali en
natrium, veroorzaken diarrhee en beïnvloeden
samenstelling en kwaliteit van de melk; hoog
vetgehalte, weinig melk, bietenreuk en
-smaak.
3. Voeder individueel. Dit wordt door de meeste
practici als een onmogelijke opgave beschouwd.
Het valt echter mee als de juiste lietfde voor
het vee aanwezig is. Schotjes in de voergoot,
hetzij vaste schotten, zoals op bijgaande foto,
of verstelbare, voldoen in de praktijk zeer goed.
Overweeg dit eens Bij individueel voederen is
het zoveel gemakkelijker elke koe overeen
komstig haar voederbehoefte en opname-capa
citeit te voederen. Een nieuwmelkse koe heeft
2 x zoveel voedingsstoffen nodig als een oud-
melkse of droogstaande koe, maar kan niet
2 x zoveel eten. In de praktijk krijgen de
nieuwmelkse koeien wel meer krachtvoer, maar
van hooi, kuilvoer, bieten e.d. is het rantsoen
voor alle koeien doorgaans gelijk. Dat is dubbele
schade, omdat de nieuwmelkse koeien dan dik
wijls onvoldoende voedsel krijgen en te snel
in conditie en melkgift verminderen; de oud-
melkse koeien daarentegen door een luxe-con
sumptie het geboden voeder onvoldoende tot
waarde brengen.
Bijvoederen van suikerbietenkoppen en -bladeren
in de weide. Loof verspreiden; niet in overmaat
toedienen, ook niet op stal:
(Foto Min.- L. V. V.)
4. Zorg voor regelmaat en rust in destal. Be
steedt zorg aan het voederen. In meerdere
kleine porties per maaltijd eten de dieren
lekkerder, dan wanneer alles tegelijk wordt ge
voederd.
Goede huidverzorging en rustig met de dieren
omgaan zijn ook belangrijk.
5. Goed drinkwater, dat regelmatig voor de dieren
beschikbaar is, is ook zeer belangrijk. Minder
deugdelijk drinkwater is op vele bedrijven
oorzaak, dat de resultaten van het melkvee
minder goed zijn. Leidingwater is goed; andere
watersoorten kunnen goed zijn, maar zijn het
dikwijls niet. Automatische drinkbakjes zijn
het beste; waar deze niet beschikbaar zijn,
moet op regelmatig laten drinken (tenminste
2 x per dag) de aandacht gevestigd worden.
Het vee mag nooit erge dorst hebben.
6. Een goede melkveeverzorging is er ook op ge
richt dat de dieren gezond en sterk blijven.
Dat ze regelmatig vruchtbaar blijven en lang
mee kunnen gaan. Hierbij spreekt een juiste
(niet te veel en niet te weinig) voorziening
met allerlei mineralen en enkele vitamines een
belangrijke rol. In de praktijk wordt de kalk
en fosforstofwisseling dikwijls verstoord door
het voederen van veel vlinderbloemige hooi
en stro-soorten, die alle een overmaat aan kalk
bevatten. Hieronder lijdt vaak de vruchtbaar
heid van ons vee.
Vitamine A is nodig voor een gezonde huid
vorming en voorkomt daardoor allerlei infecties
en geeft sterkere, meer levenskrachtige kal
veren. Kuilvoer, goed hooi, en rode wortelen
vormen een belangrijke bron van vitamine A,
in de vorm van het zgn. caroteen. Vitamine D
komt slechts voor in hooi en stro en dan nog
in nauwelijks voldoende mate. Vooral in dit
weinig zonnige jaar mogen we er zeker van
zijn, dat er weinig vit. D in het voeder voor
komt. In rundveemeel/koek D komt 0,1 van
een vit. D-preparaat voor
Enkele rantsoenen
Zonder alle berekeningen hier weer te geven,
willen we een paar rantsoenen nader bekijken.
Het is natuurlijk niet doenlijk alle mogelijkheden
té bespreken.
Geval A. Veel bieten van eigen bedrijf, weinig
hooi, wel stro en aanwending van meest eigen
verbouwd krachtvoer.
Rantsoen voor oudmelkse koeien per dier per
dag:.
40 kg voederbieten, 5 kg klaverhooi, 3 kg peul
vruchtenstro, naar behoefte graanstro, geen
krachtvoer.
Rantsoen voor nieuwmelkse koeien: (melkgift
25 kg) hetzelfde, doch met 2 kg paardebonen, 2 kg
gerstemeel en 1 kg koekjes C.
Tegen een prijs van bieten a 2 ct, klaverhooi
12 ct, peulvr.-stro 8 ct, graanstro 5,5 ct, paarde-
bonen 33 ct, gerst 26 ct en C-koek 37 ct, kosten
deze rantsoenen 1,75, resp. 3,04 per koe en per
dag.
Hoewel in deze rantsoenen, dank zij het klaver
hooi, wel voldoende eiwit wordt gevoederd, is het
met de kalk/fosforverhouding mis. Er dient daar
om een 50 a 60 gram van een fosforrijk mine-
ralenmengsel te worden bijgevoederd. De vit. D-
voorziening is onvoldoende; deze zou juist bij zo'n
Automatisch drinkbakje. De meest doelmatige
drinkwatervoorziening van het vee.
(Foto Min. L.V.V.)
rantsoen hoog moeten zijn Uit een oogpunt van
doelmatige voeding was het beter om de oud
melkse koe b.v. 10 kg bieten minder te geven,
maar in de plaats daarvan wel wat krachtvoer.
De nieuwmelkse koeien kunnen met 10 kg bieten
meer in het rantsoen, met ruim 1 kg gerstemeel
minder toe. Dus meer individueel voeren
Geval B. Bedrijf met intensieve grasland-ex
ploitatie, waardoor goed weidehooi beschikbaar
is en ook kuilgras. Hier zijn minder producten
nodig van op het bouwland geteelde voederge
wassen.
Rantsoen voor oudmelkse koeien:
5 kg goed weidehooi, 4 kg graanstro, 15 kg voe
derbieten, 15 kg kuilgras, 0.5 kg rundveekoek D-
eiwitrijk.
Rantsoen voor nieuwmelkse koeien (melkgift
ca. 25 kg):
7 kg goed weidehooi, 1 kg graanstro, 25 kg
voederbieten, 25 kg kuilgras, 1 kg gerstemeel en
1,8 kg rundveekoek D-eitwitrijk.
Nu hebben we rantsoenen, die aan alle rede
lijk te stellen eisen zeer goed voldoen. De kost
prijs van deze rantsoenen is resp. 1,95 en 2,86,
dus 16 a 18 ct per dier goedkoper dan de voor
gaande.
Hierin is het weidehooi a 11 ct, kuilvoer a 2 ct
en rundveemeel D a 43 ct per kg gerekend. De
nieuw-melkse koeien blijken met veel minder
krachtvoer toe te kunnen, waaruit blijkt, dat tot
zekere hoogte goed ruwvoer uit eigen bedrijf ruw-
voer en krachtvoer tegelijk is. Het rantsoen voor
de oudmelkse koeien is met een 0,5 kg duur
krachtvoer goed in orde, en desondanks goed
koop
Voer en met oordeel, is voeren met voordeel"
luidt het gezegde. Beoordeel daarom eens cri-
tisch de voeding van het vee op het eigen bedrijf.
Rij k veeteeltconsulentschap,
C. DEN ENGELSEN.
Op verscheidene vroeggezaaide percelen winter
tarwe begint thans reeds veel onkruid voor te ko
men. Vooral muur Jreedt plaatselijk sterk op,
zodat een bestrijding gewenst is.
De laatste jaren is gebleken, dat de in de herfst
voorkomende onkruiden goed te bestrijden-zijn met
D.N.C.-middelen, terwijl soms bovendien een op
brengstverhogende werking geconstateerd is.
Bij het gebruik van D.N.C. in het najaar moet
op de volgende punten gelet worden.
1. De onkruiden moeten gekiemd zijn, doch zo
klein mogelijk. Grote onkruiden worden niet
afdoende gedood.
2.
3.
De tarwe moet er gezond voorstaan en min
stens 4, doch hoogstens 6 bladeren hebben. In
dit stadium blijkt een behandeling met D.N.C.
een opbrengstverhogende werking te kunnen
hebben.
Het moet droog, tamelijk zacht en vorstvrij
weer zijn. Kort na een regenperiode kan met
een lagere concentratie volstaan worden. Spui
ten op een dauwnat gewas of na nachtvorst
kan sterke beschadiging van het gewas tot
gevolg hebben en is niet aan te bevelen. Wil
men dan toch een bestrijding uitvoeren, dan
moet een lagere concentratie gebruikt worden.
4. Men kan spuiten en vernevelen. Bij de spuit-
middelen dient men minstens 800 liter water
te gebruiker.. Daar men bij het spuiten met
zware sproeimachines op het veld moet komen,
zal dit meestal veel moeilijkheden opleveren.
De laatste jaren is men er dan ook toe ovér-
gegaan om de D.N.C. te vernevelen. Bij ver
nevelen kan met lichtere machines of met de
rugvernevelaar uitgevoerd worden.
5. De hoeveelheid D.N.C. is afhankelijk van het
merk, dat gebruikt wordt en van de omstan
digheden tijdens de bespuiting. Op zware klei
grond mag iets meer gebruikt worden dan op
zavelgrond.
Voor een bespuiting van tarwe met 46 blaad
jes kunnen de volgende hoeveelheden aanbevolen
worden: Van de poedervormige D.N.C., welke
alleen te verspuiten is met 800 liter water per ha,
gebruike men 4—5 kg per ha. Van de poedervor
mige D.N.C. als Aadinol Supra of Triacide, welke
te vernevelen zijn met 200 liter water per 'ha, ge
bruike men p.m. 6 kg per ha. Van de D.N.C.-pas-
ta's, welke eveneens te vernevelen zijn, gebruike
men pl.m 12 kg per ha.
R.L.V.D. voor Zeeuws-Vlaanderen te Axel,
R. C. C. DE BRUYCKERE.
November 1954