BELASTINGRECHT
Landbouw en Radio.
14
LOONSVERHOGING
CULTUURTECHNISCHE WERKEN.
„IK WIL NIET MEER LOPEN".
724
Onze vorige schets besloten wij met de opmer
king dat eên wijziging in het systeem der winstbere
kening door bijzondere omstandigheden moet
worden gerechtvaardigd.
Het is meermalen niet zo eenvoudig om vast te
stellen of zulke bijzondere omstandigheden aan
wezig zijn. We willen hier eens enkele gevallen
onder het oog zien.
In een arrest van de H. R. (B. 6096) heeft dit
College beslist, dat van bijzondere omstandigheden
sprake zou kunnen zijn, indien de tijdsomstandig
heden zodanig zijn gewijzigd, dat het bestendigen
van een voordien gevolgd aannemelijk stelsel, zou
voeren tot het vaststellen van balansen en verlies-
en winstrekeningen die een veel te gunstig beeld
van de stand van het bedrijf en van deszelfs re
sultaten zouden geven.
Dit laatste zou zich kunnen voordoen indien men
gewoon was zijn voorraden op marktwaarde te
waarderen en zich een sterke prijsstijging voordoet.
Dit geldt speciaal t.a.v. dat gedeelte van de voor
raad dat in feite altijd in de onderneming aanwezig
moet zijn om een regelmatige bedrijfsvoering mo
gelijk te maken.
Deze goederenstock kan feitelijk nooit worden
verkocht en het is uiterst ongewenst om prijsstijging
van dit gedeelte van de voorraad tot de winst te
rekenen.
Ook op het Departement van Financiën heeft
men hiervoor begrip getoond. In 1951 heeft de Min.
van Financiën met het oog op deze prijsstijgingen
medegedeeld, dat een naar omvang gelijkblijvende
voorraad op de eindbalans, op dezelfde waarde
wordt gesteld als op de beginbalans, zodat prijs
stijging van deze voorraad buiten aanmerking blijft.
De Minister gaf als zijn mening te kennen, dat
de buitengewone financieringsmoeilijkheden, ver
oorzaakt door de destijds opgetreden onverwachte
en scherpe prijsstijgingen, waarop de gebruikelijke
waarderingssystemen niet zijn afgestemd, in be
ginsel een bijzondere omstandigheid vormen, welke
in bepaalde gevallen wijziging van het gekozen
waarderingssysteem kunnen rechtvaardigen. Deze
financieringsmoeilijkheden behoren echter, willen
zij voor de onderneming een systeemverandering
rechtvaardigen, van zodanige aard te zijn en met
name, mede als gevolg van de fiscale consequenties
van het huidige waarderingsstelsel, van zodanige
omvang, dat uit dien hoofde van de ondernemer
een bestendiging van de bestaande methode van
voorraadwaardering vanuit een oogpunt van goed-
koopmansgebruik in redelijkheid niet kan worden
gevergd.
Met een cijfervoorbeeld kan de betekenis van
bovenstaande nog nader worden toegelicht.
Goederenvoorraad 1 Januari 1000 stuks
a flO,— 10000,—
Inkopen 10000 stuks a f 11,110000,
120000,—
Verkopen 9000 stuks a
f 13,ƒ117000,—
Eindvoorraad 2000 stuks a
f 12,24000,—
141000
Winst f 21000,—
In dit cijfer werden de voorraden op 1 Januari
en op 31 December voor marktwaarde op de balans
opgenomen.
Passen we nu op dit geval het gewijzigde stelsel
van waardering toe, als in bovenstaande aangege
ven, dan verloopt de winstberekening als volgt:
Beginvoorraad 1 Januari 1000 eenheden
flO,— 10000.—
Inkopen 10000 eenheden a f 11,,110000,
Verkopen 9000 stuks a
f 13,—
Eindvoorraad:
1000 st. af 12 ƒ12000,—
1000 st. a f 10 10000
120000,—
117000,—
22000
139000
Winst 19000,—
De op deze wijze berekende winst is dus f 2000,
lager als bij de eerste methode. De oorzaak hiervan
is duidelijk. De beginvoorraad per 1 Januari van
1000 eenheden is als een „stock" beschouwd en per
31 December wordt een gelijke hoeveelheid düs
niet hoger gewaardeerd, waardoor de totale eind
voorraad niet, zoals in het eerste cijfervoorbeeld,
voor f 24000,maar voor f 22000,wordt opge
nomen.
Hoewel dit voorbeeld voor onze agrarische be
drijven niet zo belangrijk is, wilden we toch op deze
systeem wijziging de aandacht vestigen. Bij enkele
onzer coöperatieve verenigingen op het gebied van
de landbouw speelt deze systeemwijziging n.l. een
niet onbetekenende rol.
Een belangrijke vraag welke zich in verband
met wat we nu bespreken kan voordoen, is die
of wetswijziging een rechtvaardiging van systeem-
verandering kan inhouden. Dit vraagstuk deed zich
vooral voor bij de wetswijziging in 1950 (Wet Bel.
Herz. 1950).
Uit de voor de H. R. gevoerde procedures is ge
bleken, dat dit College de uitvoering van de Wet
Bel. Herz. 1950 als een bijzondere omstandigheid
beschouwt, welke een systeemwijziging mogelijk
maakt. Wel is het begrip „winst" als zodanig niet
veranderd, maar bij de bepaling varf de jaarwinst
hebben belastingplichtigen een grotere vrijheid ge
kregen dan voordien het geval was.
In een arrest van 18 November 1953; B.N.B. 1953/
307 zegt de H. R.: die (wets)wijziging betreffende
de jaarlijkse winstbepaling moet worden aange
merkt als een bijzondere omstandigheid welke het
rechtvaardigt dat een belastingplichtige met ingang
van het boekjaar, waartoe 1 Januari 1950 behoort,
het onder de werking der thans vervallen wettelijke
bepalingen gekozen stelsel van jaarlijkse winst
berekening vervangt door een stelsel, dat aan het
nieuwe art. 7 beantwoordt, doch waarvan de toe
passing voorheen 'door de toen geldende voorschrif
ten werd belet.
De wetswijziging dus voldoende argument voor
het kiezen van een ander systeem van winstbereke
ning, maar alleen in zoverre dit nieuwe systeem
onder de voorheen geldende wettelijke bepalingen
niet toelaatbaar was. M.
Wippen is gevaarlijk werk.
In het verband van de Stichting voor de
Landbouw is thans met de Nederlandse Heidemij
en de N.V. Grontmij overeenstemming bereikt
over de toepassing van de vergunning tot loons
verhoging voor de arbeiders werkzaam op cul
tuurtechnische werken.
Besloten werd de tijdlonen voor de volwassen
vakarbeiders in het grote loongebied te verhogen
met 5 cent per uur. In de overige loongebieden
zullen de lonen een evenredige verhoging onder
gaan. Voor de vaststelling der jeugdlonen wordt
de voor de landbouw gebruikelijke schaal toege
past. De tarieven worden aan de nieuwe tijd
lonen aangepast.
De nieuwe lonen gelden met terugwerkende
kracht tot 4 October j.l.
De bereikte overeenstemming zal worden
neergelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst,
die ter goedkeuring aan het College van Rijks-
b'emiddeiaars zal worden voorgelegd.
Ter gelegenheid van de Algemene Vergadering der
L. J. G. speelt de toneelgroep van de Hervormde
Jeugdraad nogmaals het stuk:
op Zaterdag 27 November, om 18.45 uur in de
„Prins van Oranie".
Dit toneelstuk, geschreven door D. van Es, werd
in de toneelprijsvraag van de Provinciale Zeeuwse
Courant bekroond met de eerste prijs.
Toegangsprijs ƒ1,—.
Kaartverkoop: Secretariaat L. J. G., Goes of op de
dag van de opvoering van 13.3014.30 uur aan
de zaal.
Plaatsbespreken op de dag der uitvoering van
13.3014.30 aan de zaal.
De bruto opbrengst van deze opvoering komt ten
goede aan het Zeeuws Comité tot hulp aan Vluch
telingen.
De radio is maar moeilijk uit ons leven weg
te denken. Ook het leven en werken van de boer
is van de radio niet vrij gebleven. Naast de ge
wone weerberichten beluistert hij de speciale ru
brieken voor land- en tuinbouw. De marktbe
richten bereiken hem 's morgens vroeg, nog vóór
dat een krant de noteringen kan bevatten. Daar
naast zijn er ook voorlichtingsuitzendingen van
het Ministerie van landbouw en de korte uitzen
dingen voor het platteland. Zoals die door de
afzonderlijke omroepverenigingen verzorgd wor
den. Met elkaar is het gedeelte van het radiopro
gramma, dat afgesteld is op het platteland, niet te
verwaarlozen. De lezing van een artikel in het
Augustus-nummer van Fatis Review heeft ons
echter een aantal gegevens onder ogen gebracht,
die tot nadenken stemmen.
Na gewezen te hebben op de ontwikkelings
gang, die de radioprogramma's voor de landbouw
sedert het allereerste begin in 1925 in Noorwegen
en Zweden gehad hebben, worden de verschillende
organisatorische mogelijkheden besproken. Dit
kunnen algemene commissies zijn, speciale land-
bouwcommissies, commissies van de landbouw
organisatie, of lichamen, die in direct verband
staan met de omroepverenigingen. Ook het ver
band met de voorlichtingsdienst is van groot be
lang.
Eén van de grootste moeilijkheden is wel, dat
slechts weinig wetenschappelijk opgeleide krachten
tevens goede sprekers zijn, waardoor veel van het
effect verloren gaat door ondoelmatig geschreven
teksten die slecht worden voorgedragen.
Dat een goede voorlichting via de radio op prijs
wordt gesteld, blijkt wel uit de resultaten van een
enquête in Duitsland en Noorwegen, waar de
vraag werd gesteld of in de radioprogramma's voor
de landbouw nuttige wenken gegeven kunnen
worden. Door ruim Va gedeelte van de boeren
werd deze vraag bevestigend beantwoord.
Over het algemeen wordt de voorkeur gegeven
aan een zo gevarieerd mogelijk programma,
waarin lezingen, vraaggesprekken, nieuws en
buitenlandse uitzendingen worden gegeven door
boeren, voorlichtingsambtenaren en wetenschap
pelijke personen.
Wat de duur der uitzendingen betreft, is de
beste maat het percentage van de totale zendtijd,
dat door de landbouwuitzendingen wordt inge
nomen. Voor een aantal landen zijn deze percen
tages als volgt:
Oostenrijk
België
Denemarken
Frankrijk
Duitsland
0,81
0,46
0,79
1,54
1,91
Groot-Brittannië 0,78
Luxemburg
Nederland
Noorwegen
Zweden
Zwitserland
0,30
0,48
1,31
0.59
4.49
Met uitzondering van onze beide Benelux-
partners komen we er in Nederland dus maar
slecht af. De vergelijking met deze landen is
overigens niet zo gelukkig gekozen, omdat de
landbouwende bevolking in België slechts 4,7
der gehele bevolking uitmaakt, terwijl Luxem
burg het niet verder dan goed 16 brengt.
Een feit is het echter zeker, dat we in Neder
land met een landbouwende bevolking, die bijna
18 van de totale bevolking bedraagt, ver achter
staan bij een land als Engeland. Doch evenzeer
bij een groot aantal andere landen die een groter
percentage combineren met beduidend langere
zendtijden voor de landbouw.
Het lijkt ons hier niet de plaats in te gaan op
de redenen die aan de gedeeldheid van de Neder
landse omroep ten grondslag liggen. We hebben
deze te aanvaarden en daardoor tevens het feit
dat de diverse omroeporganisaties allen hun eigen
landbouwprogramma hebben. Zonder aan de
kwaliteit van deze uitzendingen wat te willen
afdoen, mag toch wel geconstateerd worden dat
hierdoor de nodige doublures ontstaan en dat een
vaste lijn ontbreekt. Daardoor mist de landbouw
een belangrijke stem temidden van het Neder
landse volk.
We zullen het doel van deze landbouwpro
gramma's immers hoger moeten stellen dan alleen
directe voorlichting van de boer in de vorm van
marktberichten, weerberichten en voorlichtings-
verhalen. Iedere spreker in landbouwrubrieken
dient er zich van bewust te zijn dat hij over de
hoofden van de boeren zich richt tot alle
luisteraars.
Het verlies van de agrarische mentaliteit in
ons volk is helaas reeds verder voortgeschreden
dan het percentage van de landbouw op de to
tale bevolking zou doen vermoeden. Om de be
langstelling voor de landbouw te wekken is meer
nodig dan de huidige uitzendingen. De Neder
landse landbouw heeft behoefte aan een goed
commentator, die regelmatig toelichting geeft op
maatregelen die op landbouwgebied genomen
worden. Uiteindelijk is het gehalte van de uit
zendingen veel belangrijker dan de totale zend-
duur.
Men hoeft alleen maar te denken aan de good
will die Dr. Posthumus Meyes de spoorwegen
heeft geschonken door z'n bekende stem en goede
voordracht om dit soort uitzendingen op de juiste
waarde te kunnen schatten.
i
B.