Beveiliging van dorsgarnituren Beschouwingen omtrent suikerbietenkop en -blad Longworrr., diarrhee en veevoeding DE BESTEMMINGSMOGELIJKHEDEN VAN HET GEOOGSTE LOOF ZEEUW SC H LANDBOUWBLAD. 701 II. VERKOOF VANAF HET LAND. 1. Het loof. De boer, die geen bestemming voor zijn geoogst loof in de eigen veestal heeft en het ook niet wil onderploegen, kan het aan omwonende veehouders verkopen, wanneer zijn bedrijf een gun stige ligging heeft ten opzichte van het eventuele afzetgebied. Over het algemeen wordt er 250,tot ƒ400,per ha „af land" betaald, afhankelijk van de toestand, waarin het loof ver keert. Dit komt overeen met ca. ƒ10,per ton schoon product. Daarbij moet de koper dan voor het opladen en het transport zorgen. De verkoopprijs zal dan gemiddeld ongeveer 200,per ha hoger liggen dan de bestemmingswaarde van het product, waarbij geen rekening is gehouden met het eventueel optredende structuurbederf van de grond, veroorzaakt door overrijdende transportmiddelen. Alvorens hij het loof bi) huis heeft, is er al gauw een 5,per ton voor transport en opladen bijgekomen, al naar gelang van de afstand naar zijn bedrijf, zodat het product hem op ca. 15, per ton vrij boerderij komt. Deze prijs komt overeen met een s.v.z.w. van 1,50 12 12,5 et. per kg tegenover natte pulp a 15,per ton vrij boerderij van 1,50 7,2 2l cent per kg, waar uit blijkt, dat het loof voor deze prijs niet te duur is. Dit geldt uitsluitend voor gaaf, schoon loof, dat vers vervoederd wordt. Wanneer goed ingekuild wordt, bedragen de verliezen aan organische stof volgens de laatste proeven op „De Laar" rond 30 en de gewichts verliezen rond 40 zodat een ton kuilvoer hem dan komt op (100 60) x 15 25,De prijs van dit voer zal dan ongeveer overeenkomen met die van voederbieten (gem. geh.) tegen een aan koopprijs van 25,per ton. De s.v.z.w. van een goede loofsilage bedraagt dan ƒ2,50 11,8 rond 21 cent tegenover voederbieten 2,50 11,7 rond 21 cent, waarbij de voederwaardeverliezen gedurende de inkuilperiode van de voederbieten nog extra in rekening gebracht moeten worden. 2. De koppen alléén. Op verschillende bedrijven in het Zuiden des lands is het de gewoonte om op het land de kop pen van het blad af te snijden, om vervolglens de koppen te vervoederen of te verkopen en het blad onder te ploegen. Hierbij is te bedenken, dat de afgesneden koppen slechts gedurende een beperkte tijd houdbaar zijn, daar ze in de late herfst spoedig beginnen te schimmelen en tot rotting overgaan. Wanneer de koppen verkocht worden, zullen ze ongeveer 25,per ton opbrengen. Eén ha a 40 ton loof met 20 koppen levert dan ca. 8 ton koppen a ƒ25,— ƒ200.— al naar gelang de verhouding koppen ten opzichte van het blad is. De kostén voor het afsnijden der koppen van het loof zullen ca. 75,per ha bedragen, zodat men ca. 125,per ha overhoudt (exclusief het transpórt van het land). Aan bemestingswaarde wordt, wanneer men de koppen weghaalt, ongeveer 25,aan het loof onttrokken, zodat in deze methode een voor deel zit van ca. 100,aan geldswaarde, of, wan neer men de koppen zelf vervoedert, op deze manier, een goedkoop en goed veevoeder verkregen wordt; suikerbietenkoppen a 25,met 0,9 vre en 13 ZW tegen voederbieten a 25,met 0,7 vre en 10 ZW. Zelfs voor de koper, die de transportkosten nog moet betalen, is het dan nog een niet te duur voer. HET VERVOEDEREN VAN VERS BIETEN LOOF. 1. De waarde van liet verse loof als veevoeder. Het bekende voederwaardeboekje van het Centraal Veevoederbureau in Nederland geeft voor vers loof de volgende gemiddelde cijfers aan: dr. st 16,0; vre 1,6; v.w.e. 1,0; Z.W. 9,4; eiwit-Z.W.-verhouding 1 5,9. Een opbrengst van 40.000 kg/ha bevat dan 6.400 kg droge stof, 640 kg vre en 3.750 kg Z.W., hetgeen in voederwaarde overeenkomt met een volledig gewas gerst met ca. 4.000 kg korrels (is ca. 1.000,doch deze voèderwaarden zijn niet geheel met elkaar te vergelijken, omdat het ene gewas een ruwvoeder is en het andere gewas als krachtvoeder gerekend moet worden. Wanneer we echter de waarde van 1 kg vre op 0,60 stellen en die van 1 kg Z.W. op 0,20 (ongeveer de tegenwoordige prijzen van de ruw- voedermiddelen)dan komt men op de volgende geldswaarde: 640 kg vre a 0,60 384, 3750 kg Z.W. a ƒ0,20 750,— ƒ1134,— Wanneer we hiervan nog 134,aftrekken voor transport vanaf het land, dan blijft ook ca. 1000,over. Deze waarde geldt, wanneer men het loof op het eigen bedrijf in verse toestand kan ver voederen (bij het inkuilen treden verliezen op). Willen we de voederwaarde van 1 ha bieten- loof vergelijken met een ander gelijkwaardig ruw- voedermiddel, dan kunnen we hier tegenover stellen ca. 10 ton hooi van goede kwaliteit of de jaaropbrengst van 1 ha gemiddeld grasland of de waarde van ca. 60 ton natte pulp plus 340 kg vre. Deze ruw voedermiddelen zijn ook te waarderen op ca. 1000,zodat men voor de voederwaarde van 1 ha bietenloof zonder bezwaar en zuinig be rekend 800,tot 900,kan rekenen. Bij een afwijkende ha-opbrengst kan de waarde dienovereenkomstig gewijzigd worden, hetgeen iedere landbouwer voor zichzelf kan uit maken. 2. Het vervoederen in verse toestand Veelvuldig ziet men, dat, wanneer men met de bietenoogst is begonnen, het verse bietenloof in de weide wordt bijgevoederd. Dit is niet altijd een voordeel, omdat op de voederplaatsen de zode in dit natte jaargetijde erg stukgetrapt wordt en tegelijkertijd het loof vertrapt en daardoor nog sterker bevuild wordt. Men brengt dan vaak meer loof in het land dan het vee verbruiken kan, hetgeen een verkwisting van dit waardevolle voeder betekent. De niet opgenomen resten gaan tot rotting over en tasten de zode aan. Het gebruik van voederbakken zou in dit op zicht reeds een grote verbetering zijn. Ook wordt vaak veel te lang doorgegaan met het bijvoederen in de weide. Beter is het, wan neer men het loof op stal voert. Een koe kan gemakkelijk 40-50 kg vers loof verwerken, met een hoeveelheid hooi naar be hoefte, hetgeen een gunstige uitwerking op de melkgift zal hebben. Over het algemeen zal ge constateerd worden, dat de koeien dan meer melk geven dan voordien. Men bedenke echter, dat vuil blad de oorzaak is van diarrhee en andere spijsverteringsstoornis sen, zodat het een eerste vereiste is, zo schoon mogelijk loof te voeren. Ook bevat vers loof tame lijk veel oxaalzuur (van 2 tot 3 in de dr. st.), dat bij conservering voor het overgrote deel be waard blijft. Aangezien oxaalzuur veel kalk aan het dierlijk lichaam onttrekt, is het noodzakelijk, dat bij het voeren van bietenloof minstens 1 a 2 ons geslibd krijt of een overeenkomstig preparaat per dier en per dag wordt verstrekt. Het is met het oog op de kwaliteit van het product niet aan te bevelen, het verse blad langer te voeren dan tot het begin van November. De rest van de oogst dient geconserveerd te worden en wel zo snel mogelijk na het koppen der bieten. Daarbij is het van groot belang, dat het loof ko min mogelijk met gronddeeltjes wordt veront reinigd. VEEVOEDERBUREAU VAN DE NEDERLANDSE SUIKERINDUSTRIE (Slot volgt.) Het zal menigeen zijn opgevallen, dat het uiter lijk van de dorsmachines en ook dat van d.e krom- stropersen zich de laatste tijd enigszins aan het wijzigen is. Wie thans een dorsmachine van opzij heziet, bemerkt, dat de riemschijven vrijwel alle achter plaatstalen schermen zijn aangebracht. De riemen van de kleine, laaggelegen riemschijven zijn alle achter een groot „buisraam" komen te liggen. De reden van deze metamorphose is gelegen in de eisen, welke d.e Arbeidsinspectie sinds 1950 stelt aan de beveiliging van landbouwwerktuigen. Het is helaas nog altijd te weinig bekend, dat drijf werk de gevaarlijke eigenschap heeft iemand, die ermede in aanraking komt, te grijpen en deerlijk te verwonden. Uit de ongevallenstatistieken blijkt, dat bij het dorsen jaarlijks zelfs dodelijke onge vallen voorkwamen, doordat men in aanraking kwam met de riemen, riemschijven of assen. In theorie is het gevaar van met drijfwerk in aanraking te komen vrij gemakkelijk te elimine ren, als men alle bewegende delen maar geheel in het inwendige van de machine brengt. Inderdaad is de neiging bij de gehele machinebouw aanwezig om de bewegende delen naar binnen te werken. Dit heeft, behalve enkele zeer belangrijke technische voordelen, ook grote voordelen ten aanzien van het veilig werken en het veilig bedienen van werk tuigen. Men zou echter aan de werkelijkheid tekort doen met ook de keerzijde niet te noemen. Het bedienings- en het onderhoudswerk van de drijfriemoverbrengingen is moeilijker bij geheel gesloten werktuigen. De thans verplicht gestelde beveiligingen aan dorsmachines en stropersen hebben aan beide fac toren, de veiligheid en de goede bediening, zoveel mogelijk recht doen wedervaren. De gevaarlijke plaatsen zijn geheel afgedicht; de iets minder ge vaarlijke plaatsen gedeeltelijk. Het geheel moet een zeer grote stevigheid hebben om bestand te zijn tegen het tamelijk ruwe bedrijf. Voor de kromstropersen van het bekende ,.paar- dekop-type" worden eveneens dergelijke beschut tingen vereist. Berucht bij deze persen was het bijzondere gevaar, waaraan de persoon, die de naalden moet insteken, was blootgesteld. Bij het breken of aflopen van de persdrijfriem kon hij door de wegslaande riem worden getroffen. Ervaren dorsers stelden dan ook vaak een pak stro tussen deze bedieningsplaats en de riemschijf voor de aandrijving op. Bij de thans aan te brengen per manente beschutting is dit gevaar geheel weg genomen. De kleine dorsmachines, waarbij het stro vaak in een touwpers wordt geperst of wordt gebonden in een bindmachine, worden van soortgelijke, uiteraard kleinere beschuttingen, voorzien. Bij elke in werking zijnde dorsmachine zal, te beginnen met de komende dorscampagne, de aan wezigheid van een grote verbandtrommel (ver- bandtrommel A) worden geëist. Er treedt bij het dorsen een groot aantal fac toren op, welke van invloed zijn op de veiligheid, zoals de opstelling van het gehele garnituur, de geschooldheid van het personeel, het overwicht (gezag) van de machinist, overlast van stof, de aard van het dorsgoed, de staat van onderhoud van de machine en van de drijfriemen en wellicht nog ëen aantal andere factoren. Niet altijd zal het mogelijk zijn ten aanzien van al deze factoren bin nen korte tijd 'voorzieningen te treffen. Wat b.v. de stofafzuiging betreft is nog geen algemeen toe te passen oplossing gevonden, al zijn ook hiermede de laatste jaren grote vorderingen gemaakt. Het aantal ongevallen met dorsmachines schom melt van jaar tot jaar tussen de 400 en 600; er is sedert 1924) nog geen jaar voorbijgegaan, waarin geen ongevallen met dodelijke afloop worden ge registreerd. Laat daarom allen, die bij de komende dorscampagne betrokken zijn, zich inspannen, om tie trachten de veiligheid bij het dorsen zo hoog mogelijk op te voeren. De districtsbureaux der Arbeidsinspectie stellen op verzoek gaarne sche ma's voor de verplichte beveiligingen ter beschik king. Voor afwijkende typen kan men de Arbeids inspectie advies vragen. Men zij echter gewaar schuwd, dat het in de komende dorscampagne niet meer is toegestaan, met onbeschut drijfwerk te dorsen. Ir P. DE PUTTER. Velen zullen zich afvragen: wat hebben deze ziekten met veevoeding uit te staan. De dieren krijgen toch steeds voldoende voer. Ze kunnen in ieder- geval hun buik voleten. Wanneer ze ziek zijn moet de veearts hen, als het kan, beter maken. Hetzelfde dacht een landbouwer, die enkele dagen geleden een veearts vroeg zijn kalveren te komen inspuiten tegen diarrhee en longworm. Bij zijn komst vertelde de veearts de landbouwer, dat hij de kalveren die op stal stonden, niet wilde inspuiten, maar eerst de voeding eens wilde na gaan. Samen met de landbouwer bekeek de veearts de rantsoenen der dieren. Tevens werden de diverse soorten voer gewogen, iets wat nog veel te weinig gebeurt. Wat bleek nu! De graskalveren, die aan diarrhee leden, kregen te veel eiwit in hun rantsoen. De kalveren, die volgens de landbouwer „aan longworm leden", kregen te weinig eiwit. De veearts stelde een rantsoen op; dit had tot gevolg, dat de dieren na veertien dagen al een heel eind opgeknapt waren. Uit dit voorval blijken twee dingen: dat de dieren ook door een slechte voeding ziek kunnen worden en dat er op dit bedrijf aan de veevoeding te wei nig aandacht wordt besteed. Is ook op veel bedrijven in Zeeuws-Vlaanderen het geval en dat kost de boeren geld. Immers 75 Vc van de kosten der veehouderij zijn voederkosten. Wil de veehouderij rendabel zijn, dan moet de veevoeding prima in orde zijn. Geef daarom de dieren rantsoenen, aangepast aan hun behoefte. Ga hierbij niet op schattingen af, maar weegt het voeder af en toe. R. L. V. D. voor Zeeuws-Vlaanderen te Axel, De Rayon-assistent, R. E. BORM.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1954 | | pagina 9