MELKPRIJSBELEID 1954-'55
Voorsiel van de Stichting voor de Landbouw
Die dure melk
698
ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD.
Ook dit jaar is in de maand October weer inten
sief beraadslaagd over de melkprijs aan de hand
van de in het begin van deze maand verschenen
L. E. I.-rapporten.
Nadat in de hoofdafdeling Veehouderij een voor
stel is opgesteld, dat door het hoofdbestuur van de
Stichting voor de Landbouw is overgenomen, heeft
op 28 October 1.1. het overleg tussen de Minister
van Landbouw en een delegatie van de Stichting
voor de Landbouw plaats gehad.
Het voorstel, dat daar nog nader door de Stich
ting voor de Landbouw is toegelicht, wordt hier
onder volledig weergegeven.
Uiteraard zal de regering zich hierover nog moe
ten beraden, mede gezien de consequenties ten aan
zien van de subsidiepolitiek en het prijsbeleid, en
t. z. t. zijn beslissing hierover publiceren.
Aangezien het nieuwe melkprijsjaar reeds op 1
November is aangevangen, zullen inmiddels enkele
voorlopige voorzieningen worden getroffen, onder
meer wat betreft een Zuivelfonds en de daarvoor
benodigde heffing.
1. Kostprijs van de melk.
De Stichting voor de Landbouw stelt het op prijs
haar erkentelijkheid uit te spreken over de ge
degenheid van de rapporten van het Landbouw
Economisch Instituut betreffende de voorcalculatie
van de kostprijs van de melk in de weidegebieden
en op de gemengde zandbedrijvenin het bijzonder
heeft zij waardering voor het uitgebreide documen
tatiemateriaal, dat aan de' berekeningen ten grond
slag ligt.
Zij wil dan ook de door het L. E. I. in genoemde
rapporten berekende kostprijzen ongewijzigd over
nemen als basis voor het te voeren melkprijsbeleid.
Aan de hand van bovengenoemde kostprijsrap
porten is de Stichting vöor de Landbouw tot de
volgende conclusies gekomen:
1. er heeft een algemene kostprijsstijging van de
melk plaats gevonden;
2. de kostprijsverschillen tussen de onderschei
dene kostprijsgebieden zijn toegenomen.
Inzake de grotere spreiding der kostprijzen wil
de Stichting voor de Landbouw in het bijzonder
wijzen op twee aspecten:
1. het verschil in productiviteit van de grond, wat
van invloed is op de kostprijs;
2. het verschil in omvang van de bedrijven; dit
betreft met name de omvang van de melkvee
stapel op de bedrijven: afgezien van het onder
1 gestelde stijgt de kostprijs van de melk naar
mate de omvang van de melkveestapel per be
drijf kleiner wordt, daar dan het aantal man
uren nodig voor de verzorging van het melk.
vee per melkkoe toeneemt.
Op basis van de door het L. E. I. berekende kost
prijzen is de Stichting voor de Landbouw tot het
volgende overzicht gekomen:
Gewogen gemiddelde kostprijs per kg melk
met een vetgehalte van 3,7 in centen
voor het melkprijsjaar 195455:
kostprijs
weidegebieden 20,85
zandgebieden 24,80
landelijk gemiddelde 22,80
II. De garantieprijs voor alle aan zuivelfabrieken
en standaardisatiebedrijven geleverde melk.
1. Naar het oordeel van de Stichting voor de
Landbouw dient de garantieprijs voor alle aan zui
velfabrieken en standaardisatiebedrijven geleverde
melk voor het melkprijsjaar 1954/1955 te worden
gesteld op de gewogen gemiddelde kostprijs van de
melk in de zandgebieden, zonder incalculering van
een beloning voor de boer als bedrijfsleider, het
geen neerkomt op 23,GO cent per kg melk met een
vetgehalte van 3,7 (Deze 23,60 zou vroeger de
kale kostprijs van het zand zijn genoemd.)
2. a. De Stichting voor de Landbouw heeft zich ge
realiseerd, dat de zandgebieden in verband
met de natuurlijke m eer-opbrengsten van
consumptiemelk in de tekort gebieden, waar
mede bij de nacalculatie van het Bedrijfschap
voor Zuivel betreffende de gemiddelde op
brengst van de melk wordt rekening gehou
den bij een algemene garantieprijs van
23,60 nog niet de „reële garantie" hebben, dat
alle productiekosten, inclusief de handen
arbeid van de boer feitelijk worden vergoed.
Zoals bekend heeft de Stichting vorig jaar
teneinde aan de zandgebieden de genoemde
„reële garantie" te geven voor het melk
prijsjaar 1953/54 een garantieprijs voorge
steld, welke 0.50 cent hoger lag dan de ge
wogen gemiddelde „kale" kostprijs van de
zandgebieden. Deze zgn. plus is echter door
de overheid vastgesteld voor genoemd melk
prijsjaar op 0,35 cent per kg melk van 3,7
vet.
b. Voorts heeft de Stichting voor de Landbouw
zich gerealiseerd, dat een algemene garantie
prijs van 23,60 cent per kg melk met een vet
gehalte van 3,7 zonder meer niet
tegemoet komt aan de bezwaren ontstaan
door de toename van de kostprijsverschillen
tussen de onderscheidene kostprijsgebieden.
3. In verband met de onder 2 genoemde bezwa
ren stelt de Stichting voor de Landbouw voor, dat
uitgaande van een garantieprijs van 23,60 cent
per kg melk met een vetgehalte van 3,7 door
het Bedrijfschap voor Zuivel via het Zuivelfonds
een zodanige interne verrekening van de algemene
garantieprijs plaats vindt, dat alle bedrijven bij een
gemiddelde zuivelwaarde voor de eerste 16.000 kg
een gemiddelde opbrengst ontvangen van de alge
mene garantieprijs plus 1,2 cent, dit is 24,80 cent.
De rest van de melk zal dientengevolge een ge
middelde opbrengstprijs ontvangen van minstens
22,40 cent.
4. De gelden, die nodig zijn voor deze interne
verrekening, zullen afkomstig zijn van de door de
Nu de Minister van Landbouw voor een
Vaar {weken de Oceaan overgestoken is, zul
ten we wel zolang moeten wachten op de de
finitieve melkprijs jln bijgaand voorstel van
de Stichting voor de Landbouw is het twée-
prijzensysteem voorgesteld, (teneinde de gro-
ze moeilijkheden,,ontstaan door de sterk uit
eenlopende kostprijzen zo goed mogelijk het
hoofd te bieden.
Inmiddels heeft de Minister op de Alge
mene Vergadering wan het K.N.L. C. duide
lijk genoeg laten blijken dat hij voor een
tweeprijzensysteem maar bitter weinig
voelt. Het Dagelijks Bestuur der Z. L. M.
wees reeds op de precedentendie dit sys
teem zou kunnen scheppen.
Daarnaast zal een dergelijk systeem in de
praktijk zeker ook tot onbillijkheden voeren.
Moet een groot akkerbouwbedrijf, dat over
een paar koeien ^beschikt en dus minder dan
16.000 kg melk per jaar produceert, ook voor
deze regeling in aanmerking komen wat de
kostprijs betreft? Hoe zit het met de kost
prijs op een groot melkveebedrijf op zand
grond? Zo kan men doorgaan met het stel
len von vragen. Het is niet onmogeijk, dat
een groot akkerbouwbedrijf op de klei meer
koeien gaat houden om aan de 16.000 kg per
jaar toe te komen. En dat het grote bedrijf
op het zand de veestapel in gaat krimpen,
omdat de meerdere liters het slechts beta
len. Aan de andere kant zuïfen wellicht de
echte gezinsbedrijven de verminderde in
komsten trachten weg te werken door meer
te gaan produceren.
In feite wordt het verschil in kostprijs
voor een groot gedeelte veroorzaakt door
het meerdere werk per koe op de zandbedrij
ven weidegebieden 200 uur, zandgebieden
250 uur tengevolge van de doorgaans
slechte verkaveling en het kleine aantal
koeien per bedrijf. Daar is op korte termijn
weinig aan te doen.
Hoe goedkoop de melk in Nederland in fei
te wel is al is dat dan ook kunstmatig
hebben we dezer dagen nog eens gereali
seerd, toen op de vergadering van de C. M. C.
door de directeur werd medegedeeld dat de
consumptiemelk 45 cent per liter zou gaan
kosten, als op den duur alle kunstmatighe
den zouden komen te vervallen. De grote
pers heeft zich van dit (bericht meester ge
maakt en door hefi geheel of gedeeltelijk
weglaten van de beperkingen de huisvrou
wen de stuiperi op het lijf gejaagd.
Maar slechts weinigen realiseren zich dat
de melk in verhouding tot andere producten
slechts heel weinig in prijs gestegen is. Zo
bedroeg het indexcijfer voor de prijs van de
melk in 19531196 t.o.v1938, terwijl de kaas
het in datzelfde jaar tot 450 bracht< In ver
houding is de melk dus eigenlijk veel te
goedkoop en kan men zeggen, dat de consu
ment in vele gevallen de werkelijke waarde
niet betaalt en ook niet wenst te betalen. Dit
blijkt ook wel duidelijk uit de angst die men
koestert om het veïgehalte van 2V2 procent
te brengen op 3 procent of zelfs 3% procent,
waardoor de prijs per liter automatisch zou
stijgen. 1
Met elkaar ligt hier een probleem dat men
ten dele terug zal moeten voeren tot de ge
brekkige voorlichting van het publiek, dat
met deze zadjc alleen geconfronteerd wordt
als de melkprijs één of meer centen omhoog
gaat. Het zal, hoewel weniet erg enthousiast
zijn voor het voorstel van de Stichting, niet
eenvoudig zijnin de huidige omstandighe
den een betere regeling voor dit vraagstuk
te vinden, tenzij de regering het aan zou
durven de knoop eens flink door te {hakken.
Of zouden we daarvoor nog eens een loons
verhoging nodig hebben.?
B.
regering via het Zuivelfonds te realiseren garantie,
prijs en van de overige middelen in het zuivelfonds.
Het zal nodig zijn bij de vaststelling van de heffing
op alle aan zuivelfabrieken en standaardisatie-
drijven geleverde melk ten behoeve van het Zuivel
fonds rekening te houden met de min of meer
theoretische mogelijkheid, dat de opbrengst van
consumptiemelk en zuivelproducten ongeveer ge
lijk is aan de algemene garantieprijs; door middel
van de heffing kan echter tijdig gezorgd worden,
dat er in het Zuivelfonds voldoende middelen zijn
om de bovengenoemde garantie voor de eerste
16.000 kg te realiseren.
5. De Stichting voor de Landbouw heeft met
deze interne verrekening mede beoogd tegemoet te
komen aan de bezwaren van een relatief hogere
kostprijs van de bedrijven met een kleine melkvee
stapel ten opzichte van de bedrijven met een gro
tere melkveestapel. Zij heeft zich hierbij gereali
seerd, dat op deze wijze ook in belangrijke mate
tegemoet wordt gekomen aan het verschil in kost
prijs tussen de weidegebieden en de zandgebieden
op grond van het productievermogen van de grond,
daar in de zandgebieden het aantal bedrijven met
een kleine melkveestapel relatief het grootst is.
6. Alhoewel de Stichting wel beseft, dat aan een
dergelijk globaal systeem verschillende bezwaren
verbonden zijn, heeft zij toch gemeend dit voorstel
te moeten doen, mede in verband met de volgende
voordelen van dit systeem:
a. de vrije prijsvorming van melk- en zuivelpro
ducten blijft gehandhaafd;
b. regionale prijzen met alle daaraan verbon
den bezwaren en moeilijkheden worden ver
meden;
c. er wordt geen directe scheiding gemaakt tus
sen de weidegebieden en de zandgebieden;
d. de regeling loopt financieel rond; uit bereke
ningen is gebleken, dat de eerste 16.000 kg per
bedrijf geleverde melk van alle bedrijven ge
zamenlijk ongeveer de helft is van het totaal
aan zuivelfabrieken en standaardisatiebedrij
ven geleverde melk;
e. de regeling is betrekkelijk gemakkelijk uit
voerbaar en gaat met weinig kosten gepaard.
7. Tenslotte wijst de Stichting voor de Land
bouw er met nadruk op, dat zij het hierboven voor
gesteld beleid alléén voor het melkprijsjaar 1954
1955 aanvaarbaar acht als een tijdelijke oplossing
om voorzover op dit ogenblik mogelijk is o.m.
aan de bezwaren inzake de kostprijsverschillen tus
sen de weidegebieden en de zandgebieden tegemoet
te komen.
Zij is van oordeel, dat een uitvoerige studie dient
te worden gemaakt over het in de verdere toe
komst te voeren garantieprijsbeleid voor de melk.
III. De verrekenprijs voor de in consumptie te
brengen melk.
Evenals voorgaande jaren dient de verrekenprijs
voor consumptiemelk op een zodanig niveau te lig
gen, dat daarin boven de kostprijs nog een redelijke
ondernemerswinst is opgenomen. Daarom stelt de
Stichting voor de Landbouw voor de verrekenprijs
voor de in consumptie te brengen melk voor het
melkprijsjaar 1954/55 vast te stellen op 10 boven
de algemene garantieprijs van 23,60, t.w. afgerond
26 cent per kg melk met een vetgehalte van 3,7
Deze verrekenprijs is, zoals bekend, de norm voor
het berekenen van de heffingen en toeslagen voor
de melk, welke voor consumptiemelk wordt be
stemd. Als de zuivelwaarde van de melk boven de
verrekenprijs ligt, wordt uit het Zuivelfonds een
toeslag gelijk aan dit verschil gegeven voor
de melk, welke voor consumptie bestemd wordt;
ligt de zuivelwaarde onder de verrekenprijs, dan zal
ten gunste van het Zuivelfonds een heffing even
eens gelijk aan dit verschil op deze melk worden
gelegd. Het doel van de verrekenprijs is dus de
schommelingen in de zuivelwaarde der melk geen
invloed te doen uitoefenen op de prijs, welke als
uitgangspunt dient voor de berekening van de
consumentenprijs.
IV. Zuivelfonds.
In het kader van bovengenoemd garantieprijs
beleid voor alle aan zuivelfabrieken en standaardi
satiebedrijven geleverde melk en van het beleid in
zake de verrekenprijs voor consumptiemelk kan
de Stichting voor de Landbouw ook voor het melk
prijsjaar 1954/55 accoord gaan met de instelling
van een Zuivelfonds VI.
V. Waardering van het bij standaardisatie vrij
komend botervet.
Evenals in de afgelopen jaren meent de Stichting
voor de Landbouw, dat het botervet, dat bij stan
daardisatie van volle melk tot consumptiemelk aan
de volle melk wordt onttrokken, steeds dient te
Worden gewaardeerd tegen de werkelijke op
brengstprijs van de boter.
VI. Wijzigingen van het loonpeil.
Wellicht ten overvloede heeft de Stichting voor
de Landbouw er op gewezen, dat zij verwacht, dat
ook voor het melkprijsjaar 1954/1955 wijzigingen
van het loonpeil zullen worden doorberekend in de
garantieprijs voor alle melk en in de verrekenprijs
voor consumptiemelk.