VERZEKERINGSZAKEN. Beschouwingen omtrent suikerbietenkop en -blad. De opbrengst aan bietenloof. BUREAU GRONDSTOFFEN PER 1 NOVEMBER OPGEHEVEN. 681 I. DE waarde van de suikerbietenoogst wordt niet alleen bepaald door de opbrengst aan bieten, die aan de suikerfabrieken worden afgeleverd, doch ook door de waarde van liet loof, waaronder gemakshalve in het navolgende het product bieten kop en -blad wordt verstaan. Op de meeste suikerbieten verbouwende gemeng de bedrijven zal het loof een belangrijke plaats in nemen in het winterrantsoen voor het vee. Het is een uitstekend en goedkoop voer, dat zowel voor het melkvee als voor het mestvee geschikt is, doch waarvoor ook nog andere bestemmingsmogelijk heden open staan. In verband met onderzoekingen dienaangaande die wij de laatste jaren op het proefbedrijf van de C.S.M. „De Laar" te Eist hebben verricht, willen wij de waarde van het bietenloof en die bestem mingsmogelijkheden aan een nadere beschouwing onderwerpen. De opbrengst aan bietenloof kan nogal sterk uit eenlopen en is afhankelijk van het ras der bieten, de streek waar de bieten gegroeid zijn, de bemes tingstoestand van de grond, de weersgesteldheid gedurende de groeiperiode, het aantal planten per ha, de datum van oogsten, de kwaliteit van de grond en de grootte van de koppen. Op de proefboerderij ,,De Laar" werden in de beide laatste jaren de navolgende oogstresultaten bereikt, waarbij vermeld dient te worden, dat dit bedrijf uit zware komgrond bestaat, die in een goe de cultuurtoestand verkeert en waarvan de bemes tingstoestand op peil is. Aan stikstof werd voor de suikerbieten 120 kg N gestrooid. Tengevolge van het gebruik van het éénkiemige zaad, dat vroeg in het voorjaar van 1952 op ,,De Laar" werd gezaaid en waarop een zeer droge pe riode volgde, moesten de K.W.E.-bieten in het be gin van de maand Mei worden overgezaaid, waar door het gewas in de herfst een dunne stand ver toonde en niet geheel kon afrijpen. Dit feit vond een duidelijke terugslag in de opbrengsten, die als volgt luidden: Kuhn 47 ton loof per ha bij 37,2 ton bieten; verhouding 1 0,8; Nemos 37 ton loof per ha bij 39,4 ton bieten; verhouding 1 1,1; KWE 36 ton loof per ha bij 27,1 ton bieten; verhouding 1 0,8. Het loof bevatte practisch geen schieters. In het daarop volgende jaar 1953 was de stand van de bieten aanmerkelijk beter, maar tengevolge van het zeer vroege zaaien met een daarop volgen de koude en droge periode, had men over het alge meen veel last van schieters, voornamelijk in het ras Nemos. De opbrengsten waren als volgt: Nemos 50,6 ton loof per ha bij 49,6 ton bieten; verhouding 1 1 KWE 45 ton loof per ha bij 68,2 ton bieten; verhouding 1 1,5 Het loof bevatte aan schieters: Nemos 37 KWE 3 Deze opbrengsten hebben betrekking op loof, dat in het midden van October met de pommritz-schof- fel werd geoogst, met het gevolg dat het schoon gewonnen kon worden. Gemiddeld 3 dagen na het oogsten werd het loof gewogen. Uit de vorengenoemde cijfers blijkt, dat bij de tegenwoordige rassen en bemesting de opbrengst aan loof tussen de 35 en 50 ton per ha zal liggen en men ongetwijfeld op een gemiddelde opbrengst van 40 ton per ha mag rekenen, wanneer het loof kort na het koppen in de maand October wordt ver. werkt, of op 35 ton per ha, wanneer het loof langer op het land heeft gelegen. DE VERHOUDING KOP EN BLAD. De resultaten van de desbetreffende onderzoe kingen lopen nogal uiteen. Deze zijn afhankelijk van het ras der bieten, de stand van het loof, het meer of minder zware koppen en van de tijdsduur gedurende welke het loof op het land heeft gelegen. Het ras van de bieten is van invloed, omdat er rassen zijn met een brede, platte kop en ook met een kleinere kop. Tevens is het van belang, of men veel of weinig loof op de bieten heeft, omdat de grootte van de afgestoken kop altijd ongeveer de zelfde blijft. Voorts gaat het er om. of de boer liever een dikke kop voor zijn veevoeder wil houden, dan wel of hij gaarne zoveel mogelijk kilo's bieten aan de fabriek wil leveren. En ten slotte speelt het een rol, of het blad reeds ten dele verrot is. In Zuidelijk Zuid-Holland werd de verhouding koppen ten opzichte van blad meerdere malen be paald. Gemiddeld werd een verhouding gevonden van 25 koppen en 75 blad van het ras K.W. Zeeuws-Vlaanderen gaf een gemiddelde op van 20 koppen en 80 blad, verkregen op de proef velden van de laatste jaren. Het verslag van Groningen vermeldt, dat de ver houding uiteenliep van 12 koppen en 88 blad tot 18,5 koppen en 81,5 blad, met een gemid delde van 15 koppen en 85 blad. De Rijkslandbouwbouwconsulent in Tiel bericht, dat op een perceel K.W. in de omgeving van „De Laar", dat op 20 November 1952 werd gerooid, het percentage koppen op 10 December 1952 werd be paald op 19,5 tegenover 80,5 blad bij een op brengst van 37 ton loof. Op ,,De Laar" werden in de tweede helft van October 1952 (5 dagen na het koppen) bij het ras K.W. een zevental onderzoekingen verricht betref fende de verhouding kop en blad, met als resultaat, dat gemiddeld 15,2 koppen werden gewogen tegen 84,8 blad. In de eerste helft van October 1953 werd eveneens de verhouding kop en blad bij het ras Nemos bepaald, 3 dagen na het koppen met de pommritz-schoffel. Het resultaat was 24 koppen tegen 76 blad. Afhankelijk van vorengenoemde omstandigheden kan een gemiddelde verhouding van '20 80 worden aangenomen. De bestemmingsmogelijkheden van het geoogste loof. Wat gebeurt er zo al met het loof in Nederland? In een verslag van Ir G. H. F. Davidis, afdeling Akker- en Weidebouw van het Ministerie van Land. bouw, Visserij en Voedselvoorziening, in het Maand blad voor de Landbouwvoorlichtingsdienst van November 1952 lezen we het volgende. Onder- geploegd Verkoop Vervoederd in in in Suikerbietenloof 9,3 17,4 73,3 Voederbietenloof 26,9 2,8 70,3 ONDERFLOEGEN. Uit bovenstaande gegevens blijkt, dat ongeveer 10 van het suikerbietenloof ondergeploegd wordt (van het voederbietenloof wordt uiteraard bijna 3 X zoveel ondergeploegd, omdat de voederwaarde van dit product aanzienlijk lager ligt). Dit vindt zijn oorzaak in het feit, dat in Nederland de zuivere akkerbouwbedrijven soms een onvoldoend grote veebezetting hebben om al het geoogste loof te ONGEVALLENVERZEKERING VOOR DE INZITTENDEN VAN EEN PERSONEN-AUTOMOBIEL Het toenemend aantal verkeersongevallen heeft de laatste tijd een verzekeringsmogelijkheid in het licht der belangstelling gebracht, welke zij vroeger in veel mindere mate genoot. De Ongevallenverzekering voor de Inzittenden van een personen-automobiel n.l., waarover thans vrij veel wordt gesproken, is niet nieuw, doch de behoefte hieraan wordt blijkbaar thans meer ge voelt dan voorheen het geval was. Om die reden willen wij er op deze plaats e'en beschouwing aan wijden, in de hoop onze leden hiermede van dienst te zijn. Indien een autobezitter met familie of vrien den, met kennissen of zakenrelaties onderweg, on verhoopt een auto-ongeval overkomt, zal hij, of dit ongeluk nu aan zijn schuld is te wijten of niet, zich tegenover zijn passagiers in een ver velende positie bevinden. Zijn één of meer van zijn passagiers ernstig gewond, of vreselijke gedachte er is sprake van een dodelijk ongeval, dan zal hij zich zelf dikwijls moreel of zakelijk verplicht achten het slechtoffer of de nagelaten betrekkingen er van, een tegemoetkoming aan te bieden in de financiële gevolgen van dit ongeval. Als autobezitter zal men nu kunnen stellen dat, indien er een Wettelijke Aansprakelijkheids verzekering is gesloten, men zich toch behoorlijk gedekt heeft, zodat eventuele aanspraken hierop kunnen worden afgewenteld. Dit is natuurlijk juist, doch hierbij mag niet worden vergeten, dat een Wettelijke Aansprakelijkheidsverzekering al leen uitkering zal geven, indien de bestuurder/ verzekerde op grond van wettelijke bepalingen om schadevergoeding kan worden aangesproken. Dit nu is, vooral ten opzichte van een mede-in zittende, lang niet altijd het geval. Slechts indien er sprake is van ernstige schuld bij de bestuurder is een en ander vrij duidelijk, zodat hij in zijn zak (de zak van zijn W.A.-verzekeraar) zal moe ten tasten om de schade of de financiële gevolgen van het lichamelijk letsel van de inzittende te ver goeden. Een W.A.-verzekering geeft dus geen uitkomst voor de ongevallen aan de mede-inzittenden over komen, waarvan de ernstige schuld van de be stuurder/verzekerde niet onomstotelijk vaststaat. Ieder zal het wel duidelijk zijn dat zich vele van zulke gevallen kunnen voordoen, waarbij wij o.m. denken aan gevallen, waarbij feitelijk nie mand schuld heeft: de schuld niet bewezen kan worden; de schuld bij de inzittende zelf ligt; enz. Ook al zal men als bestuurder/verzekerde zich zelf vrij-uit voelen gaan, dan zal men evenwel de nare gedachte behouden, dat het ongeluk is gebeurd met de eigen auto, waardoor men toch kunnen benutten, terwijl tevens de slechte weers omstandigheden in de herfst vaak het transport van het land bemoeilijken, voornamelijk aan het eind van de oogstperiode. De dan half verrotte bladoogst, die door het overrijden met de bieten wagens meestal erg met zand en klei bevuild is, kan beter niet als veevoer benut worden en daar van kan ook geen goede silage meer gemaakt worden. Alleen onder die omstandigheden is het verant woord, het loof onder te ploegen. Het nuttig effect is bij het voeren aan het voorhanden zijnde vee aanmerkelijk groter dan bij het onderploegen, zoals uit het volgende zal blijken. De bemestingswaarde van 1 ha bietenloof kan men, al naar gelang van de bemestingstoestand van de grond en van de hoedanigheid van het loof, ongeveer als volgt schatten. Volgens vele onderzoekingen bevat een gewas suikerbietenloof ongeveer 100 kg stikstof, 36 kg phosphorzuur, 150 kg kali en 65 kg kalk. Verondersteld mag worden, dat ca. 40 van de stikstof spoedig tot werking komt en het phosphor, zuur en de kali gemakkelijk door de planten wor den opgenomen. Bij de tegenwoordig geldende kunstmestprijzen komen we dan tot de volgende berekening 40 kg N a ƒ0,90 per kg 36,— 36 kg P-jOs a 0,50 per kg 18,— 150 kg KoO a 0,40 per kg 60, Totaal 114,— Bovendien bevat het loof nog ca. 65 kg kalk en een hoeveelheid organische stof, die tezamen te taxeren zijn op ca. 36,zodat de bemestings waarde van 1 ha suikerbietenloof gewaardeerd kan worden op ca. ƒ150,Voor land, met een drin gende behoefte aan organische bemesting, zal men tie waarde nog wel iets hoger mogen stellen; daarentegen zal men de waarde van een half ver gaan product in het laatst van de herfst lager moe ten waarderen. Het onderploegen heeft voorts het voordeel, dat er geen structuurbederf van de grond plaats vindt door overrijdende loofwagens, hetgeen speciaal in een natte herfst van groot belang kan ziin. VEEVOEDERBUREAU DER NEDERLANDSE SUIKERINDUSTRIE. (Wordt vervolgd.) steeds een verplichting tot leniging blijft gei- voelen. Het betalen der kosten van medische be handeling, om niet te spreken van een kapitaals uitkering of levenslange uitkering aan een in valide of aan een vaderloos geworden gezin, is echter een last, welke practisch door niemand is te dragen, zodat voor iemand, die gaarne zijn zaken voor elkaar heeft, de in de aanhef van dit artikeltje genoemde verzekeringsvorm eeh uit komst is. Men sluit deze verzekering dus niet voor een bepaalde persoon, doch voor een bepaald aantal zitplaatsen in de betreffende automobiel, al of niet met inbegrip van de bestuurdersplaats, welke auto vanzelfsprekend nader in de polis moet wor den omschreven. Per zitplaats worden dan, vol komen naar keuze van de verzekeringnemer (de autobezitter) in verhouding tot elkaar bedragen gesteld voor: A. Een dodelijk ongeval. B. Levenslange invaliditeit. C. Een daguitkering voor tijdelijke arbeidson geschiktheid. D. Kosten voor geneeskundige behandeling en verpleging. Waarbij de mogelijkheid aanwezig is één of meer van deze rubrieken achterwege te laten. Al naar gelang het aantal zitplaatsen geldt de verzekering dus voor x maal de verzekerde bedragen per zit plaats, waarbij meestel een beperking wordt ge steld t.a.v. de uitkering aan jeugdige personen en ouden van dagen. Wij vertrouwen onze lezers met het boven staande enig inzicht in de draagwijdte van deze verzekering te hebben gegeven, waarbij wij van zelfsprekend gaarne bereid zijn nog nader ge wenste inlichtingen te verstrekken. Men wende zich hiertoe tot het Landbouwhuis te Goes. In verband met de centralisatie van de afgiften van in- en uitvoermachtigingen heeft de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer besloten, met ingang n 1 November 1954 de delegatie hiervan aan het 1 Areau Grondstoffen van het Ministerie van Land bouw, Visserij en Voedselvoorziening in te trekken. Als gevolg hiervan zal de Centrale Dienst met in gang van genoemde datum zelf de in- en uitvoer- vor gunningen gaan verlenen voor de artikelen, die Ar het Bureau Grondstoffen hebben geressor teerd, zoals landbouwwerktuigen, machines voor (A voedselvoorzieningsindustrie, bestrijdingsmid delen en meststoffen. Het Bureau Grondstoffen wordt per 1 November 1954 opgeheven.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1954 | | pagina 5