"°™cieSi Van boerderij en organisatie DE MAANDELIJKSE DEKKINGEN-STEEKPROEF EN HET TE VERWACHTEN AANBOD VAN SLACHTVARKENS. 680 ZEEUWSGH LANDBOUWBLAD. LflJCM"VU*Xr .J"" -J- -|--,ir JuVU-LTJJ- WALCHEREN. In een vorig artikel in deze rubriek heeft U gelezen, dat er een commissie van onderzoek is geweest om de juist heid van de bewering na te gaan, dat aardstralen een ongunstige invloed zou den hebben op de gezondheid en ont wikkeling van dier en gewas, alsook het effect van de afschermapparaten. In de Nieuwe Veldbode van 16 Sept. '54 vinden we een beknopt overzicht van de resultaten van dit onderzoek, dat in de loop van dit jaar is versche nen. Het onderzoek vond plaats op een veelzijdige en nauwgezette wjjze, terwijl ook landbouwkundigen aan het onder zoek deelnamen. Het lag niet in de bedoeling om aan te tonen, dat dit een ergerlijke vorm van boerenbedrog was, maar om de juistheid van vele beweringen der wichelroedelopers na te gaan. Opvallend is gebleken, dat, wanneer meerdere wichelroedelopers éénzelfde stal onderzochten, zij steeds veerschillen de aanwijzingen gaven. Proeven in de provincie Friesland en Utrecht leidden tot de slotsom, dat tus sen het al of niet bestraald zijn van rundvee en paarden geen verband kon worden geconstateerd. Van een gunstige invloed van af schermapparaten op het optreden van bezwaren bij rundvee en paarden is niets gebleken. Nadat in een bepaalde stal veel vee ziekten voorkwamen, werd een af- schermapparaat geplaatst en het bleek ook hier. dat naderhand evenveel ziek ten werden geconstateerd. In Zeeuws-Vlaanderen bleek afscher ming niet te helpen tegen de veulen ziekte. In Tilburg werden 2 groepen bijenvolken vergeleken, waarvan één groep werd geplaatst op een kruispunt van banen en de andere groep buiten deze banen. Van verschil is niets ge bleken. Twee andere wichelroedelopers, die het terrein later opnieuw onder zochten, vonden prompt geheel andere banen, die bij beiden nog verschillend waren. Ook is niets gebleken van enig ver band tussen aardstralen en het optre den van plantenziekten in de landbouw. De rapporteur meldde, dat alléén dan de wichelroede sterk uitslaat als er aan het gewas iets te zien is. Verder werden de zure plekken in de wei onderzocht, de z.g. paardeweiplek- ken. Van enige invloed is niets geble ken. De waterzoekers danken, voor zover z\j succes hebben, dit aan hun terrein kennis en niet aan de wichelroede. Het is wel interessant te weten, dat een dame in Noord-Holland de aard stralen verwijdert voor 350 per jaar Op grond van dit onderzoek adviseert de Werkgroep aan land-, tuin- en bos bouwers om geen rekening te houden met de nimmer aangetoonde aardstra len, geen waarde te hechten aan het wichelroede-onderzoek, afschermappa raten en het verwijderen van aardstra len uit landerijen of gebouwen. Collega's laat U zich toch niet door hun propaganda beïnvloeden. In de rampgebieden van Walcheren is een begin gemaakt met het op win- tervoor ploegen. Deze natte herfst is echter weinig gunstig om ondiep te ploegen. Bedenkt U echter wel, dat U niet ongestraft kunt overtreden tegen het ondiep en zo droog mogelijk ploe gen. Elke boer uit het geïnundeerde gebied zal dit U met klem aanraden. Diep ploegen in deze herfst gaat ten koste van Uw opbrengst in het volgend jaar. Het ondiep ploegen is ons tot nog toe uitstekend bevallen. NOORD-BEVELAND. 25 October. Nu al weken aaneen biedt het land een sombere indruk. Soms liet de zon zich zien en dan lijkt de helfst nog vol- komener. De wegen zijn op vele Dlaat- sen beslikt en het is gevaarlijk njden. En buiten die wegen een doorweekte grond, waarin grote hoeveelheden wa ter, telkens overnieuw aangevuld, weg zakken naar de drains, die deze mur melend lozen in de watergang. Een monotone zang! En waar er zich in die doornatte grond nog aardappels bevinden, ziet het er niet rooskleurig uit. De laatste dagen ziet vrijwel niemand meer kans ze te rooienEn op sommige bedrij ven is het tekort aan arbeidskrachten daarbij nog nijpend Men is nu wel algemeen bezig met het ploegen op wintervoor. Trouwens in de overstroomde gebieden is men daar al een tijdje mee bezig. Juist, over het laatste willen we het eens hebben, misschien wel ten over vloede, want er zou in dit nummer wel eens veel hierover geschreven kunnen worden, 't Is dan ook actueel. Wat eigenlijk wel zo moest zijn, is ons nog niet zozeer opgevallen, n.l. dat men in de zwaardere polders dieper ploegt dan in de lichtere. Zou men zo in de bepaald zware Onrust- en Willem polder niet wat te veel verstoppertje spelen achter de omstandigheid, dat het hier maar een „lichte" inundatie be trof? We zijn de mening toegedaan, dat een zware grond met eens een laag zoutcljfer, zich moeilijker laat herstel len dan een lichte, welke langer aan de invloeden van zeewater heeft bloot ge staan. Dat men goed ploegwerk wil, is alleszins prijzenswaardig, zo behoort het eigenlijk ook te zijn onder normale omstandigheden. Maar de zaak ligt nu anders! Laat er maar eens een stoppel tje nog boven komen, 't staat wel niet mooi, maar het belang van de structuur i9 daar beter mee gediend. Een volgend jaar zult U met minder moeite een gunstig zaaibed verkrijgen, dan wan neer diep geploegd zou zijn. Het is toch een beetje zinloos om het (dank zij de gips!) verkregen bovenste grondlaagje diep in de grond te begra ven? Dat hebben we volgend jaar weer nodig! Er moet dus eigenlijk enkele em's onder dat laagje van goede struc tuur worden geploegd. Natuurlijk krij gen we dan grond boven met een niet al te beste structuur, maar daarvoor is toch de gips?! Een dik plakaat van zulke slecht gestructeerde klei echter, daar kan de gips ook niet meer tegen op. Levert maar half werk dan! En het herstelde grondje ligt volgend voor jaar voor de eggetanden onbereikbaar diep. Hier en daar is men van plan of is men reeds bezig te „moren". En daar is onder de gegeven omstandigheden misschien nog iets voor te zeggen. Want, waar het wiel van de trekker door de voor sopt, wordt de ondergrond stevig in elkaar gekneed. Een woelmes zou dit kwaad misschien ten goede kun nen keren. Maar ga dan in totaal be slist nog niet dieper dan 15 cm. Ondie per, zo mogelijk, is beter. Ploeg deze herfst dus vooral niet om het ploegen, maar om de grond! En doe dat met overleg! ZUID-BE VELAND. 25 October. Aan de aardappeloogst is de laatste weken een flinke duw gegeven. Op plaatsen waar men anders nooit een autobus zag rijden kon men ze thans aantreffen. Dat betekende, dat de boer een beroep op Bureau Oogstvoorzie- ning had gedaan, omdat het op een andere wijze niet meer mogelijk was op tijd klaar te komen. Verschillende van ons hebben zich op deze wijze tot tevredenheid kunnen behelpen. Er is nog weinig wintertarwe gezaaid en het laat zich aanzien, dat dit ook niet meer zal plaats hebben. De oor zaken zijn niet ver te zoeken. De tijd ontbreekt er voor, en het is tevens erg moeilik een behoorlijk zaaibed klaar te maken. En dan geeft ook de aangekon digde prijsverlaging geen aanleiding om al het mogelijke te doen toch tarwe te zaaien. Het arbeidsprobleem is weer eens in het middelpunt van de belangstelling komen te staan. Hoewel de beloning van de landarbeider toch redelijk is, zijn er nog maar weinig landarbeiderszoons die het vak van hun vader kiezen. Om verdere teruggang tegen te gaan, zal gezorgd moeten worden, dat men weer vreugde in het landwerk gaat zien. Een van de middelen om dit te bereiken is een verdere mechanisatie, hetgeen niet altijd motorisatie behoeft te zijn. Werk tuigen die het zware handwerk kunnen vervangen moeten dan ook steeds onze volle aandacht hebben. Veel van onze Zeeuwse grond komt met de bieten bij de suikerfabrieken terecht, hetgeen een kostbare geschie denis is. Het suikergehalte is echter wat gestegen en ook de kg-opbrengst valt niet tegen. Ook in de voormalige rampgebieden is de opbrengst redelijk, en van het voorspelde lager suikerge halte is nog niets gebleken. Het op wintervoorploegen komt nog maar langzaam op gang. In het voor malige rampgebied zijn de moeilijk heden bij het ploegen wel extra groot. Naast zo goed mogelijk behandelde per celen kan men er ook zien liggen die beslist te diep geploegd zijn. Bedenk, dat het slagen van oogst 1955 voor een groot deel afhangt van de juiste grondbewerking van thans. Uw grond is nog niet gezond, maar ziek. Neem daarom steeds het volgende in acht le. Ploeg de zwaarste percelen wan neer de grond wat opgedroogd is. Op de lichte grond kan onder wat ongun stiger omstandigheden gewerkt worden. Knoei echter nooit, laat dan de grond liever ongeploegd liggen. 2e. Er mag in het algemeen niet dieper dan 10 a 12 cm geploegd worden. Mooi ploegwerk is in vele gevallen niet mogelijk, maar dit komt onder de hui dige omstandigheden niet op de eerste plaats. Het is beter dat de ploeg af en toe uit de grond komt, of een stoppel gewas niet precies bedekt wordt, dan dat de ploeg regelmatig te diep gaat. 3e. Strooi zo vlug mogelijk na het ploegen de gips. Onder de huidige om standigheden worden met de kunst meststrooier diepe sporen door het land gereden, hetgeen niet te vermijden is. De verdeling is echter goed en dat is belangrijk. Door met de wagen over het ongeploegde land te rijden, en met de schop over het geploegde te strooien, heeft men minder sporen, maar de ver deling van de gips is minder goed. Door met de hand te strooien heeft men geen sporen van betekenis en kan de gips goed verdeeld worden. Het is de les van het verleden die ons dit heeft geleerd. THOLEN EN ST. PHILÏPSLAND. Het wordt eentonig, maar nog steeds geldt hier de klaagzang van de over stelpende drukte, die nog op vrijwel alle bedrijven aangetroffen wordt, zowel in de niet als in de geïnundeerd geweest zijnde polders. Allerwege is een nijpend tekort aan arbeidskrachten. Het aard appelareaal dat nog in de grond zit, wordt steeds kleiner, maar omvat toch nog heel wat bunders. Als gevolg hier van zijn vele boeren een eind achter met hun bietenleveranties. Het is eigenlijk toch wel heel verwon derlijk, dat men zoiets uit Tholen moet melden. Tholen is toch immers het eiland, waarover steeds geklaagd wordt, dat het zo'n groot arbeidsoverschot zou hebben. Er wordt hier veel gepraat over industrie-vestiging. Zeker we weten wel men wil liefst een industrie die in het slappe seizoen de meeste ar beidskrachten aantrekt, maar we vra gen on9 nu toch wel eens af: „als er nu ook nog eens wat industrie was, hoe zou het er dan momenteel in de landbouw uitzien". Met man en macht is men bezig om de aardappels te rooien. Het steeds maar aanhoudende slechte weer be moeilijkt het rooien in aanzienlijke mate. In de zwaardere gronden kan men met de voorraadrooiers niets be reiken. Indien men in de gelukkige omstandigheid verkeert, dat men ergens in een verborgen hoekje nog een oude werpradrooier had staan, dan heeft men deze weer dankbar van stal ge haald. Waar immers de voorraadrooier faalt, daar lukt het dikwijls met de werpradrooier nog vrij goed. Ook ziet men al vrij veel aardappels met het riekje uitdoen. Vanwege deze aardappelmisère is niet alleen de bietenoogst in het ge drang gekomen, ook het zaaivoor-ploe- gen en daaraan direct verbonden het zaaien van de wintertarwe, is lelijk ach terop geraakt. Er is nog heel weinig tarwe gezaaid. Vooral voor Alba, een ras dat niet veel meer gezaaid wordt, is het al laat. We vermoeden dat er veel Heine's VII aan de akkers zal wor den toevertrouwd. Ook nog wel wat Staring en Mado. Het ploegen gaat dit najaar zeer slecht en vereist veel trekkracht. Het geleverde werk laat in vele gevallen nogal wat te wensen. Doordat het land veel te nat is, kan men niet op de meest gewenste snelheid rijden. Daar komt nog bij, dat er overal veel diepe sporen van wagens en trekkers voorkomen. Van onkruidbestrijding is dit najaar ook niets terecht gekomen, zodat men ook meestal nog vrij hoog opgeschoten onkruid onder moet brengen. Het vee is reeds gedeeltelijk opgestald. Velen zijn hier noodgedwongen toe over gegaan. Het is geen weer om de dieren vooral het jongvee en de melkkoeien nog langer buiten te houden. Hoes- ters komen veelvuldig voor. Wanneer men echter nog zoveel ander werk heeft, dan valt het niet mee, om dan te besluiten het vee binnen te halen. Want het brengt toch altijd weer extra werk mee. Overigens zijn we wel van mening, dat dit extra werk wel beloond wordt. Nog steeds blijft het imaandelijkse aantal dek kingen door beren zich op een uitzonderlijk hoog peil bewegen. Op zichzelf moet een hoog aantal dekkingen in de nazomer worden toegejuicht, om dat daardoor een meer regelmatig aanbod van varkensvlees mogelijk wordt. Aan de hand van de dekkingscijfers laat zich thans het te verwachten aanbod van slachtrijpe varkens (90 kg levend) voor het eerste halfjaar van 1955 berekenen. In totaal wordt dit ge raamd op 1.760.000 stuks tegen 1.395.000 stuks in de eerste helft van dit jaar, derhalve bijna 400.000 meer. Totaal (X 1000) Maand waarvan 1954 1955 zelfvoarz Januari 260 285 10 Februari 250 290 5 Maart 285 370 April 245 320 Mei 190 270 Juni 165 245 Juli 180 5 Augustus 235 50 September 305 80 October 290 55 November 235 40 December 240 30 In 1954 90 kg levend gewicht.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1954 | | pagina 4