WAARIN OPGENOMEN HET NOORD-BRABANTSCH LANDBOUWBLAD
Officieel Orgaan van de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij (Z. L. M.)
de Noord-Brabantsche Maatschappij van Landbouw en andere Verenigingen
ZITDAGEN
BOEKHOUDBUREAU
LET OP U SAECK.
D. J. VAN DER HAVE
Wiera lijnzaad
vcox Zeeland
mipdeubüRO
No. 2247. Frankering bij abonnement: Terneuzen ZATERDAG 30 OCTOBER 1954.
42e Jaargang.
ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD
(BverzicRt
Donderdag en Vrijdag van de vorige week stond
Zeeland in
het teken van de industrie.
De landelijke jaarvergadering van het Verbond
van Nederlandsche Werkgevers werd te Middel
burg gehouden. Het lijkt ons goed ook in ons Land.
bouwblad enige aandacht te besteden aan een aan
tal gedachten, die daar door de Voorzitter van het
Verbond, de heer Twijnstra, werden uitgesproken
in zijn openingsrede. Want niet alleen krijgt men
een kijkje in een andere bedrijfstak, die de laatste
jaren van zulk een grote betekenis is geworden
voor de welvaart van ons volk, maar óók kan men
de mening van vooraanstaande mannen over de ge
hele economische toestand van ons land eens ver
nemen. En het voordeel is, dat de zaken vanuit
een andere gezichtshoek dan de landbouwhoek wor
den belicht, hetgeen slechts leerzaam kan zijn.
Uit de rede van de heer Twijnstra blijkt dan in
de eerste plaats, welk een grote vlucht onze indus
triële productie heeft genomen in de laatste 10
jaren. Aan het einde van de oorlog hadden wij zo
wat niets meer. Thans wordt 70 boven het vóór
oorlogse niveau voortgebracht. De stijging gaat
nog steeds voort, want in de eerste 8 maanden van
1954 lag de productie weer 8 hoger dan in de
zelfde periode van 1953. Werkloosheid is er prac-
tisch niet meer, terwijl wij ons enige jaren 't hoofd
braken over de tewerkstelling van het jaarlijkse
Nederlandse bevolkingsoverschot.
De industrie kampt op het ogenblik met een tekort
aan arbeidskrachten. De export steeg in het af
gelopen jaar met ongeveer 12 en dit bracht mede,
Jat de Nederlandse deviezen- en goudvoorraden
verder konden worden versterkt.
Ons land bevindt zich in een uitzonderlijk gunsti
ge economische positie.
Waarschuwing.
De heer Twijnstra constateerde, dat er dus nau
welijks een wolkje aan onze economische hemel te
vinden is. Maar het is gevaarlijk om, zoals velen
het doen, dit alles als normaal te gaan beschouwen.
Er zitten namelijk zeer kwetsbare kanten aan dit
alles. De allergrootste is natuurlijk, dat wij af
hangen van de bereidheid van het buitenland om
onze producten te kopen en van eventuële maat
regelen, die dit buitenland neemt om invoer uit
Nederland te bemoeilijken. De spreker waarschuw
de tegen de te optimistische geluiden van vele voor
aanstaande economen, die menen, dat men tegen
woordig door het treffen van maatregelen econo
mische crisissen veel beter Kan voorkomen dan
vroeger. Alle vergelijkingen gaan enigszins mank,
maar wij kennen immers ook de theoretische mid
delen om oorlogen te voorkomen en tóch bewapent
de wereld zich opnieuw tot aan de tanden, aldus
de spreker.
In dit verband wijzen wij op de stemming, die
er vlak vóór de grote crisis der dertiger jaren
heerste. Ook toen meende men, dat de tijd van
crisissen voorgoed voorbij was. Zelfs de dag vóór
de grote Beursinstorting te New York, verklaarde
KOUDEKERKE: Woensdag 3 November in Hotel
Nieuw Walcheren", van 9 tot 1.30 uur.
TERNEUZEN: Woensdag 3 November in Hotel
„Des Pays Bas".
ZIERIKZEE: Donderdag 4 November in Hotel
„Huis van Nassau".
MIDDELBURG: Donderdag 4 November in Café
„De Eendracht".
ST. PHILIPSLAND: Zaterdag 6 November in Hotel
„De Druiventros".
THOLEN: Zaterdag 6 November in Hotel „Hof van
Holland".
een bekende Amerikaanse econoom dat er geen
kans was, dat de hoge koersen van de aandelen
zouden zakken. De volgende dag brak de paniek
uit, die leiden zou tot de grootste economische in
eenstorting aller tijden.
De waarschuwing tegen een te groot optimisme
van de Voorzitter van het Verbond van Nederland
sche Werkgevers lijkt ons dan ook op haar plaats
en ook voor de landbouw behartigenswaard. Vooral
omdat in deze laatste bedrijfstak een lichte terug
slag reeds aan de gang is.
Bedrijfseconomisch sterk maken.
Nu is een waarschuwing alléén meestal weinig
doeltreffend. In een tijd, waarin geen enkel gevaar
zichtbaar is, heeft deze zelfs dikwerf een tegenge
stelde uitwerking. Degene, die waarschuwt, wordt
als een zwartgallige pessimist bestempeld en men
lacht wat om die man, die zo slecht van de goede
tijd weet te genieten.
De heer Twijnstra is een verstandig man. Dit
bleek herhaalde malen uit vorige redevoeringen.
Ook ditmaal knoopt hij aan zijn waarschuwing een
positieve beschouwing vast. Slechts wanneer de
bedrijven zich sterk maken, kunnen zij plotselinge
schokken opvangen, als dat onverhoopt nodig
mocht zijn. Dit sterk zijn betekent zowel financieel
als technisch.
Deze woorden gelden zeker in dezelfde mate voor
onze landbouwbedrijven. Ook de boeren dienen aan
dit punt grote aandacht te besteden. Hoe moeilijk
het in deze jaren door de belastingpolitiek van de
opvolgende regeringen ook valt, toch zal men moe
ien zien te-reserveren. Deze reserves kunnen,zo
wel financieel als bedrijftechnisch eens hun gerote
waarde bewijzen. Elk bedrijf moet dan ook trach
ten, naast het opbouwen van de financiële reserve,
zijn eigen kostprijzen zoveel mogelijk te drukken.
Aan deze bedrijfseconomische kant dient iedere
boer zelve zich te zetten.
Het lijkt ons een belangrijke taak voor de land
bouworganisaties hierin voorlichting te geven en
het is verheugend, dat zij zich dit ook steeds meer
bewust worden.
Wij noemen hier met opzet de organisaties, om
dat onzes inziens een moeilijk vraagpunt zich hier
bij voordoet, waarover het goed zou zijn, indien
hierin een standpunt werd ingenomen. Wanneer
men namelijk deze zuiver individuele voorlichting
door Overheids- of semi-Overheids instanties laat
verrichten, dan is het maar zeer de vraag of de
resultaten aan de individuele boer ten goede gaan
komen, of dat men deze resultaten een overwegen
de rol laat spelen bij het berekenen van de gemid
delde kostprijzen. Deze laatste vormen immers weer
de basis voor het landbouwbeleid van de Regering.
Maar als men dit gehele werk, dat zeker een uit
gebreid onderzoek en een stevige aanpak vereist,
wil het vele boeren helpen en bereiken, in eigen
hand wil houden, dan zal men zich dit beter bewust
moeten worden, dan tot nu toe het geval is. Het
grote verschil op dit punt tussen industrie en land
bouw is, dat elke zichzelf respecterende industrie
tracht zijn kostprijzen omlaag te krijgen door de
aanschaffing van betere machines, door betere ar
beidsverdeling en arbeidsmethoden, door een eigen
gespecialiseerd verkoopapparaat enz., en hier de
nodige onderzoekingen voor doet, terwijl de boer
zich door Overheidsdiensten laat voorlichten en
veelal zijn afzet overlaat aan anderen.
Het oprichten én sterk maken van zijn coöperatie
is natuurlijk een enorm belangrijke stap in de goe
de richting geweest en heeft de boerenstand dan
ook in een heel wat sterkere positie gebracht dan
vroeger. Maar ten opzichte van zijn economische
bedrijfsvoering lijkt ons nog een grote taak weg
gelegd voor zijn organisaties. Dat hierbij de hulp
en de steun wordt ingeroepen van de boerencoöpe
raties lijkt ons eigenlijk vanzelfsprekend. Een ge
sprek hierover zou in ieder geval nuttig zijn. Reeds
doen verschillende coöperatieve instellingen prach
tig werk op dit terrein, waarbij wij maar eens den
ken aan het vele, dat de coöperatieve suikerindus
trie heeft gedaan. Maar een samenbundeling zou
misschien grote voordelen kunnen opleveren, waar.
bij de organisaties dan bij het voorlichtende werk
zouden kunnen worden ingeschakeld.
Het tekort aan arbeidskrachten.
Een tweede punt, dat de heer Twijnstra aanroer
de, waarmede ook de landbouw te kampen heeft,
was het tekort aan arbeidskrachten. Wij moeten
ons daarover niet beklagen, zo zeide hij, want wij
wensen toch ook niet minder werk. In de industrie
beschouwt men het juist als een taak van iedere
dag om meer werk te vinden voor onze bedrijven.
In de landbouw zouden wij kunnen zeggen, wil men
liever intensieve cultuur dan extensieve.
Het zou absurd zijn volgens de heer Twijnstra,
wanneer wij de oplossing alleen zouden willen zoe
ken in een vermeerdering van het aantal arbeids
krachten in ons land, dat immers reeds het dichtst,
bevolkte in de wereld is. Er is maar één middel
om uit de impasse te geraken en dat is, meer werk
doen met dezelfde mensen. Wanneer dit gelukt be
tekent het tevens een werkelijke verhoging van de
welvaart van geheel ons volk. De productie per
man stijgt dan, hetgeen hogere inkomsten per man
medebrengt.
Dit meerdere werk per man moet niet verkregen
worden doordat een ieder meer van zijn krachten
zou vergen, maar door verbetering van de techni
sche bedrijfsvoering van de bedrijven. Kortom door
een verantwoorde mechanisatie. Hier ligt een taak
voor elke ondernemer.
Dit alles geldt zeer zeker ook voor onze land
bouwbedrijven. Juist deze verantwoorde mechanisa
tie, ook voor de kleine bedrijven, is een punt, dat
weer volledig aansluit bij hetgeen wij hierboven
over de economische bedrijfsvoering hebben ge
schreven.
Wij kunnen uit de rede van de heer Twijnstra
leren, dat veelal dezelfde problemen in de industrie
aanwezig zijn als in de landbouw, al liggen zij van
zelfsprekend in een ander vlak.
Tevens kunnen wij constateren, dat de industria
lisatie van Nederland voortschrijdt en dat de indus.
triële ondernemers geenszins stil zitten. Zij hebben
bovendien het klimaat en de wind mee. Zelfs in een
provincie als Zeeland met zijn sterk agrarische in
slag lijkc het wel eens of men voor nieuw te ves
tigen industrieën meer wil doen, dan voor de be
staande, reeds eeuwen welvaartgevende landbouw.
Uit dit alles blijkt wel, dat, wil de landbouw met
zijn tijd meegaan, de bestaande vraagstukken met
moed en initiatief onder het oog dienen te worden
gezien en dan met voortvarendheid aangepakt.
Samenbundeling van kracht is hiertoe zeker een
middel, want de veelal heersende verdeeldheid in
de landbouwsector, begrijpelijk door de vele onder
nemers, die in deze bedrijfstak werkzaam zijn, be
vordert een en ander niet. Er wordt wel eens ge
zegd, dat de boeren elkander gelukkig niet als con
current beschouwen. Dit is waar en biedt zekere
voordelen. Indien het nadeel van de verdeeldheid
en van de talrijk aanwezig zijnde sociale, maat
schappelijke, economische en technische organisa
ties en instellingen niet wordt bestreden, dan is het
nog maar de vraag of het voordeel tegen het nadeel
opweegt.
Er is in een provincie als Zeeland steeds belang
stelling voor
het consumptieaardappelfonds.
Allen, die aardappelen telen, moeten hierin jaar
lijks hun bijdrage storten en men vraagt zich dan
terecht af, wat er met dit geld gebeurt en of het
nut voor de teler wel zo groot is, als beweerd wordt.
Wij kunnen thans enige cijfers publiceren, die wij
ontlenen aan de agenda van een vergadering van
22 October van de Hoofdafdeling Akkerbouw van
de Stichting voor de Landbouw. Hierop staat het
volgende.
„In een schrijven aan de Voorzitter van de Twee
de Kamer der Staten-Generaal heeft de Minister
(Zie verder pag. 678 bovenaan.)
(Advertentie)
KONINKLIJK KYVEEKBEI>RIJF
EN ZAADHANDSL
KAPELLE—BIEZELINGE.
Bestel thans eerste nabouw,
Nog beperkt voorradig.