TIEN DAGEN IN DE MIDLANDS
III. DE ENGELSE BOER LOOPT WEINIG RISICO'S.
KENNISMAKING MET DE
ENGELSE LANDBOUW
ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD.
665
IN Nederland zien we de Engelse markt doorgaans als een overschottenmarkt, waar we onze pro
ducten altijd nog heen kunnen brengen, als we ze elders niet kwijt kunnen.
We vinden de Engelsen te zuinig en moeten dikwijls verkopen tegen verliesgevende prijzen. We
vergeten daarbij wel eens, dat de Engelsen sterk op de dominions zijn ingesteld en dat de prijs op
de Engelse markt veelal overeenkomt met de wereldmarktprijs. Juist door deze instelling zien we
over het hoofd, dat de Engelse markt ook z'n eisen stelt en dat verwaarlozing op den duur tot verlies
zal leiden.
De Nieuw-Zeelanders hebben dit goed begrepen, toen ze niet zo lang geledien een compleet import
huis hebben opgekocht, dat ze zullen gebruiken voor hun centrale invoer van varkensvlees in En
geland.. Zolang de regering het vlees inkocht, was 'het niet zo erg, dat de leveringen onregelmatig
plaats vonden, omdat er koelhuisruimte genoeg was om de al te grote verschillen te overbruggen.
Ook Denemarken heeft de afzet op centrale coöperatieve wijze opgelost en kan zodoende veel beter
de Engelse markt regelmatig bedienen, dan de ruim 100 Nederlandse exporteurs, die elkaar in het
vaarwater zitten. En het gaat er om, niet alleen goede waar te leveren, maar ook deze leveringen
regelmatig te doen plaatsvinden, omdat de kleinhandel niet op grote hoeveelheden tegelijk is in
gericht. Ook is Engeland erg bang voor mond- klauwzeer, doch de goede bestrijding in Nederland
maakt, dat we hierin een streepje vóór hebben op anderen.
NIEUW PRODUCT MARGARINE MET
10 BOTER.
De Nederlandse boter werd vroeger in Engeland
bijna nooit onder een bepaalde naam verkocht. De
winkelier kreeg een vat thuis en spitte de boter er
uit, zo goed en zo kwaad als dat ging.
Na de vrije import van eind April was dadelijk
te tmerken, dat de hoeveelheid verpakte boter vrij
sterk omhoog liep, omdat de winkeliers het spit
ten moe zijn; temeer daar de prijzen vrijwel niets
verschillen.
Het ziet er daarom naar uit, dat hier een toe
komst ligt voor de Nederlandse verpakte boter.
Ook voor de ongezouten boter uit Nederland be
staat bij het publiek veel belangstelling. De Denen
zouden deze óók wel kunnen leveren, ware het niet,
dat ze contractueel nog enige tijd gebonden zijn
om alleen gezouten boter te leveren. Hier doet
zich dus voor ons land een kans voor, die gegrepen
moet, worden.
Daarnaast bestaat er ook de nodige belangstel
ling voor margarine met 10 boter, omdat de prijs
van ongeveer een gulden per Engels pond nogal
aantrekkelijk is. De boter is immers tweemaal zo
duur, terwijl de margarine bijna 90 ct kost. Na de
afschaffing van de distributie voor boter hebben
Australië en Nieuw-Zeeland een grote reclame-cam
pagne voor boter opstouw gezet, om hun aftzet te
handhaven en de zoveel goedkopere margarine zo
veel mogelijk tegen te houden.
De kaasimport uit Nederland is, evenals de
Deense, wat teruggelopen, doch de reden 'hiervan
moet gezocht worden in het meer eten van kaas
uit Engeland en de dominions. Veel van de kaas,
die wij leveren, wordt gebruikt als smeerkaas. De
Nederlandse landbouwattaché Dr Bakker vroeg
zich daarbij af, waarom in Nederland geen schim
melkkazen worden gemaakt, daar hiervoor een
goede afzet te vinden zou zijn.
Wat het bacon betreft hebben we in Nederland
moeite genoeg om aan het contract te voldoen.
Overigens is deze hoeveelheid maar ongeveer 10
van de hoeveelheid, die de Denen volgens hun con
tract moeten leveren.
De lexport van vlees in blik uit ons land gaat
vooruit, terwijl dit voor andere landen juist anders
om ligt.
De producenten van groenten en fruit ondervin
den zo vertelde de heer Bakker steun van de
verhoogde invoerrechten. Wanneer echter de prij
zen op dezelfde hoogte blijven, is de verhouding,
die in 1938 tussen prijzen en invoerrechten werd
aangenomen, ongeveer hetzelfde gebleven.
Zo biedt de Engelse markt perspectieven als het
er om gaat regelmatige leveranties tegen een wel
iswaar lage. doch doorgaans ook weinig variërende
prijs te kunnen doen. De Engelse boer ontvangt
voor zijn producten heel wat meer dan z'n Neder
landse collega, die z'n overschotten tegen een veelal
verliesgevende priis op de Engelse markt kwijt
moet zien te raken. Er is dan ook een groot ver
schil tussen de prijs die de Engelse boer ontvangt
en de prijs van import-goederen, doordat er nog
steeds belangrijke subsidies door de regering be
taald worden. Weliswaar bestaat, vooral na het
optreden van de huidige conservatieve regering, de
neiging deze zware last voor de schatkist te gaan
verminderen, doch het valt niet mee hier uitvoe
ring aan te geven zonder de rentabiliteit van het
landbouwbedrijf aan te tasten. De grote Engelse
landbouworganisatie, de N. F. U., tracht dan ook de
prijzen zoveel mogelijk op het oude peil te hand
haven. Al kan een belangrijk gedeelte van de in
komstenvermindering tengevolge van de verlaging
der prijzen worden opgevangen door een betere be
drijfsvoering. Het scheuren van weiden wordt
door subsidie aangemoedigd, omdat men van wis
selbouw meer verwacht dan de huidige veelal
slechte graslandexploitaties.t"^/len kan echter ook
wel de mening beluisteren, dat de pachten te laag
zijn om de pachters tot grotere inspanning te prik
kelen. Temeer, daar de pachten maar weinig ge
stegen zijn in vergelijking met de sterk verhoogde
onen, die de extensivering bevorderen.
VASTE PRIJZEN en GARANTIEPRIJZEN.
De landbouwwet van 1947 voorziet in de grond
slagen van het prijsbeleid, dat telkenjare in de eer
ste maanden van het nieuwe jaar door de regering
in een nieuw verfje wordt gezet. Ook dit jaar is er
weer druk over de prijzen van de oogst 1955 ge
sproken, wat dus betekent, dat de Engelse boer
zijn plannen lang van tevoren gereed kan maken,
al wordt er in de details wel eens het één en ander
gewijzigd.
Het geleidelijk baanbrekende denkbeeld, dat de
prijzen meer in overeenstemming gebracht moeten
worden met de wereldmarktprijs, heeft er dit jaar
toe geleid, dat de vaste prijs in 1955 alleen nog
maar zal gelden voor wol en suikerbieten. De
aardappelen, die dit jaar b.v. nog een vaste prijs
van ruim 13,opbrengen, zullen het volgend
jaar verkocht kunnen worden tegen een garantie
prijs van goed ƒ11,per 100 kg. Van de granen
is de garantieprijs met 1,05 per 100 kg verlaagd.
Met uitzondering van de rogge, die, evenals in ons
land, maar moeilijk aan de man gebracht kan wor
den, zodat de garantieprijs hiervan met 2,10 per
100 kg verlaagd is. De gegarandeerde prijs van de
granen blijft voor oogst 1955 daardoor voor haver
en rogge 24,per 100 kg en gerst en tarwe resp.
25,65 en 31,15 per 100 kg. De suikerbieten zijn
op de aantrekkelijke hoogte van 67,50 per ton
gebleven bij een suikergehalte van 16Overi
gens moet men bij het bezien van deze prijs even
rekening houden met de gemiddelde opbrengst van
slechts 26 ton per ha.
De uitvoering van deze garantieprijzen is niet
zo gemakkelijk.
Voor gerst en haver, die veel op het bedrijf ach
terblijven, wordt de garantieprijs verrekend in een
toeslag per ha. Om te weten hoeveel de werkelijke
prijs lager is dan de garantieprijs, worden regel
matig gegevens verzameld bij de belangrijke graan
handelaren. Is b.v. de garantieprijs voor de haver
24,en werd er over het laatste jaar gemiddeld
maar 22,50 gemaakt, dan krijgt iedere boer die
haver geteeld heeft een uitkering van de gemiddel
de opbrengst aan haver: 2400 kg 1% cent
36,- per ha.
Voor tarwe en rogge geldt weer een andere rege
ling, daar hiervoor een uitkering wordt gegeven
die het verschil is tussen de garantieprijs en de
werkelijke marktprijs in de periode waarin het
graan werd verkocht. Dit verschil wordt dan ver
menigvuldigd met de hoeveelheid die verkocht is.
Bij de tarwe heeft men dan nog het jaar ingedeeld
in 5 seizoenen, waardoor de prijs die men vlak voor
de nieuwe oogst kan maken ruim 5 ct per kg
hoger is dan vlak na de oogst. De spreiding van
de afzet wordt zo goed bevorderd. Door niet te
rekenen met de verkoopprijs van de boer zelf, blijft
de prikkel bestaan het graan zo goed mogelijk te
verkopen, daar de uitkering in feite onafhankelijk
is van de prijs waarvoor de eigen partij verkocht is.
VOOR VEE ZELFS TWEE
GARANTIEPRIJZEN.
Het merkwaardige van de prijsvaststellingen is,
dat hierbij drie soorten van kostprijsberekeningen
in het vuur gebracht kunnen worden. Zowel de re
gering, de landbouworganisatie als de college's
hebben allen hun eigen berekeningen die door de
andere partijen niet geaccepteerd worden.
Ook voor het vee bestaan garantieprijzen, doch
deze zijn ingewikkelder, omdat men te maken
heeft met de collectieve en de individuele garantie
prijs. Evenals bij de granen heeft men hier een
garantieprijs voor alle vee per gewichtseenheid van
b.v. 1,30 per kg. Wanneer een boer een dier wil
verkopen, moet hij dit over de markt laten lopen,
ook al verkoopt hij het daar niet.
Op deze markt wordt hem dan tevens medege
deeld hoeveel de individuele garantieprijs per een
heid van gewicht bedraagt. Dat is b.v. 1,25 per
kg voor dat bepaalde dier.
Nu wordt het dier vferkocht tegen een prijs van
1,20 per kg, waardoor de boer een individuele
garantieprijs van 5 cent per kg krijgt of voor een
dier van 500 kg 25,
Wanneer nu aan het eind van de maand wordt
gekeken hoeveel de boeren gemiddeld voor hun vee
gemaakt hebben, kan ook de collectieve garantie
prijs worden opgemaakt. Deze is in ons voorbeeld
ƒ1,30 per kg, terwijl het best mogelijk is dat de
gemiddelde prijs over die maand maar ƒ1,20 was.
De boer die een dier van 500 kg verkocht heeft
krijgt dan nog eens 500 X 0,10 50, - zodat
hij dus in totaal van de regering 75,— bij de ver
koopprijs krijgt. Hoewel de bedragen die hier ge
noemd zijn denkbeeldig zijn, kan toch wel gezegd
worden, dat de risico's van een slechte markt vrij
wel uitgesloten worden door deze vaste prijzen, die
voor goed vet vee rond de 1,40 per kg liggen.
Wel wordt de individuele garantieprijs, hoewel
van geval tot geval verschillend, steeds lager ge
steld omdat de verkoper geprikkeld wordt een zo
hoog mogelijke prijs te maken, daar dit in verband
met de eventuele collectieve garantieprijs altijd
voordeliger is.
Deze garantieprijzen gelden niet voor alle soor
ten vetvee. Zo zijn b.v. vet gemeste melkkoeien
van alle garanties uitgesloten. Dit stimuleren van
de vleesproductie ten koste van de melk komt even.
eens tot uiting in de subsidie van ten minste 50,
per dier, die door de regering wordt gegeven op
het aanhouden van kalveren van het vetvee type.
In de heuvels wordt de veeteelt in het algemeen
gesubsidieerd door het toekennen van subsidies die
uiteenlopen van 30,tot ruim 100,per dier.
Ook voor varkens bestaan dergelijke garanties,
al is men hard op weg de prijzen hiervan te ver
lagen. Het laatste jaar ging 17% ct. per kg van
de garantieprijs af, vooral omdat het Engelse bacon
meer dan 50 hoger in prijs is dan het ingevoerde
bacon, terwijl de kwaliteit in de regel beduidend
slechter is. De prijs van schapenvlees ƒ3,37/kg)
is gehandhaafd, evenals de wolprijs ^5,28/kg)
daar men op deze manier de schapenteelt in de heu
velachtige streken in stand wil houden.
WAAR MET ALLE MELK TE BLIJVEN?
Wat men beslist wil verminderen is de steeds
aangroeiende melkstroom waar men op de duur
geen raad mee zou weten, omdat deze voor 85
in consumptie gebracht moet worden. De verla
ging voor het komende jaar van ongeveer 1 ct per
liter op een gemiddelde literprijs van ongeveer
36 ct, is typerend voor de ijver, waarmee de rege
ring de omschakeling van melk op vlees najaagt.
Het is één van de moeilijkheden die op gaan treden
als de productie boven de behoefte uit zou gaan.
De wet kent overigens deze beperking ook al, daar
deze spreekt van garanties voor zover de producten
in het binnenland nodig zijn.
Alle melk die meer wordt geproduceerd zal ver
werkt moeten worden en hiervoor wordt door de
regering slechts de helft van het verschil met de
garantieprijs bijgepast. Overigens is de verkoop
en het transport van de melk in goede handen bij
de Milk-Marketing Board die het gehele land be
strijkt en in vergelijking met de periode van vóór
de oorlog een enorme besparing op de vervoers
kosten van de melk heeft bewerkstelligd. Jammer
genoeg is hierdoor de monopolistische vorm ont
staan. waardoor alle coöperaties en particulieren,
die zich vroeger hiermee bezig hielden, zijn uitge
schakeld.
Zo zal de Engelse boer zich waarschijnlijk ook in
de toekomst steeds meer en beter aan moeten
passen aan de werkelijke situatie. Hij zal op deze
wijze een werkelijke bijdrage gaan leveren aan de
economische herleving van zijn land, dat na de in
zinking van 1951 tengevolge van de toenemende
- incurrence met industriële producten door Duits
land en Japan, geschokt is uit de slaap van de zelf
genoegzaamheid en ineens begrepen heeft dat het
zich door inspanning van allen een plaats in de
wereld zal moeten heroveren.
B.