ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD.
663
©ver zie fit
De Algemene Vergadering van hei Kon. Ned. Landb. Comiié.
Redevoeringen van Ir C. S. Knoiinerus en Minister Mansholi.
Het Koninklijk Nederlands Landbouw Comité, de
landelijke federatie van Provinciale landbouwmaat-
schappijen, hield op Dinsdag 19 October zijn jaar
lijkse algemene vergadering in Den Haag. Het
werd een interessante en druk bezochte bijeen
komst, waaraan de spreker van de middag, de
Minister van Landbouw, niet vreemd was. Vele
autoriteiten uit het ambtelijke en organisatieleven
woonden deze vergadering bij, naast de afgevaar
digden van de provinciale organisaties Het huis
houdelijke gedeelte werd reeds des ochtends in een
vlot tempo afgewerkt.
De aftredende Voorzitter, de heer Ir C. S. Knott-
nerus uit Steenbergen, werd met algemene stem
men voor een nieuwe periode van vier jaar her
kozen. De financiële positie van het K.N.L.C. is ge
zond. Bij de rondvraag wees de Voorzitter der
Z. L. M., Ir Geuze, nogmaals op de grote teleur
stelling en ontstemming in de boerenwereld over
de verlaging van de tarweprijs en voorts drong hij
er bij de vertegenwoordigers van het K.N.L.C. in
het bestuur van het opgerichte landbouwschap op
aan, dat zij zouden toezien, dat dit nieuwe lichaam
niet te hard van stapel zou lopen. Voorzichtigheid,
vooral ten aanzien van de financiën is geboden. De
heer Geuze wees in dit verband speciaal op de hef
fing voor de fruitteelt. Reeds eerder hebben ver
tegenwoordigers van de Gelderse en Zeeuwse Mij
van Landbouw bezwaar gemaakt tegen een heffing
van 15,— per ha voor de fruitteelt.
De Voorzitter van het K.N.L.C. kon op dit punt
een geruststellend woord laten horen. Behouders
goedkeuring van het Hoofdbestuur van de P. B. O.
zal de heffing voor de fruitteelt geen 15,—, maar
9,bedragen, hetgeen dus een tegemoetkoming
betekent aan het standpunt, o.a. door de Z. L. M.
steeds verdedigd.
Openingsrede Ir Knottnerus.
De Voorzitter van het K. N. L. C. hield des mid
dags een openingsrede, waarbij hij, na verwelko
ming van de Minister van Landbouw en de vele
andere hoge gasten, enkele belangrijke punten aan.
sneed.
De moeilijke weersomstandigheden en de schade,
aangericht door de vele regens, hebben weer eens
aangetoond hoe wisselend de opbrengsten in het
boerenbedrijf kunnen zijn en daardoor de arbeids-
behoefte, de kosten en de inkomsten. Hagelschade
en waterschade hebben het dit jaar noodzakelijk
gemaakt, dat er bijzondere credietfaciliteiten wer
den verstrekt, omdat soms ernstige financierings
moeilijkheden ontstonden.
Het wordt hoog tijd, aldus spreker, dat ons be
lastingstelsel wordt aangepast aan de grote be
hoefte aan bedrijfskapitaal en het is dan ook een
door de boerenstand reeds lang naar voren ge
brachte, maar nog niet vervulde wens de belastin
gen te mogen betalen naar een gemiddeld inkomen
van bijvoorbeeld de drie laatste jaren.
Arbeidsvoorziening in de landbouw.
Het tweede punt, dat Ir Knottnerus behandelde,
was de arbeidsvoorziening. De moeilijkheden hier
mede zijn algemeen bekend en sedert het einde van
de oorlog ieder jaar min of meer urgent.
Wij dienen hier naar een betere oplossing te
streven. De huidige bijzondere omstandigheden
hebben geleerd, dat het veel te moeilijk is aanvul
lende oogsthulp te krijgen. Er moeten zich veel te
.veel instanties mee bemoeien en deze moeten aller
eerst van de noodzakelijkheid worden overtuigd;
de één schuift af op de ander, daardoor duurt alles
veel te lang en een streek met moeilijkheden, welke
eerste met 100 man geholpen zou zijn, heeft later,
omdat de tijd te kort is geworden er 500 nodig.
Dan is het gat niet meer te stoppen en moet een
beroep worden gedaan op de Minister van Oorlog,
maar ook deze volgt hetzelfde systeem en laat eerst
nagaan of er in heel Nederland niet nog iemand
te vinden is, die eerder in aanmerking komt om
aardappelen te rooien dan de zeer druk bezette sol
daten.
Nu staat het voor mij vast, dat een betere oplos
sing dan tot nu toe dient te worden gevonden. Deze
hoeft echter niet afgestemd te zijn op abnormale
omstandigheden als dit jaar. Wel dient rekening te
worden gehouden:
1. met het seizoenkarakter van vele landbouw
bedrijven
2. met de per jaar wisselende behoefte aan arbeid.
Hiervoor is dan nodig een arbeidsreserve.
Wij moeten constateren, dat de bijna 100.000 in
dividuele werkgevers niet zelf de arbeidsreserve
het gehele jaar aanhouden.
Er zijn hiervoor vele redenen, welke ik niet alle
aanvoer. Ze variëren van zeer gezonde tot verkeer
de en egoïstische. We moeten voorop stellen, dat
in het belang van de arbeider en ook van de natio
nale welvaart de arbeidsreserve niet slechts voor
korte tijd arbeid mag presteren. Zij zal regelmatig
zo productief mogelijke arbeid moeten verrichten.
Hiervoor komen mijns inziens in de eerste plaats in
aanmerking cultuurtechnische werken.
Het moet mijns inziens mogelijk zijn door een
aanpassing van de werkgelegenheid in de cultuur
technische objecten aan de behoefte in de land
bouw moeilijkheden te voorkomen. Het lijkt mij
dan wel nodig, dat minder instanties in het geweer
moeten komen om beslissingen te nemen en tevens
dat niet iedere werkgever individueel optreedt,
maar dat zij gezamenlijk arbeiders uit de objecten
overnemen en eventueel terug laten gaan. Hier
door wordt verzekerd, dat de arbeider steeds een
werkgever heeft en geen wachtdagen hoeft te heb
ben.
Loonhoogte.
De heer Knottnerus behandelde vervolgens de
gang van zaken bij de verschillende loonrondes.
Daar deze bij onze lezers bekend is, volstaan wij
met te vermelden, dat spreker aantoonde, dat de
landbouw bij de laatste 6 moeilijk achter kon
blijven, hoewel er van een welvaartsstijging in deze
bedrijfstak geen sprake is. Ten sterkste moet aan
gedrongen worden op een doorberekening in de
prijzen van die producten, die nog door de Over
heid worden vastgesteld.
De verlaging van de tarweprijs en de reeds eer
der plaats gehad hebbende verlaging van de suiker
prijs geven een hoogst onbehaaglijk gevoel, al
staat daar dan een betere rogge-regeling tegenover.
Een tweede vraag, die de spreker zich stelde, was
of men onder de huidige omstandigheden nog wel
kan spreken van een geleide loonpolitiek. Heeft
het nog zin collectieve arbeidsovereenkomsten af
te sluiten, wanneer hoe langer hoe minder werk
gevers en werknemers zich hieraan houden. De
wet van vraag en aanbod speelt gewoon zijn rol
volop mede.
Wil men deze situatie verbeteren, dan zal men
dit alleen kunnen bereiken, wanneer men het aan
bod van arbeidskrachten zo goed mogelijk aanpast
aan de vraag. Afremming van de door de Regering
gevoerde werkgelegenheidspolitiek is hiervoor een
vereiste.
Het landbouwscliap.
Als laatste punt kwam de P. B. O. aan de orde.
Het landelijk apparaat zal hoogstwaarschijnlijk op
1 Januari a.s. 'zijn taak beginnen. Verschillende
hoofdafdelingen en commissies zijn dan ingesteld.
De Stichting voor de Landbouw zal dan ophouden
te bestaan. In de provincies is men nog druk aan
het onderhandelen over de samenstelling en de
taak van de provinciale commissies. De heer
Knottnerus zeide het te betreuren, dat overeen
stemming over een en ander zo moeilijk te berei
ken valt. Het leek hem tenslotte logisch, dat zo
veel mogelijk door de Overheid taken aan de
P. B. O. werden overgedragen, opdat de boer in de
provincie slechts met één instantie te maken krijgt.
Na deze opening verkreeg Zijne Excellentie
Minister Mansholt het woord.
Deze stelde het onderwerp Markt ordening en
Prijsbeleid" aan de orde. Zoals men weet zijn er
de laatste jaren voor verschillende producten ga
rantieprijzen door de Overheid gesteld. Nu het
wereldmarktpeil door de dalende tendenzen ge
komen is op of onder de gegarandeerde prijzen,
heeft men zich volgens de spreker af te vragen
hoe men de garantieprijzen moet handhaven.
Welke middelen moet men aanwenden opdat de
landbouwende bevolking inderdaad zijn redelijk deel
krijgt.
De bewindsman stelde voorop, dat het beleid van
de Regering ten aanzien van de landbouw niet ver
anderd was. Het reisdoel is hetzelfde, alleen dient
men zich af te vragen welk vervoermiddel men
moet nemen.
Bovendien wilde de Minister met alles wat hij
ging zeggen geenszins een wijziging van zijn beleid
aankondigen, doch slechts enkele problemen ter
overdenking aan de aanwezigen voorleggen.
Ofschoon de ideale toestand zou zijn, dat elke
boer volledige vrijheid bezat om producten voort
te brengen en deze op een vrije markt te verkopen,
is het een ieder duidelijk, dat dit in deze tijd niet
meer gaat. In de gehele wereld wordt kunstmatig
ingegrepen op de weg tussen producent en consu
ment, tussen voortbrenger en verbruiker.
Veeleer vragen vele groepen in de maatschappij
om bestaanszekerheid, welke zij ook verkrijgen.
Groepen van producenten laten voorts elkander
ook geenszins vrij maar regelen onderling hun af
zet door prijsafspraken, trust, en kartelvorming
enz. Alle staten grijpen kunstmatig in bij in- en
uitvoer. Er is dus geen sprake van een vrije markt
of een vrije prijsvorming en om de Nederlandse
boer nu alleen over te laten aan deze kunstmatige
wereldmarkt, ware niet alleen onmogelijk maar
ook niet wenselijk.
Het protectionisme viert hoogtij.
De meeste landen nemen hun maatregelen ten
behoeve van de landbouw op de grondslag van hun
nationale politiek. Het protectionisme, het bescher
men dus van eigen productie en eigen producenten,
wordt overal verfoeid. Maar dit geschiedt alleen
met de mond, want men past het overal toe. Ook
wij in Nederland doen dit zodra onze eigen boeren
of een deel van hen door te lage wereldmarktprij
zen in gevaar komen. In een tijd van hoogconjunc
tuur, van hoge prijzen is dit niet zo erg. Maar bij
een teruggang ontstaan er onmiddellijk moeilijk
heden, vooral voor een landbouw-exportland als
Nederland. Want treft men dan hier maatregelen,
dan kan men op tegenmaatregelen rekenen.
Dat Minister Mansholt hier even zijn stokpaardje
ging berijden, namelijk de Europese landbouwinte-
gratie, was te begrijpen. Slechts gemeenschappe
lijk kunnen wij onze problemen oplossen, zo zeide
hij en wij moeten zorgen dat deze gemeenschap
niet te laat komt. Want komen moet zij, willen wij
niet overspoeld worden door één van de twee kolos,
sen, Amerika of de Sovjet-Unie.
Het nationale landbouwbeleid.
Ons nationale landbouwbeleid is een direct ge
volg van het ontbreken van een internationale poli
tiek, welke getuigt van een doelbewust streven
naar hogere welvaart en bestaanszekerheid. Wij
hebben thans in ons land te streven naar het in
standhouden van een minimum prijspeil van een
aantal basisproducten. Maar tevens naar een
redelijke prijs voor het gebruik van de grond
(pachtprijs).
Een beheersing van het pachtprijspeil achtte de,
Minister noodzakelijk, want anders zou dit, door de
schaarste aan grond, hoog oplopen en zodoende
het prijsbeleid doorkruisen. De kostprijzen van de
basisproducten zouden dan immers hoger worden.
De spreker noemde drie zijns inziens belangrijke
punten die men in het oog moet houden:
1. Er moet zoveel mogelijk datgene voortge
bracht worden, waaraan behoefte bestaat.
2. Dit moet daar geschieden, waar de omstandig
heden er het beste voor zijn.
3. Er moet ruimte zijn voor de individuele vrij
heid van de boer voor het kiezen van zijn bouw
plan.
Aan dit laatste punt kent Minister Mansholt
zeer veel waarde toe en wij kunnen ons hierover
slechts verheugen. Hij knoopte hieraan de be
schouwing vast, dat men voorzichtig moet zijn met
het treffen van bepaalde maatregelen. Deze heb
ben namelijk altijd de neiging de moeilijkheden te
verplaatsen en niet op te lossen. Dit heeft weer
tot gevolg, dat zij weer nieuwe maatregelen met
zich brengen.
Bovendien brengt het kunstmatig ingrijpen altijd
een grote administratie en controle mee.
De garantieprijzen voor de basisproducten zijn
in de achterons liggende jaren nog weinig toege
past. Men bedenke, dat wanneer men hen gaat
toepassen er bovengenoemde rompslomp aan vast
zit. Daarom is het gewenst eerst eens te bezien
of er niet bepaalde fouten in het huidige systeem
moeten worden opgespoord en hersteld.
Tarweregeling.
Wij kennen voor de tarwe een vaste prijs met
innameregeling. Daar de prijs van de binnenlandse
tarwe geheel los is gemaakt van de wereldmarkt
prijs, moet de tarwe gevolgd worden van de pro
ducent tot aan de consument. De vraag doet zich
voor of dit niet eenvoudiger kan, waarbij toch een
bepaalde garantie voor de teler overblijft.
Wanneer wij bijvoorbeeld de tarwe brengen op
voederwaarde-basis en deze laatste zodanig kiezen,
dat tarwe, gerst en haver zoveel opbrengen, dat
zij de boer een redelijk inkomen verzekeren, dan
kan de innameregeling met alles wat eraan vastzit
vervallen. Door monopolieheffingen, die feitelijk
gewone invoerrechten zijn, kan men dan bij dalen
de wereldprijzen voor die redelijke prijs zorgen en
men kan de monopolieheffing voor tarwe zodanig
stellen, dat er hierdoor een bepaalde hoeveelheid
binnenlandse tarwe in het brood wordt verwerkt.
Het voordeel voor dé boer is bovendien, dat tarwe,
gerst en haver onderling verwisselbaar zijn, waar
door zijn vrijheid van het uitkiezen van één of meer
dezer producten groter wordt.
De Minister gaf dit aan de georganiseerde land
bouw ter overdenking en wees er nogmaals op, dat
het niet in zijn bedoeling lag de bestaande regelen
zo maar, zonder overleg te wijzigen.
Wij menen, dat er zo op het eerste gezicht wel
wat voor dit systeem te zeggen valt, mits men
ook voor de tarwe een vrije uitloop naar boven toe
laat. En de hoogte van de monopolieheffingen, het
bepalen dus van het binnenlandse prijspeil van de
drie graansoorten, speelt natuurlijk een grote rol.
Met name of er een ondernemerswinst in berekend
wordt.
Het verschil in, kostprijs.
Het tweede, zeer belangrijke punt, dat de Minis
ter aansneed was het probleem van de verschillen
in kostprijs, die er in verschillende delen van ons
land zijn voor de verschillende producten. Het
sterkst spreekt dit bij producten als melk en sui
kerbieten. Vooral voor de melk is het een urgent
probleem. Immers de garantieprijs voor de melk
was verleden jaar gebaseerd op de kostprijs in het
duurst werkende gebied. Dit zijn de zandgronden
in Oost-Brabant. Nu de prijs, die men voor de melk
kan maken de garantieprijs steeds meer nadert,
komen de moeilijkheden.
Het verschil in kostprijs tussen dit duurst wer-
(Zie verder pag. 664 le kolom onderaan.)