ONGEVRAAGDE EN ONGEWENSTE VRIJHEID NaTA: KWEEKGRAS GEBRs DE JONGH ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD. 647 „Het is nog steeds niet zeker of het bindend karakter van de Beschrijvende Rassanlijst ai dan niet afgeschaft zal worden. In ieder geval hoeft de beslissing van Minister Manshoit niet te worden uitgesteld omdat hij nog niet op de hoogte zou zijn van de mening van het bedrijfsleven. Geen der belanghebbende partijen heeft hem ook maar enigszins gesteund in zijn voornemen en na de dui delijke uitspraak van het bestuur der Z. L. M. heeft nu ook de hoofdafdeling Akkerbouw van de Stichting voor de Landbouw duidelijk en uitdrukkelijk vastgesteld, dat het bindende karakter ge handhaafd dient te worden, omdat het prijsgeven hiervan: 1°. niet is in het belang van een zo goed mogelijke zaaizaad- en pootgoedvoorzieming in het bin nenland en derhalve de Nederlandse bodemproductie niet ten goede zal komen. 2°. het internationale zaaizaad- en pootgoedverkeer niet zal bevorderen, doch dat dit veeleer moet geschieden door middel van gelijkschakeling van de eisen tot toelating van rassen in het vérkeer. 3°. de exportpositie van ons zaaizaad en pootgoed in het algemeen niet zal versterken". Daar het hoofdbestuur van de Stichting zich achter deze uitspraak heeft geschaard, hebben de gebruikers van het zaaizaad zich op een niet te miskennen wijze tegen de plannen van de Minis ter verklaard. De geschiedenis van de rassenlijst is de geleide lijke groei van een gestencild papier in 1924 waarop rassen van granen, peulvruchten, handels gewassen, aardappelen en voederbieten worden genoemd die aanbevelenswaardig of beproevens- waardig zijn tot een boekwerk, dat dolor z'n vele gegevens een standaardwerk in het klein is voor allen die over de eigenschappen, omvang en ver spreiding van Nederlandse en buitenlandse rassen ingelicht willen worden. Deze groei is zo geleidelijk geweest, dat het in 1942 verbindend verklaren van de Rassenlijst dóór de Nederlandse boerenstand niet als een ingreep op een vanouds gewaardeerde vrijheid gezien is, dioch veeleer als een helaas in oorlogstijd vallende afsluiting van een groeiproces. We moeten dan ook de eerste boer nog tegenkomen die tegenstan der van een bindende rassenlijst is. De strekking van deze verbindendverklaring die z'n grond vindt in het kwekersbesluit van 1942 komt neer op de volgende twee hoofdzaken: 1°. Alleen rassen die geplaatst zijn op de ras senlijst komen voor keuring door de N. A. K. in aanmerking. 2°. Alleen door de N. A. K. goedgekeurd zaai zaad en pootgoed mag in het verkeer gebracht worden. Van dit jaar af was het systeem dus geworden tot een gesloten systeem, waardoor tevens het aan tal rassen beperkt wordt, omdat alle rassen aan de eisen moeten voldoen die de samenstellers van de Rassenlijst, de Rijkscommissie voor de Samenstel ling van de Rassenlijst voor Landbouwgewassen, daaraan stellen. Terwijl de 'kwekers zich juist door deze opname een zekere beperking op zullen leggen, omdat deze er weinig voor voelen hun ras ontijdig weer uit de rassenlijst geschrapt te zien worden, wanneer het op den duur niet aan de eisen zou voldoen. Tevens geeft de Rassenlijst een zekere onpersoonlijke reclame, omdat de beoordeling van de rassen door geheel onpartijdige personen geschiedt en het oor deel van de samenstellers tenslotte, door het uit zenden van duizenden enquêteformulieren nog eens getoetst wordt aan de mening van de praktijk. Zowel kweker als handelaar worden er daarom van weerhouden hun persoonlijke reclame van deze beoordeling in de rassenlijst af te laten wijken. Daarnaast geeft de Rassenlijst de boer als gebruiker de zekerheid, dat hij geen kat in de zak koopt. Ter gelegenheid van de verschijning der 25e Ras senlijst heeft Dr De Haan geschreven, dat de Ras senlijst van heden bij de Nederlandse boer dezelfde belangstelling geniet als de Enkhuizer Almanak in het verleden. Nu mogen we deze belangstelling voor de Ras senlijst ook weer niet overschatten. Als we nagaan dat jaarlijks ongeveer 20.000 stuks verspreid wor den, terwijl Nederland meer dan 200.000 landbou wers telt, hebben we de belangstelling in getallen uitgedrukt. Ongetwijfeld zijn er een aantal boe ren die wel eens een jaartje overslaan, maar ook hiermee rekening houdend, kan men toch moeilijk aannemen, dat de rassenlijst voor iedere boer de gids is die hem bij de keuze van het ras leidt. De landbouwpers geeft daarnaast berichten over rassenkeuze weer, dóch deze zo nu en dan ver schijnende publicaties kunnen toch moeilijk als vervanging van de veel uitvoeriger Rassenlijst ge zien worden. Doch als men een nieuw ras gaat verbouwen omdat het landbouwblad of de assistent dit aanbeveelt, staat toch steeds de Ras senlijst op de achtergrond van dit advies. Een adviserende rassenlijst zou ongetwijfeld in mindere mate geraadpleegd worden, omdat deze teveel rassen opgeeft waardoor het moeilijker wordt de keuze te bepalen. Momenteel moet men zich wel tot een te overzien aantal rassen beperken, omdat de Rassenlijst bindend is. GEVAREN VAN DE VRIJHEID. Daarom zou het vrijgeven van de invoer van zaaizaad en pootgoed en het vrije gebruik van alle in Nederland geteelde rassen ongetwijfeld be tekenen, dat een zekere categorie van landbouwers, die tot nu toe weinig of geen belangstelling hier voor gehad heeft, maar stilzwijgend geprofiteerd heeft van het verbindend karakter van de lijst, zonder bescherming aan de dan ongetwijfeld los komende vloed van nieuwe rassen blootgesteld zou worden. Wanneer het om vermeerdering van opbrengst en oogstzekerheid gaat, kan het jaarlijkse aantal nieuwe rassen de boer niet gauw te groot zijn. Op zichzelf heeft hij, vooral nè. de oorlog, geen be zwaar van ras te veranderen wanneer dit bepaalde voordelen met zich meebrengt. Het gebruik van het Belgische ras Minister, vóórdat dit in de Ras senlijst was opgenomen, toont dit ongeduld heel duidelijk aan. De samenstellers van de lijst heb ben zich door dit ongeduld in dit geval laten ver leiden de beproevingstermijn wat korter te kiezen. Bij het ras Minister heeft de tijd hen in het ongelijk gesteld. Anderzijds dient toch ook nog te worden gewe zen op de grote invloed, die van de Rassenlijst uitgaat op de onderlinge verhoudingen tussen de rassen. De rassenstatistiek die ieder jaar in de lijst wordt opgenomen kan in één jaar of de loop van enkele jaren een ingrijpende verandering onder gaan door de verschijning van een nieuw ras, dat door de Rassenlijst wordt aanbevolen. Deze onbekendheid bij een gedeelte der boeren enerzijds en het gemakkelijk omschakelen op nieuwe rassen, anderzijds houdt het gevaar in, dat de handel voor de bona-fide handel die z'n ver antwoordelijkheid beseft, maken we graag een uitzondering zich met het importeren en ver kopen van tot nu toe onbekende buitenlandse ras sen bezig zou gaan houden. Dat dit niet steeds de beste rassen zouden zijn, volgt reeds dadelijk uit het feit, dat buitenlandse rassen in Nederland niet- in alle landen huldigt men een dergelijk ruim standpunt in de Ras senlijst opgenomen kunnen worden, wanneer de waarde voor de Nederlandse omstandigheden be wezen is. Het is geenszins een onderschatting van de kennis en het gezond' verstand van de Nederlandse boer wanneer we vaststellen, dat hij onmogelijk de verschillende aanbiedingen zou kunnen vergelijken en beoordelen. Het gevaar dat velen het slacht offer zouden worden van handige, doch onverant woorde propaganda is dus zeker niet denkbeeldig. OORDEEL VAN HET CENTRAAL ORGAAN. Het Centraal Orgaan ter bevordering van de veredeling en de voorziening met voortkwekings- materiaal heeft dit gevaar goed zien liggen toen het de Minister geantwoord heeft op z'n vraag binnen niet al te lange tijd dit vraagstuk in studie te willen nemen en zo mogelijk een concrete oplos sing te geven. Nadat de commissie, die door het Centraal Or gaan werd ingesteld, tot het afwegen van voor- en nadelen gekomen is, komt het dagelijks bestuur van het Centraal Orgaan nog niet tot een uit spraak over het; al dan niet bindend verklaren van de Rassenlijst. Dit was overigens door de Minister ook niet gevraagd,, toen hij zich met dit orgaan in verbinding stelde. Wel echter wordt de Minister in overweging gegeven de volgende richtlijnen in acht te nemen 1°. Er mag geen zaaizaad of pootgoed van een nieuw ras worden aangeboden dan nadat van het betreffende ras de zelfstandigheid is vastgesteld, resp. nadat het bijzondere kweekproduct als zo danig is erkend. 2°» Er mag geen zaaizaad of pootgoed van een nieuw ras of bijzonder kweekproduct in het verkeer worden gebracht, dan nadat de cultuurwaarde van het betreffende ras of bijzondere kweekproduct door de bevoegde instantie is onderzocht en de resultaten van dit onderzoek zijn gepubliceerd. 3°. Van rassen van bijzondere kweekproducten, waarvan de verbouw, naar het oordeel van de Minister, gevaar of schade kan opleveren voor de Nederlandse productie, kan de Minister het aan bieden, telen en verkopen van zaaizaad en poot goed verbieden. 4°. De verplichte keuring van gewassen met de daaraan verbonden consequenties, blijft gehand haafd, één en ander met inachtneming van de vigerende bepalingen omtrent de kwekersbescher ming. Het Centraal Orgaan wil dus de gevaren, die het verlies van het bindend karakter van de Rassen lijst meebrengt tot het minimale beperken en stelt dus een aantal maatregelen voor, die de bedoeling hébben het effect van een adviserende rassenlijst Weer voor een groot gedeelte teniet te doen. Gezien ook de vele nadelen, die reeds door de commissie van het C. O. zijn opgesomd, moet het voor de minister niet moeilijk zijn hier z'n conclu sies uit te trekken. Dit geldt zonder twijfel ook voor de kwekers die zich in dezen het eerst en overduidelijk hebben uit gesproken tegen de plannen van de minister. Vooral als het bindend karakter van de Rassen lijst verloren zou gaan en de N. A. K. niet door het samenstellen van een „eigen" adviserende lijst uiteraard met goedkeuring van de minister de regeling van de kwekersvergoedingen voor de op genomen rassen zou continueren, zou een regel matige zaaizaadvoorziening schade kunnen onder vinden, doordat de kwekers hun product alleen als origineel zaad in de handel gaan brengen. De consequenties hiervan zijn niet geheel te overzien, maar zeker is, dat een regelmatige zaai zaadverwisseling er vast niet door bevorderd zou worden. IS ER EEN BETERE WEG? Samen met de mogelijke productiedaling, tenge volge van het op de markt brengen van twijfel achtige rassen, zou dit voor de minister voldoende moeten zijn, z'n plannen binnenskamers te houden, dan wel in een meer acceptabele vorm te gieten. Als hij integratie op dit gebied1 wenst er zullen maar weinigen zijn, die dit streven op zichzelf niet toejuichen waarom gaat hij dan niet de meer gebruikelijke weg in van het overleg met nabuur landen? In de eerste plaats zou hij kunnen pro beren de Benelux-partners in dit overleg te be trekken. Door het erkennen van eikaars rassen- lijsten en het zo veel mogelijk gelijk maken van de voorwaarden die vervuld moeten worden, vóórdat een ras op de lijst geplaatst kan worden, is het doel ook bereikt. Andere landen hebben veelal ook een rassenlijst met een min of meer bindend karakter. En voor zover ze die niet hébben, wordt vaak gestreefd naar een bindende lijst, omdat de waarde hiervan wordt ingezien. Het is daarom zeer de vraag óf 't hoofdargument van de minister de vernieuwing van het han delsverkeer in zaaizaad en pootgoed wel enige waarde heeft. Men geeft wat prijs zonder vol doende te weten of andere landen hier wel enige prijs op stellen. Terwijl men nog minder weet of dit „goede voorbeeld" ook maar enige navolging in andere landen zal vinden. De ha'rde praktyk heeft ons in de achter gelegen! jaren toch wel overduidelijk geleerd, dat integratie en dit geldt wel in heel sterke mate voor de landbouw-sector heel langzaam en na veel onder handelen tot stand kan komen, wanneer hier we derzijdse belangen mee gemoeid zijn. Alleen voor de sector van de tuinbouwzaden liggen wellicht in een vrije rassenlijst mogelijkheden. Die echter in het niet vallen bij de grote nadelen die de land bouwsector hierdoor zou lijden. GEVAAR VOOR DE PRODUCTIE. Volgens de minister spreekt het vanzelf, dat onze bodemproductie niet in gevaar gébracht mag worden. We vragen ons af of de minister werke lijk rekening wil houden met de Nederlandse bo demproductie, als hij in zijn brief aan het Centraal (Zie verder pag. 648 le kolom onderaan.) (Advertentie) en andere grasachtige onkruiden op Uw braakliggende velden NU bestrijden met doodt grasachtige onkruiden radicaal, afgemaaid of niet; is onbrandbaar en niet explosief; heeft geen nadelige invloed op de pH en structuur v. d. grond; verstoort de microflora en -fauna niet. Vraagt direct gratis en vrijblijvend uitvoe rige beschrijving enz. bij Postbus 35 GOES Ook verkrijgbaar bij: A. RIJNBERG, Haven A 246, St. Annaland.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1954 | | pagina 3