Het risico van de boer
Wikken voor groenbemesting
■xjononusch-Technologisch Ir
voox Zeeland
MIDDELEURO
WAARIN OPGENOMEN HET NOORD-BRABANTSCH LANDBOUWBLAD
Officieel Orgaan van de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij (Z. L. M.)
de Noord-Brabantsche Maatschappij van Landbouw en andere Verenigingen
aTDAGEN
BOEKHOUDBUREAU
VRAAGPUNTEN 1954/'55
D. J. VAN DER HAVE
No. 2238. Frankering bij abonnement: Temeuzen ZATERDAG 28 AUGUSTUS 1954. 42e Jaargang.
ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD
Er is weinig wat een boer zó tot in liet merg grijpt, als een oogst verloren zien gaan. Naar wat
we uit de nieuwsberichten horen en in de kranten lezen, moet dat op vele plaatsen in het buitenland
het geval zijn en in verschillende delen van ons eigen land begint het er eveneens op te lijken. De
cijfers van de voortdurende regenval zijn, vooral in het midden van het land, ontstellend groot en
daarnaast zijn er teveel buien om tussendoor werk van betekenis te kunnen presteren. Zware machi
nes zakken in de doorweekte grond geregeld weg. En alles wat er moet gebeuren, brengt veel extra
kosten mee.
Maar dat is tenslotte nog niets als men het vergelijkt met de weer nieuwe overstromingen in Oos
tenrijk, Zwitserland en nu ook Zuid-Frankrijk, als men hoort dat de rogge-oogst in Zuid-Duits-
land en in een gedeelte van Italië voor 25 verloren wordt geacht, als men leest over duizenden
ha's, die in Finland onder water staan, over weggeslagen wegen en bruggen in Zuid-Zweden en
een geheel verloren hooioogst in Engeland, waar men de, zwaden verbrandt om het land weer vrij te
krijgen. We bewegen ons dan nog slechts op West-Europees gebied en zwijgen over de ontzettende
rampen, waarvan we de weerklank uit andere werelddelen maar nauwelijks opvangen.
OOGST VERWACHTINGEN EN DE
OVERSCHOTTEN.
De oogst was niet slecht ingezet. Het beetje
koolzaad was goed en de gerst was tot best. Maai
veel vlas had het reeds zwaar te verduren en leed
schade. De wintertarwe schijnt voor 't overgrote
deel tégen te vallen, uitgezonderd enkele prima
percelen, terwijl de zomertarwe nog een groot en
waarschijnlijk dubieus vraagstuk is. We hebben
de indruk dat de gerst, die vóór de regenperiode,
die dit voorjaar de zaaitijd onderbrak, gezaaid werd,
best is, maar dat de late gerst, die merendeels nu
nog geoogst moet worden, vrij gewoon is van op
brengst. Veel gerstpercelen hadden al lang gemaaid
moeten zijn. Ër zijn blokken met veel doodwas, die
er als mest bij liggen. Op andere percelen zagen
we achter de maaidorser veel meer dan het zaai
zaad verloren op het land liggen, terwijl men naar
een heleboel haver helemaal kan fluiten.
Voor de erwten valt geen zware oogst te ver
wachten, terwijl de kwaliteit met de dag slechter
wordt. Bovendien zitten er veel ondermaatse in
de partijen. En tenslotte, terwijl de aardappeloogst
goed lijkt, ondanks het kwaad, blijven de suiker
bietenmonsters erg tegenvallen en hoe kan het
anders met dit weer. Wie de oude boeren vraagt
of ze zo'n jaar ooit meegemaakt hebben, krijgt een
hoofdschudden en men begint over 1903, toen het
echter toch nog niet zó was als nu, vooral niet de
koude.
Overigens redt die koude ons, tenminste tot nog
toe, van schot in de granen.
Men zou zich de vraag kunnen stellen of dit
alles bij elkaar misschien een gedeeltelijke oplos
sing van het probleem van de overschotten voor
sommige producten op de wereldmarkt gaat geven.
Enige tijdelijke verlichting is geenszins ondenk
baar. wanneer de vraag in de consumptiegebieden
zou stijgen. Zonder verlaging van het urgente aan
bod in de voornaamste productiegebieden en we
denken hierbij voor de granen aan de U. S. A., Ca
nada. Australië, Argentinië enz. en voor suiker
aan Cuba zal het echter wel niet gaan. Juist
daar heeft men nog niet van een doorslaggevende
invloed van natuurrampen gehoord. Het is op zich
zelf tragisch, dat een grote productie economisch
klappen uit kan delen en dat men soms beter is
met een geringere oogst en dientengevolge betere
prijzen. Sommige wereldmarkten zijn, naar we
bedenken mogen, maar klein in vergelijking tot het
totaal der productie en als de zeven vette jaren
eens door enkele magere gevolgd zouden worden,
is er alles mogelijk.
IET OP U SAËCK!
KOUDEKERKE: Woensdag 1 Sept. in Hotel
„Nieuw Walcheren", van 9 tot 1.30 uur.
OOSTBURG: Woensdag 1 Sept. in Café „De
Windt".
ZIERIKZEE: Donderdag 2 Sept. in Hotel „Huis
van Nassau".
KORTGENE: Donderdag 2 Sept. in Hotel „De
Korenbeurs".
MIDDELBURG: Donderdag 2 Sept. in Café ,,De
Eendracht".
VRAGEN AAN Dr VONDELING.
In de Landbode lazen we, dat het Tweede Kamer
lid Dr Vondeling voor de microfoon gewezen heeft
op het verschijnsel dat de bedrijfsresultaten in de
landbouw, volgens onderzoekingen van het L. E. I.
boekjaar 1952/'53, pijnlijk ver uiteenlopen, zoals
hij dit uitdrukte. Uit de gedane onderzoekingen
bleek b.v., dat een gemengd bedrijf op Drentse
zandgrond van 12 ha een netto overschot van
ƒ154,per ha heeft; een even groot akkerbouw
bedrijf in de N.O.P. heeft een netto overschot van
f 439,per ha. Dit wil zeggen op een bedrijf van
12 ha een verschil van 3420,dat is bijna het
jaarloon van een volledige arbeidskracht.
Het Dagelijks Bestuur der Z. L. M. roept
de leden op, voorstellen, zo mogelijk met
i redenen omkleed, in te dienen voor de vraag-
punten, die deze winter aan de afdelingen zul
len worden rondgezonden. In verband met de
volgende vergadering dienen deze voorstellen
binnen te zijn vóór 1 September.
M. A. GEUZE, Voorzitter.
J. F. G. SCHLINGEMANN, Secretaris.
Dr Vondeling noemt verder gewoonweg ontstel
lend de resultaten van een onderzoek naar de be-
drijfsuitkomsten van bedrijven van 12, 24, 36 en
48 ha in de N. O. P. Het netto overschot per ha is
voor de genoemde bedrijfsgrootte achtereenvol
gens 439, 517, 558 en 549 gulden.
Of, om het met andere woorden te zeggen: het
totale inkomen van de boer op een bedrijf van
12 ha was hier ruim ƒ8000,op 24 ha ruim
14.000,op 36 ha bijna 21.000,en op 48 ha
meer dan 26.000. Het zijn voorwaar geen kleine
cijfers en menigeen vraagt zich af hoe lang men
dit zal volhouden. Dr Vondeling deed tenslotte een
beroep om een eind aan dit „onrecht", zoals hij
het noemde, te maken. Anders vreesde hij het
ontstaan van een klassestrijd in de boerenwereld.
We willen over het hier gestelde gaarne enige
opmerkingen maken en zullen dit trachten te doen
op een zakelijke wijze, afgezien van het politieke
forum, waarvoor Dr Vondeling zijn denkbeelden
pleegt ter sprake te brengen en met vermijding
van uitdrukkingen als klassestrijd e.d.
We zouden dan drie vragen willen stellen.
1. Vindt Dr Vondeling het niet pijnlijk, da( er
grote inkom stenversch ill en zijn elders, b.v.
verschil in beloning hij hogere en lagere be
ambten?
2. Waarom wordt er gezwegen over de belasting-
nivellering, die toch deze inkomens tot schijn
maakt?
3. Is er geen enorm verschil in investatie-nood-
zaak voor de genoemde bedrijven, met alle ge
volgen van dien voor de beschikbare geld
middelen?
Wat de eerste vraag betreft laten we gaarne de
Landbode aan het woord, wanneer dit blad zegt:
„Het is niet nodig deze verschillen te dramatiseren.
Ook in andere sectoren van het bedrijfsleven zijn
er nu eenmaal verschillen in bedrijfsuitkomsten.
Overigens is er natuurlijk ook een beduidend ver
schil in de kwaliteiten, in bekwaamheid en mis
schien ook in de ijver van de ondernemer, verschil
len die heel natuurlijk ook in de financiële bedrijfs
resultaten tot uitdrukking zullen komen."
We hebben daaraan weinig toe te voegen. We
hebben ons afgevraagd, welke rol de selectie naar
bekwaamheid in de N.O.P. speelt. Men kan het
probleem, dat Dr Vondeling stelt, van twee kanten
af aanvatten. Men kan aan de kop beginnen, men
kan ook aan de voet beginnen. Wij zouden liever
aan de voet beginnen. Wij zouden het liefst de ver
schillen, die er zijn in natuurlijke omstandigheden,
zoveel mogelijk opheffen door betere voorlichting
en als zodanig hebben wij ons al eerder verklaard
als voorstander van het duw-systeem inplaats van
het trek-systeem in de voorlichting, door sanering,
door herontginning, bemaling, bekalking enz. De
verschillen, die daarna nog overblijven, zullen via
de pacht verrekend moeten worden en daar heeft
in de aanvankelijke na oorlogse periode nog al het
één en ander aan ontbroken, maar thans zijn we
o.i. op de goede weg. Keulen en Aken zijn óók
niet op één dag gebouwd.
Het is overigens nog niet zo eenvoudig Wan
neer die boer op de 12 ha in de N.O.P. 3V2 ha sui
kerbieten teelt en er is dit jaar eens een 25
lagere opbrengst dan anders waar het naar uit
ziet dan scheelt dat die boer wellicht ruim
2000,en zou een ingreep in dezen de balans
naar de omgekeerde kant kunnen doen doorslaan.
De laatste twee vragen kunnen we in verband
behandelen.
De boer op 26 ha met drie kinderen, houdt van
zijn berekende inkomen ƒ15.000 over, veronder
steld dat hij alleen maar inkomstenbelasting en
geen andere belastingen zou hoeven te betalen.
Als men dan b.v. eens wil zien, dat een maaidorser
thans laten we zeggen in de orde van grootte van
20.000 kost en een trekker van 600010.000,
dan geloven we niet dat die boeren rare sprongen
met hun kasgelden hoeven te maken. Misschien
zijn er wel die het doen, maar dat is er dik naast.
We willen dan eerder de vraag stellen hoe het
moet met de oudedagsvoorziening voor dit gezin,
wat toch wel primair gesteld mag worden. Een
vraag, die overigens voor de kleinere bedrijven
precies zo geldt en die centraal geregeld niet op
gelost schijnt te zullen worden.
Zo zien wij op de vaderlandse akker een vracht
met werk liggen, waar we technisch gelukkig toe
in staat zijn. Dat werk is toepasselijk, ongeacht
gezindte of overtuiging, en hoeft geen nivellering,
maar activering te betekenen. De boerenstand als
vak werd en wordt gedragen door eenheid in ver
scheidenheid. De verdeling van de koek is overal
en te allen tijde een vraagstuk. Maar laat de
boerenstand zien deze zaak zoveel mogelijk zelf
en naar eigen kunnen op te lossen met medewer
king van Overheid en deskundigen en zonder dat
anderen zich van het erf van de boer meester
maken.
Zo is ook de nieuwe Overheidspolitiek ten aan
zien van de landbouw in Nederland greboren, een
kruising van bestaanszekerheid met eigen risico.
Vrije producten aan de ene uiterste zijde, gegaran
deerde aan de andere uiterste zijde. Risico aan
vaarden betekent soms het hoofd buigen, soms
vrijheid niet misbruiken. Bestaanszekerheid na
streven betekent soms evenzeer 't verkregene niet
misbruiken. Het weer dat de akkerbouwer
dupeert, kan het weidebedrtff geen hooi, maar wel
gras en kuilvoer geven. Daarom aanvaarden de
boeren een verantwoord risico naar wezen en be
stemming en zal het in het boer-zijn wel altijd zo
blijven.
G.
(Advertentie.)
KONINKLIJK KWEEKBEDRIJF
EN ZAADHANDEL
KAPELLEBIEZELINGE.
Negro en Buitenlandse