Oogstvooruitzichten in de rampgebieden
holachjeJ,
nolatox
MOURY S LANDS5
JOonen en Sociale voorzieningen
483
Radiorede van de secretaris der Z.L.M.
voor de
Het is begrijpelijk dat de ramp, die in 1953 het
Zuid-Westelijk deel van ons land trof, thans uit
veler dagelijkse gedachten verdwenen is. Wij leven
snel tegenwoordig en er gebeurt zoveel.
Toch is het goed een ogenblik stil te staan bij de
gevolgen van de ramp. Ën dan wil ik hier speciaal
uw aandacht vragen voor de gevolgen, die de over
stroming met zout zeewater heeft gehad op het
groeiproces van de gewassen, die de boeren in de
geïnundeerd geweest zijnde polders dit jaar hebben
gezaaid en daaraan de vraag vastknopen welke
oogstopbrengsten er voor hen te verwachten zijn.
Men dient allereerst een onderscheid te maken
tussen de verschillende gebieden. Hoewel er waar
schijnlijk moeilijk twee polders gevonden kunnen
worden, waar de overstroming op precies dezelfde
wijze plaats vond, waar het zoutgehalte na droog-
koming precies gelijk was, waar de duur der inun
datie dezelfde was en waar de grondsoorten ge
lijk waren, kunnen wij in grote trekken twee soor
ten gebieden onderscheiden.
In de eerste plaats die polders, welke slechts
betrekkelijk korte tijd geïnundeerd zijn geweest en
waar geen stroomgaten in de dijken zijn ontstaan.
Hier heeft men reeds verleden voorjaar kunnen
inzaaien en men gaf, mede op aanwijzing van de
Rijkslandbouw Voorlichtingsdienst, veelal de voor
keur aan gerst. In het najaar werd nogal wat win
tertarwe gezaaid en voorts werden er dit voorjaar
weer bijna alle gewassen gezaaid van het normale
bouwplan, met uitzondering van stambonen en
erwten en hier en daar werden ook aardappelen
en vlas achterwege gelaten. Wij zien dus in deze
categorie een vergroot graanareaal met daarnaast
nogal wat bieten en verder een bouwplan, dat, be
halve op bovengenoemde punten niet zoveel afwijkt
van het normale.
Onder deze categorie gebieden valt gelukkig het
grootste gedeelte van alle overstroomde polders.
De Zuid-Hollandse eilanden, de Westhoek van Bra
bant en in Zeeland onder andere Tholen, het ge
deelte van Zuid-Beveland, dat aan de ramp ten
offer viel, met uitzondering van de polder Krui-
ningen, de delen van Walcheren, Noord-Beveland
en Zeeuws-Vlaanderen, die geïnundeerd werden en
St. Philipsland.
Hoe zijn hier nu de oogstvooruitzichten?
De leek, die door deze gebieden rijdt, zal ver
moedelijk niet veel verschil zien met droQggeble-
ven gebieden. Hij ziet misschien wat veel graan
gewassen, die op het ogenblik de eerste tekenen
van rijping beginnen te vertonen. Voorts nogal wat
bieten en hier en daar enkele andere gewassen.
Voor de deskundige ligt de zaak toch wel an
ders. Het is alsof alle gewassen wat schraler
staan. Alsof de grond, waarop geteeld werd toch
niet die goede kleigrond is, die hij hier meende aan
te treffen.
Hoewel de opbrengsten nog niet bekend zijn
natuurlijk, kan toch gezegd worden, dat deze ge
wassen geen topopbrengsten zullen vertonen.
Het weer in de achter ons liggende maanden
heeft daar veel toe bijgedragen. Want de conclusie
is gerechtvaardigd, dat de weersomstandigheden
op met zout water overstroomde gronden een nog
veel grotere invloed hebben dan op normale
gronden.
Het najaar van 1953 is uitzonderlijk droog ge
weest, evenals het voorjaar van 1954. Voor de in
gezaaide wintertarwe heeft dit bijvoorbeeld tot ge
volg gehad, dat de opkomst in vele gevallen zoda
nig was, dat slechts uitrijden van het gewas moge
lijk bleek. Het percentage uitrijden of doorzaaien
was op geïnundeerde grond veel hoger dan op
droge grond.
Door het droge en koude voorjaar bleef boven
dien de stand dun en schraal. Het onkruid kon
hierdoor zijn kans waarnemen en opbrengsten van
50 9o van normaal zullen niet uitblijven.
Het droge najaar van 1953 had ook gunstige
kanten. De grond kon droog bewerkt worden en
de gips. het wondermiddel tegen structuurbederf,
kon goed verdeeld worden.
Het droge voorjaar 1954 en de late regens deze
zomer hadden tot gevolg, dat granen en hakvruch-
ten zich nog konden herstellen, maar voor het vlas
kwam de regen te laat.
In het algemeen kunnen wij dus constateren, dat
de stand van de wintergranen en het vlas veel te
wensen overlaat en het zal de vraag zijn of de op
brengst de kosten zal dekken.
Voor de zomergranen en de hakvruchten staat
de toestand er gunstiger voor.
Wij willen hierbij nog opmerken, dat wij slechts
in staat zijn in liet bestek van dit korte radio
praatje. een globaal overzicht te geven. Er zijn in
het gehele overstroomde gebied uitzonderingen op
het zoeven gememoreerde aan te treffen. Uitzon
deringen in gunstige en in ongunstige zin.
Wij willen nu de tweede categorie gebieden be
handelen. Dit zijn die polders, die zolang onder
water hebben gestaan, dat van inzaaien in 1953
geen sprake meer was.
Als zeer sprekende voorbeelden willen wij wijzen
op de polder Kruiningen en op grote delen van
Schouwen en Duiveland.
Mr Schlingemann, gehouden op 20 Juli
A.V.R.O.
Het zou eigenlijk goed zijn als iedere Nederlan
der hier eens een kijkje kwam nemen, al was het
alleen maar om te zien met welke grote moeilijk
heden deze gebieden te kampen hebben.
Het is ook niet zo eenvoudig om voor deze ge
bieden een voorspelling te doen omtrent de oogst
vooruitzichten. Men zou zich er het gemakkelijkste
vanaf kunnen maken door te zeggen dat er geen
vooruitzichten voor 1954 zijn. Maar zo gemakkelijk
is het ook weer niet.
Er is in Kruiningen en in de polders op Schou-
wen-Duiveland door de boeren nog zoveel mogelijk
ingezaaid dit voorjaar. Dit heeft namelijk vele
voordelen. Voor de structuur van de grond en voor
de mentaliteit van de getroffenen.
Gerst is vrijwel het enige gewas.
Maar alvorens over de stand van de gerst iets
te zeggen, moge hier opgemerkt worden, dat in de
eerste plaats in de bedoelde polders nog practisch
weinig ontzilting kon plaats hebben. En in de
tweede plaats waren grote oppervlakten overspoeld
met een laag zand, die op sommige plaatsen een
dikte bereikte van 1.50 m.
Dqt het cultuurtechnisch in orde brengen van
De vraag, of het sedert de bevrijding gevoerde
systeem van beheerste loonpolitiek voor de toe
komst gehandhaafd dient te worden, is ongetwij
feld actueel.
Voor de eerste maal werd deze vraag ter alge
mene discussie gesteld toen de vier industriële
werkgeversverbonden het in Juli van het vorige
jaar nuttig oordeelden een verklaring uit te geven,
waarin bekend werd gemaakt, dat na 1 Januari
1954 hunnerzijds niet meer zou kunnen worden
medegewerkt aan algemene loonmaatregelen, ten
zij zich uitzonderlijke omstandigheden zouden voor
doen.
Deze verklaring werd uitgegeven toen in de
Stichting van den Arbeid overleg moest worden
gevoerd over de loonmaatregelen, welke per 1
Januari j.l. zijn ingevoerd.
Andermaal kwam het vraagstuk van de loon
politiek in het teken der belangstelling te staan,
toen in de Tweede Kamer algemene beschouwin
gen werden gehouden over de Rijksbegroting 1954.
Van verschillende zijden werd aangedrongen op
de invoering van een vrijere loonpolitiek opdat
aldus beter rekening zou kunnen worden gehouden
met de onderling verschillende economische moge
lijkheden per bedrijfstak. Het kwam zelfs tot de in
diening van een motie «motie Romme), waarbij de
Regering werd uitgenodigd om na overleg met het
bedrijfsleven de invoering van een vrijere loonvor
ming te bevorderen. Deze motie werd echter van
de agenda afgevoerd, toen de Regering had mede
gedeeld, dat door haar een rapport over de loonpoli
tiek zou worden voorbereid en bovendien bekend
was geworden, dat ook in de Stichting van den
Arbeid het overleg over de toekomstige loonpolitiek
zou beginnen.
Wij weten niet hoe ver de Regering met haar
studie is gekomen. Wel is inmiddels gebleken, dat
de Stichting van den Arbeid zich aan haar woord
heeft gehouden.
De Looncommissie heeft reeds in November 1953
een begin gemaakt met haar werkzaamheden. On
langs heeft zij haar taak volbracht.
De Stichting heeft het voornemen, haar inzich
ten kenbaar te maken aan de Minister van Sociale
Zaken, waarbij wordt verwacht, dat de Minister na
dien terzake het oordeel van de Sociaal Economi
sche Raad zal vragen.
Gelet op deze gang van zaken is de inhoud van
het rapport van de Stichtingscommissie niet voor
publicatie vrijgegeven.
Intussen is echter komen vast te staan, dat ver
schillende dagbladen van het rapport kennis heb
ben gekregen en de verleiding niet konden weer
staan hieruit publicaties te doen, niettegenstaande
het feit. dat de Stichting met nadruk op het ver
trouwelijke karakter van het rapport heeft gewe-
deze grond voorrang boven alles had, zult U, luis
teraars kunnen begrijpen. Flinke delen moesten
derhalve braak blijven liggen.
Het droge voorjaar tenslotte was funest. Het
zaad bleef vaak droog liggen. De zoutcijfers van
de bodem stegen inplaats van dat zij daalden. Het
stuiven van het zand beïnvloedde alles extra in de
verkeerde richting. De stand van de ingezaaide
gerst en rogge is dan ook uitgesproken slecht. Als
percentage van de geschatte opbrengst mag men
voor de polder Kruiningen en grote delen van
Schouwen en Duiveland dan ook stellen van 0
20 van normaal.
Zoals U gehoord hebt, luisteraars, zijn de gevol
gen van de watersnoodramp voor de boeren nog
geenszins voorbij. Ook in de komende jaren kun
nen nog tal van verrassingen optreden. Dit laatste
voornamelijk wegens de bedorven structuur van de
bodem.
Valt het dit jaar voor sommige streken nog wel
wat mee en zullen er dus weer inkomsten zijn, al
blijven deze achter bij de drooggebleven gebieden,
voor de boeren in Kruiningen en op Schouwen en
Duiveland zal dit jaar slechts zorgen brengen.
Het is gelukkig dat de Overheid via Landbouw-
herstel deze zorgen verlicht.
zen. Wij kunnen dit niet anders dan onbehoorlijk
noemen. De verantwoordelijke redacteuren hebben
blijkbaar door een drang tot het verspreiden van
sensationeel nieuws uit het oog verloren, dat het
officiële overleg in het bedrijfsleven nog moet be
ginnen. Voorts, dat ook de Regering zich terzake
nog niet 'heeft uitgesproken.
Het overleg moet o.i. in een rustige sfeer kunnen
plaats hebben en dient derhalve niet te worden
doorkruist door publicaties, welke aanleiding kun
nen geven tot allerlei voorbarige en vaak onjuiste
conclusies, welke bij het publiek verwachtingen
wekken, welke niet worden vervuld.
Hoe men ook over de beheerste loonpolitiek moge
denken, vast staat, dat dit systeem in de jaren na
1945 uitstekend heeft gewerkt.
De bijzondere omstandigheden der na-oorlogse
jaren maakten het noodzakelijk, dat het loonniveau
in de hand werd gehouden. Aldus kon een belang
rijke bijdrage worden geleverd aan het economisch
herstel van ons land en gezegd mag worden, dat
ons land in dit opzicht in vergelijking met het bui
tenland een goed figuur heeft geslagen.
Dit neemt intussen niet weg, dat tegen de huidi
ge loonpolitiek ook bezwaren kunnen worden aan
gevoerd. Bezwaren, welke in toenemende mate
worden gevoeld nu de economische situatie van ons
land zich in het algemeen gunstig laat aanzien. Eén
der bezwaren kwam hierboven reeds naar voren
n.l. dat met een star geleide loonpolitiek niet vol
doende rekening kan worden gehouden met de eco
nomische en sociale Omstandigheden der onder
scheidene bedrijfstakken.
Een ander bezwaar is, dat de verantwoordelijk
heid voor de vaststelling van de lonen en andere
arbeidsvoorwaarden momenteel in overwegende
mate bij de Overheid berust in plaats van bij het
bedrijfsleven. Een reden, waarom destijds in de
Tweede Kamer het voorstel werd gedaan om de
bevoegdheden van het College van Rijksbemidde
laars te doen overgaan naar de Sociaal Economi
sche Raad.
Het is thans nog te vroeg om te Voorspellen of,
en zo ja, welke wijzigingen de loonpolitiek zal on
dergaan. Het laatste woord hierover is nog lang
niet gesproken en geschreven.
Vooralsnog willen wij volstaan met het uitspre
ken van de wens, dat het te voeren overleg in het
bedrijfsleven en met de Overheid ertoe mag leiden,
dat de keuze valt op een zodanig systeem van loon-
beheersing, dat de lonen op een niveau kunnen
worden gehouden, dat enerzijds voor alle werk
nemers rechtvaardig en redelijk mag worden ge
acht en anderzijds geen afbreuk wordt gedaan aan
de productiviteit, de werkgelegenheid en het even
wicht op de betalingsbalans,
N. A. V.
tegen onkruid in
gras- en graanland
ter bestrijding van
brandnetels en houtige
gewassen zeais bramen
EXPLOITATIE MAATSCHAPPIJ - DEVENTER
i..
Verknjobnar bn Mbo-Depots. Verdugt-AQ*nien en Plaatselijke Coöperatie»
I)E TOEKOMSTIGE LÖÖNËÖËITIEK.