Het kwekerswerk in
—f ife
de Wilhelminapolder
Het Landbouwproefbedrijf „Zeeland'
ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD.
387
Bij de aanvang van het werk, in 1920, meenden
we onze eerste taak te moeten zoeken in het op
nieuw opbouwen van die rassen, die in het Zeeuw
se rassensortiment een belangrijke plaats innamen.
Voor directe verbetering werd op vrij grote
schaal massa-selectie toegepast, maar daarnaast
„werd gelijktijdig met stammenteelt begonnen. Met
de rassen Zeeuwse Blauwe, Bonte, Bravo en Indu
strie werd het eerst een aanvang gemaakt. Het
succes van dit werk is niet uitgebleven, al was de
teleurstelling bij het selectiewerk vaak groot. Dat
deze rassen momenteel geen rol meer spelen heeft
verschillende oorzaken.
De Bravo-teelt werd van Overheidswege verbo
den wegens zijn grote vatbaarheid voor wratziekte.
De Zeeuwse Blauwe en Bonte zijn wel niet offi
cieel verboden, maar werden in 1950 uit de rassen-
lijst geschrapt. Deze ..Bonte" rassen bleken o.a.
smetstofdragers te zijn voor stippelstreepziekte.
Verder heeft de oorlog er aan meegewerkt, dat de
teelt van deze rassen sterk terugliep; de Regering
was niet bereid om deze kwaliteits aardappelen
hoger te betalen dan de grovere, meer opbrengen
de, rassen.
De moeilijk op peil te houden Industrie werd
meer en meer verdrongen door Bintje, Alpha en
Wilpo.
Naast het zeer interessante werk van wederop
bouw van de bestaande rassen werd in 1920 X)ok
begonnen met het opkweken van nieuwe aardappel
rassen, verkregen door kruising. Aanvankelijk
werden op zeer bescheiden schaal circa 500750
zaailingen per jaar gekweekt, nu jaarlijks 3000 en
4000. Als hoofddoel hadden we ons gesteld, zowel
bij het uitzoeken van de kruislings-ouders als bij
de zaailingen, een goed smakende consumptie-aard
appel te kweken, zoals we die kenden in de Zeeuw
se Blauwe, maar met een hoger productievermo
gen, kleiner aantal knollen per plant, minder vat
baar voor de aardappelziekte enz. In de eerste
jaren werd veel gekruist met Zeeuwse Blauwe en
Bravo.
Na enkele jaren beschikten we reeds over een
uitgebreid sortiment. Het bleek al spoedig, dat de
factor „opbrengst" gemakkelijker was te hanteren
dan „de smaak." Slechts een gering percentage
zaailingen had een goede smaak. Nu is smaak
een moeilijk te beoordelen eigenschap. Wel mogen
we heden ten dage constateren, dat geen enkel
nieuw ras de smaak van de Zeeuwse Blauwe even
aart. Maar met de tijd verandert ook de smaak-
beoordeling, vooral als er nog een oorlogsperiode
tussen komt, waarin de bevolking veel en lang
durig slechte kwaliteits aardappelen moest eten.
In 1926 de Bevelander.
In 1926 gelukte het ons een veelbelovende zaai
ling in de handel te brengen „de Bevelander." Het
was een kruising van Preferent X Bravo. Een zeer
goed smakende aardappel met een hoger opbrengst
vermogen dan de toen nog veel verbouwde Bravo,
waarvan de teelt later verboden werd. Zijn onvat
baarheid voor wratziekte en een grote mate van
resistentie tegen Phytophthora waren eveneens
welkome eigenschappen. Van de consument heb
ben we nimmer klachten over de smaak gekregen,
wèl over de knolvorm. De diepogigheid is inderdaad
een bezwaar, vooral bij machinaal schillen.
Na de oorlog is, vooral in Zeeland, de verbouw
sterk afgenomen; een zelfde verschijnsel consta
teerden we ook met de Eigenheimerteelt. Opval
lend veel Bevelander-verbouw treft men nu nog
aan in de Betuwe en in Noord-Holland, speciaal
Haarlemmermeer- en IJpolders.
In 1939 brachten we een Industrie-vervanger op
de markt, „Wilpo" genaamd. Aanvankelijk leek dit
ras de Industrie te kunnen vervangen, maar de
betere smaak die toch een winstpunt moest be
tekenen was als Industrie-vervanger weer een
nadeel. De Industrie-etende bevolkingsgroep was
gewoon aan een stijve aardappel op schotel, maar
de Wilpo was hun iets bloemig.
Zo ziet men, het zijn vaak kleinigheden, die een
ras kunnen bevoor- of benadelen. Trouwens over
smaak en kookeigenschappen Wordt plaatselijk
zeer verschillend geoordeeld.
Schema van het veredelingswerk.
De teelt van de le-jaars zaailingen wordt meer
en meer verschoven naar de potcultuur in de kas.
Door het luisvrij houden van de kas kan een ge
zondere nateelt verkregen worden dan wanneer
de jonge plantjes vanuit de kas in de volle grond
worden overgebracht. Vele le-jaars zaailingen gaan
door besmetting op het veld te vroeg verloren.
Bij deze methode wordt van elke plant maar één
knol verzameld, maar het is mogelijk om 2 oogsten
in één jaar te verkrijgen.
In de eerste jaren sneuvelen 7090 van de
zaailingen. Vele 2e en 3e-jaars sneuvelen bij het
laboratoriumonderzoek te Wageningen op wrat
ziekte. Van de beste 3e en 4e-jaars zaailingen
wordt vervolgens een opbrengstproefveld aange
legd. De beste, die dan naar voren komen, gaan
voor verdere beproeving naar de observatieproef
velden op klei-, zand- en veengrond. Op deze proef
velden komen alle veelbelovende zaailingen van de
Nederlandse kwekers. De beste zaailingen van
deze proefvelden gaan dan voor verder onderzoek
naar Oostwold, waar veldonderzoek op wratziekte
en cultuurwaarde plaats vindt. Resistentie-onder-
zoek op aaltjes en schurftvatbaarheid vindt plaats
op speciaal uitgezochte proefterreinen. Het onder
zoek van de zaailingen buiten het eigen bedrijf
Dit bedrijf gaat uit van de Keuringsdienst Zee
land in samenwerking met de Rijkslandbouwvoor-
lichtingsdienst.
De grondsoort op dit 13 ha grote proefbedrijf
is lichte, kalkrijke jonge zeekleigrond en is dus
te vergelijken met de meeste jonge polders in
Zeeland.
De resultaten van de proeven zijn dan ook vooral
voor deze gronden van belang.
Vanwege de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst
worden hier elk jaar rassenproeven aangelegd van
vrijwel alle voor onze provincie van belang zijnde
gewassen, welke op deze grond thuishoren. Dit zijn:
winter- en zomertarwe, gerst, haver, erwten, stam-
bonen, vlas, maanzaad, aardappelen, uien en suiker
bieten.
Verder worden er steeds ziektenbestrijdingsproe-
ven aangelegd in samenwerking met de Planten-
ziektenkundige dienst of andere instellingen.
Voor de Keuringsdienst Zeeland worden hier in
het bijzonder de controleproeven van aardappels
en zaaizaad aangelegd. Verder verschillende proe
ven, die met de keuring van zaaizaad en pootgoed
verband houden, o.a. zaaizaad-ontsmettingsproe-
ven en demonstratie van zieke en afwijkende aard
appels.
Speciaal voor de controle van het pootgoed in
hetzelfde jaar is in 1952 een nieuwe kas gebouwd,
met gelegenheid om de kiemrust van het pootgoed
te breken.
Kort na het looftrekken kunnen we het pootgoed,
na een speciale behandeling, reeds weer opkweken
tot kleine plantjes, welke op gezondheid beoordeeld
worden.
Om enkele resultaten van de afgelopen jaren te
noemen, kunnen we wijzen op de goede resultaten
met de erwtenteelt. Toen in 1943 de meest ver
bouwde groene erwtenrassen Unica en Mansholt
G. E. K. een misoogst gaven door de voetziekte-
aantasting, bleek op onze proefvelden dat het toen
nog nieuwe ras Rondo hiertegen zeer sterk was
en een vrijwel normale opbrengst gaf. Hetzelfde
herhaalde zich in 1948. De practijk was toen ge
lukkig reeds vrijwel overgeschakeld op Rondo.
Ook de bladrandkeverbestrijding heeft sinds 1948
veel bijgedragen tot verhoging van de erwtenop
brengst. Het bespuiten op het juiste tijdstip bleek
hierbij van veel belang te zijn.
De teelt van stambonen bleek
door het bestrijden van de vet
vlekkenziekte en vlekkenziekte
veel minder riskant te zijn dan
vroeger. Voor de eerste ziekte
is koper het aangewezen middel;
voor de laatste ziekte de zink-
carbamaten.
De rassenproeven van suiker
bieten worden elk jaar op drie
tijdstippen gerooid, n.l. bij de
eerste levering, midden in de
campagne en zo laat mogelijk
om alle rassen op hun vroeg
rijpheid te kunnen beoordelen.
Uit de zaaitijdenproeven met
Kleinwanzleben en Kühn P
bleek duidelijk, dat de vroege
zaai ook overdreven kan wor
den. De tweede helft van Maart
bleek voor ons wel de meest ge
wenste zaaitijd voor bieten te
zijn.
Ook van andere gewassen, zo-
gaat door bemiddeling van het Instituut voor ras-
senonderzoek te Wageningen.
Van de Stichting voor Plantenveredeling te Em-
meloord kunnen we nu ook aardappelzaad en klo
nen verkrijgen. (Klonen zijn aardappelen verkre
gen van planten, die uit zaad zijn opgekweekt.)
Deze nog jonge „Stichting" is nu reeds tot grote
steun van de aardappelkwekers gebleken. Zij be
schikt over grote collecties geniteurs, die resistent
zijn voor Phytophthora, aardappelmoeheid, kringe-
righeid, mozaïekvirussen enz.
De eisen, die tegenwoordig aan een nieuw aard
appelras worden gesteld, zijn zeer groot. Ook het
buitenland komt met steeds betere rassen. Vooral
ook als exporterend land zullen we rassen moeten
kunnen aanbieden, die passen in het klimaat, waar
in ze geteeld worden. Vandaar, dat, de kwekers
bepaalde zaailingen laten beproeven in warme,
droge en vochtige klimaten. Enkele kweekbedrij-
ven hebben met, dit buitenlands onderzoek al suc
ces geboekt.
Om in de naaste toekomst met nog groler succes
le kunnen concurreren zal het nodig zijn, dat van
kwekerszijde meer exportrassen op de markt wor
den gebracht. Natuurlijk moet aan de gezondheids
toestand van het. ras, sortering en embaliering de
grootst mogelijke zorg worden besteed.
F. DE GROENE.
als wintertarwe, zomertarwe, gerst, vlas, maan
zaad en stambonen, zijn meermalen zaaitijdenproe
ven aangelegd.
Vrijwel steeds bleek de opbrengst sterk achter
uit te gaan bij een latere zaai. Enkel stambonen en
suikerbieten kunnen ook te vroeg worden gezaaid.
Bij wintertarwe is de kans op een goed gewas
het grootst bij een zaaitijd tussen 10 en 20 October.
Een latere zaai geeft vooral bij dit gewas een veel
grotere risico.
Door het uitwinteren van vele tarwerassen blijkt
nu weer zeer duidelijk de grote waarde voor de
practijk van het wintervaste ras Heine's VII. Dit
ras heeft vanaf het eerste jaar (1949) op onze
proefvelden zeer goed voldaan.
Van aardappelen komen er ook steeds nieuwe
veelbelovende rassen, maar het blijkt zeer moeilijk
het in onze provincie meest geteelde en voor con
sumptie meest gevraagde ras Bintje, te verdringen.
Naast het kweken van yoor aardappelziekte on
vatbare rassen, zoeken we ook nog steeds naar de
beste bestrijdingsmiddelen tegen deze ziekte.
Ook verschillende bewaarmethoden van het poot
goed zijn vergeleken. Hierbij bleek, dat een bewa
ring in een koelhuis met buitenlucht-koeling en
voorkiemen met kunstlicht vrijwel evengoed was
als bewaring in een glazen poterbewaarplaats.
De behandeling met chemische middelen stelde
steeds teleur. Voor bewaring van consumptie-aard
appelen lijkt hierin veel meer perspectief te zitten.
Sinds 1938 worden elk jaar op het vlas de nieuw
ste bestrijdingsmiddelen tegen thrips (kwade kop
pen) beproefd.
Bleek vóór 1940 Derris het beste middel te zijn,
later werd dit D. D. T., hierna H. C. H. en nu Para-
thion en Dieldrin.
Vooral de smaakbeïnvloeding van aardappels,
welke na vlas geteeld worden, pleit voor het ver
dwijnen van H. C. H. op vlas.
Jaarlijks komen er 2000 tot 2500 bezoekers. Vóór
de ramp waren hiervan ongeveer de helft Belgen.
Uit Zeeland varieert het bezoek tussen 700 en 1000
personen.
De mooiste tijd voor het bezoek zijn de maanden
Juni en Juli, terwijl in Augustus en September de
na-contröle van het pootgoed bekeken kan worden.
W.
Het landbouwercvf bedrijf Zeeland