De combinatie landbouwer-fruitteler hqlato* 3NOURY&S LANDE s 391 Toen kort na de oorlog de fruitprijzen hoog lagen, waren vele landbouwers genegen een deel van hun grond te bestemmen voor fruitteelt. Thans zijn de rollen omgekeerd; de risico's aan de fruitteelt ver bonden zijn zeer hoog, de prijzen vertonen een sterk dalende tendenz en de financiële uitkomsten in de landbouw lijken veel stabieler. Zodat veel fruittelers die een oud bedrijf gerooid hebben, of door inundatie verloren, met de gedachten spelen over te schakelen, of althans een deel voor het telen van landbouw producten te bestemmen. In het algemeen gesproken hebben we in ons land geen behoefte aan uitbrei ding van het fruitareaal. Hiervoor zijn verschillende redenen aan te voeren. GEEN UITBREIDING, WEL KWALITEIT Ons land is van een fruit-importerend land een fruit-exporterend land geworden. Deze export op gang te brengen en te houden kost zeer veel moeite, door de handels-politieke belemmeringen. Fruit is nu eenmaal een zwak product in het exportpakket. In de Benelux spelen nog heel andere factoren hierbij een rol. De ons omringende landen hebben hun fruitareaal aanzienlijk uitgebreid; vooral Italië is een grote concurrent op de buitenlandse markten. De aanplant van citrus fruit is aanmerkelijk toe genomen, terwijl het niet denkbeeldig is, dat Ame rika te zijner tijd weer op de Europese markt ver schijnt. Tengevolge van de rooiactie, door de Neder landse Fruittelers Organisatie gevoerd en voor een veel geringer deel door de overstromingsramp van verleden jaar, zijn vele oude boomgaarden opge ruimd. Waarvoor ten dele moderne jonge boom gaarden, die weer hoge opbrengsten kunnen geven, herplant zullen worden. De boomgaarden, die kort na de oorlog geplant werden, zijn nog lang niet in volle opbrengst, zodat uit dien hoofde nog een stij ging van de productie verwacht kan worden. Aan uitbreiding is dus geen grote behoefte. Wel echter aan kwaliteitsfruit om de concurrentie op de buiten landse markten te kunnen volhouden. Toegegeven dient te worden dat kwaliteitsfruit gemakkelijker en goedkoper in jonge boomgaarden geteeld kan worden, dan in oude. Verjonging en vernieuwing van oude boomgaarden is dan ook wel zo belangrijk als uitbreiding. MOGELIJKHEDEN EN MOEILIJKHEDEN VAN COMBINATIE Uit een oogpunt van risicospreiding is het zowel voor landbouwer als voor fruitteler aantrekkelijk, voor zover de omstandigheden het toelaten, beide takken van bedrijf te beoefenen. Toch moeten de bezwaren, die aan deze bedrijfsvoering verbonden zijn,, niet onderschat worden. Dit wijst de praktijk Oude Hoogstam boomgaard met onderteelt van Kruisbessen trouwens wel uit; de ervaringen met de combinatie opgedaan zijn, op enkele uitzonderingen na, niet gunstig. De landbouw zowel als de fruitteelt zijn zeer gespecialiseerde takken van bedrijf en het zal niet vaak voorkomen dat één persoon beide goed beheerst. Wanneer een landbouwer er toe over gaat een boomgaard te planten, zal hij als regel een prima vakman aanstellen tot voorman om het boom gaard-gedeelte tot zijn recht te doen komen. De eisen die gesteld moeten worden aan dé vakbe kwaamheid van de arbeiders in de beide takken van bedrijf zijn geheel verschillend. Het is niet gewenst arbeiders die zich door het volgen van lager tuin- bouwonderwijs en cursussen gespecialiseerd hebben in de fruitteelt, in tijden dat het in de boomgaard minder druk is, maar zonder meer aan het landwerk te zetten. Ze voelen dit als een degradatie van hun werk, waardoor licht wrijvingen kunnen ontstaan die de arbeidsprestaties niet ten goede komen. Het eist veel overleg en inzicht van de ondernemer om de arbeiders, zonder sociale spanningen te veroor zaken, daar in te zetten waar de bedrijfsomstandig heden het nodig maken. Ook de mechanisatie stelt eigen eisen en het zal veelal onmogelijk zijn de werktuigen die volledig voldoen in de ene tak van bedrijf te gebruiken in de andere. Het geldt zowel voor de werktuigen als voor de tractoren; een compromis tussen de ver schillende eisen levert vaak een product- op dat weinig voldoening geeft. Dit betekent dat aan de financiën hoge eisen gesteld worden, doordat er veel geïnvesteerd moet worden in werktuigen en tractoren. Wanneer niet overgegaan wordt tot de bouw van een koelhuis, behoeft dé tijdelijke opslag van fruit niet veel te kosten. Een open hangar, met een verharde bodem tegen optrekken van vocht en een afdekking van boven tegen regen is dan al voldoende. Wanneer men in de winter kans ziet het daar opgeslagen fruit te beschermen met een laag karton en stro, kan het zelfs wel een paar graden vorst doorstaan zonder nadelige gevolgen. In de praktijk zal het wel zo zijn dat men het risico van vorst niet neemt en het fruit in 't najaar en 't begin van de winter opruimt. Waarna de werktuigen, na schoonge maakt en ingevet te zijn, een onderdak vinden in de hangar voor de tijd dat ze niet in ge bruik zijn. HET PERSONEELS VRAAGSTUK. Een belangrijke voorwaarde voor het slagen van het bedrijf is de aanwezigheid van voldoen de geschoold personeel, zowel mannelijk als vrouwelijk. Dit geldt niet alleen voor het perso neel in vaste dienst, dat wel uit sluitend mannelijk personeel zal zijn, maar ook voor het losse personeel. Juist in de fruitteelt zijn de twee belangrijke toppen in het werk nog niet gemecha niseerd en voor beide het dunnen en het plukken van het fruit heeft men geschoold los personeel nodig. Valt dit samen met veel werk in de landbouw, dan is dus een eerste voorwaar de dat er voldoende los perso neel aanwezig is. Is dit niet het geval en moet het door middel van een autobus van verre ge haald worden, of door het be talen van zwarte lonen worden aangetrokken, dan is het zeer de vraag of de combinatie land- bouw-fruitteelt wel wenselijk is. De opvatting van degene die met de leiding belast is, speelt eën grote rol. Vaak zal hij een voorkeur hebben hetzij voor 'het la'hdbottwgedeélte, "hetzif veov de fruitteelt. Is het in beide delen druk, dan zal de neiging bestaan dat deel waarnaar de voorkeur uitgaat als het belangrijkste te zien. Dit gaat ten koste van het andere met alle gevolgen van dien. HET KLEINE BEDRIJF HEEFT ZN EIGEN MOEILIJKHEDEN Is bij het grote bedrijf door een verantwoorde mechanisatie en doordat het extensief ingesteld is altijd nog wel een gedeeltelijke oplossing te -vinden voor de arbeidsproblemen, geheel anders liggen, deze verhoudingen in het kleine bedrijf, dat alleen door intensieve bedrijfsvoering of door het voortbrengen van veredelde producten tot redelijke uitkomsten kan komen. Bij het kleine bedrijf is het veel moei lijker te beoordelen of het raadzaam is een gedeelte te bestemmen voor de fruitteelt. Hierbij spelen zeer veel factoren een rol, die gedeeltelijk dezelfde zijn als bij het grote bedrijf, doch ook gedeeltelijk in een heel ander vlak liggen. Op het kleine bedrijf zal de landbouwer trachten zoveel mogelijk betaalde arbeidskrachten uit te sparen, door het werk met eigen gezinsleden te doen. Gaat hij op een perceel intensief fruitteélt beoefenen, hoe komt hij dan met zijn arbeidsverdeling te zitten Zou hij meer gebruik moeten maken van betaalde arbeidskrach ten, dan gaat weer een deel van zijn te verwachten grotere inkomsten verloren. Neemt hij geen betaalde krachten, lijdt het ene dan niet onder het andere Hoe is het gesteld met de vakkennis Heeft reeds één van zijn zoons een opleiding in fruitteeltkennis gevolgd, of is van plan er een te volgen Voorop gesteld natuurlijk, dat er één of meer zoons zijn. Is de man voldoende kapitaalkrachtig Ik heb slechts enkele van de vele problemen aangestipt die nodig zijn om te beoordelen of het verstandig is een deel van het bedrijf voor de fruitteelt te bestemmen. In het bovenstaande heb ik zeker niet alle pro blemen behandeld, die zich voordoen wanneer een landbouwer een deel van zijn grond bestemt voor de fruitteelt. Wel meen ik aangetoond te hebben dat hij met zeer veel factoren rekening moet houden en dat hij zich wel zeer duidelijk de consequenties mag realiseren. De financiële uitkomsten van een fruitteeltbedrijf wisselen zeer sterk, veel sterker dan thans in de landbouw het geval is en dit stelt aan de financiering veel hogere eisen. Kersenboomgaard in volle bloei. MIST LANDBOUWER-FRUITTELER DE PRIKKEL Zoals ik reeds in het begin van mijn artikel schreef, kost het veel moeite om de export op gang te houden, vooral in de jaren waarin de productie in eigen land en in de ons omringende landen, Italië inbegrepen, zeer hoog is. Wanneer de maat regelen in die landen waarop onze export gericht is, om monetaire of andere redenen nog verscherpt worden ter bescherming van eigen producenten, zullen alleen de zeer goed geleide jonge moderne bedrijven een kans op redelijke bedrijfsuitkomsten geven. Als bij de landbouwer-fruitteler de finan ciële resultaten ten gunste van het landbouw- gedeelte komen, zal hij steeds minder geneigd zijn grote kosten ten laste van zijn boomgaard te maken, teneinde de kwaliteit en de kwantiteit nog op te voeren. Hij mist de prikkel van de beroepsfruitteler om het uiterste er uit te halen, teneinde zich een bestaan te verschaffen. Hij zal liever zijn geld in de landbouw investeren en trachten hiervan kwa liteit en kwantiteit op te voeren en die maatregelen nemen die een goedkopere productie waarborgen. Zelfs zal hij, wanneer onverhoopt de financiële uit komsten van zijn boomgaard ver achter blijven, de mogelijkheid overwegen deze te rooien. Ook al brengt dit een groot kapitaalsverlies mede. Uiter aard zal hij dit niet dadelijk doen maar eerst enige tijd aanzien of de omstandigheden niet beter wor den. Dat deze gang van zaken de fruitteelt niet ten goede komt spreekt vanzelf; het gaat ten koste van de beroepsfruitteler. Het bovenstaande samenvattende kom ik tot de conclusie dat de fruitteelt als onderdeel van het landbouwbedrijf zeer wel mogelijk is, maar of dit uit een oogpunt van algemeen belang wenselijk is, blijft op zijn minst twijfelachtig. Wolf aartsdijk. J. KAKEBEEKE. '-01 3m tegen onkruid in gras- en graanland ter bestrijding van brandnetels en houtige gewassen zoals bramen EXPLOITATIE MAATSCHAPPIJ DEVENTER YsfRniskfiftL.-bilJabo-Depots. Verdugt-Agenten er» Plaatselijk® Coöperatie».

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1954 | | pagina 11