DE BEKALKING VAN GRASLAND.
nolmo*
NOURY&SLANDE's
INSTALLATIE COMMISSIE WELZIJN
TEN PLATTELANDE.
yOLACHÏÉT
354
ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD
Het regelmatig bekalken van grasland wordt in ons land nog veel te weinig toegepast. Men
is van het nut van een dergelijke maatregel dikwijls nog niet overtuigd, terwijl men soms na
delige gevolgen vreest, omdat deze in het verleden herhaaldelijk door een ondoelmatige bekal-
king werden veroorzaakt. Bij een juiste toepassing en bij een juiste keuze van de meststof be
hoeft hiervoor echter in het geheel geen gevaar te bestaan.
Voor het onderhouden van een goede kalktoestand voor grasland of het op peil brengen ervan
zijn inderdaad verschillende goede redenen aan te voeren. Het belangrijkste achten wij de ver
betering van de kwaliteit van het grasbestand, terwijl natuurlijk ook de minerale samenstelling
en het opbrengstniveau van belang zijn.
Het is een gelukkige omstandigheid, dat door
een doelmatige bemesting de groei van goede
grassen sterk kan worden bevorderd en van
slechte grassen en onkruiden kan worden geremd.
Bij deze beïnvloeding van het grasbestand nu
speelt de kalk mede een belangrijke rol.
Uit diverse onderzoekingen, o.a. van Dr. D. M.
de Vries en ook uit eigen proefnemingen is ge
bleken, dat de goede grassen vrijwel alle een
goede kalktoestand verlangen, terwijl de slechte
grassen vaak reeds met een slechtere kalktoestand
genoegen nemen, ja, soms zelfs kalkschuw zijn.
Enkele voorbeelden van kalkschuwe, slechte gras
sen zijn reukgras, struisgras, fiorin en witbol.
Komen deze grassen veel voor, dan wijst dit als
regel op een te lage pH. Een kalkbemesting zal
deze grassen in het bestand geleidelijk doen ver
minderen. Ook de overige bemesting moet daarbij
goed in orde zijn, vooral de fosfaat- en de stikstof
bemesting. Enkele goede kalkminnende grassen
zijn: Engels raaigras, beemdlangbloem, timothee-
gras, veldbeemd- en ruwbeemdgras en kropaar.
Verschillende onkruiden krijgen door bekalking
eveneens minder kans zich te ontwikkelen, vaak
ook al, omdat de zode van een goed grasbestand
behoorlijk gesloten is. Helaas zijn er echter ook
enkele, die van een betere kalktoestand profiteren.
De voornaamste hiervan is de paardebloem. Door
een oordeelkundige graslandbehandeling is dit on
kruid echter wel te beheersen. Over het algemeen
genomen kan men dus een belangrijke invloed in
de richting van een goed graslandbestand uit-
Vervolg van pag. 353.)
In de practijk zal men bij het streven naar ver
hoging van de graslandproductie dienen te waken
tegen te geforceerde en vooral eenzijdige stikstof
bemestingen, waardoor de verhouding tussen eiwit
en mineralen gestoord wordt (o.a. gevaar voor
kop- en kalfziekte).
Hetzelfde geldt voor de kaligiften, waardoor de
normale verhoudingen, o.a. tussen natrium, kali,
kalk en magnesium, in het lichaam van het vee
kunnen worden verstoord.
3. Een goede weide vormt een bron van diverse
vitaminen, welke de omzet en benutting in het
lichaam de andere voederbestanddelen in goede
bonen moeten leiden.
Een deel van deze vitaminen komen als zodanig
in actieve vorm voor in het gras, een ander deel
wordt na opname in het lichaam geactiveerd tot
de noodzakelijke functies.
Voor rundvee en schapen kan een goede weide
onder alle omstandigheden een volledig voedsel
opleveren. Zeer jong gras .geeft echter enige eiwit-
verspilliag. Bij een goed opgezette omweiding of
nog meer intensieve rantsoenbeweiding, zal men
niettemin de melkproductie waarvoor een be
langrijke hoeveelheid eiwit en evenwichtige mine
ralen- en vitaminen-voorziening vereist is sterk
kunnen stimuleren. Paarden vragen naast groen-
voeder, speciaal bij zware arbeid, ook droog voe
der, deels in de vorm van eiwitarm krachtvoer.
Zonder twijfel vervult gras bij de" varkensvoeding
een belangrijke rol, al kan men niet alleen hier
mede volstaan.
Onontbeerlijk is groenvoeder waarvan gras
weer de voorkeur verdient voor fokvarkens
(dragende en zogende zeugen), maar heeft tevens
een uitgesproken nuttig effect bij jonge varkens
en mestvarkens.
Het bovenstaande is bedoeld als een aansporing
om alle aandacht en zorg aan het weiland te be
steden in het belang van een gezonde en voordelig
producerende veestapel.
De voeding op een bedrijf is doelmatiger naar
mate zij in sterker mate kan steunen op het wei
land en de grasland producten (goed-gewonnen
hooi, kuil en eventueel kunstmatig gedroogd gras)
in de winterrantsoenen.
Alle factoren die een veestapel meer winstgevend
maken, worden er door bevorderd: royale eiwit
voorziening van eigen bedrijf hetgeen goedkoop
is ter stimulering van het groeivermogen en de
productie benevens handhaving van een opti
male gezondheid en vruchtbaarheid door een even
wichtige opname van onmisbare hulpstoffen (mi
neralen en vitaminen).
Op vele Zeeuwse bedrijven is slechts een mini
male oppervlakte weiland .aanwezig. Opvoering
van de productie hiervan door verantwoorde maat
regelen, waarbij ook de moderne beweidingstech
niek niet kan worden gemist, is, voedertechnisch
gezien, een eis van de eerste orde.
De Rijksveeteeltconsulent,
Ir W. L. HARMSEN.
oefenen door te zorgen voor een goede kalk
toestand van de grond.
De invloed van de bodemtoestand op de voe-
derwaarde en de minerale samenstelling van het
gras is een ander belangrijk punt. Helaas is hier
over nog veel te weinig bekend. Uit enkele
onderzoekingen is gebleken, dat een slechte kalk
toestand een ongunstige minerale samenstelling
van het gras tot gevolg had, maar het verband
tussen kalktoestand en minerale samenstelling is
dikwijls ook weinig duidelijk. Het kalkgehalte
van het gras is moeilijk te beïnvloeden en wordt
door een bekalking gewoonlijk slechts weinig ver
hoogd, maar wel kan de verhouding tussen de
verschillende minerale bestanddelen er gunstig
door worden beïnvloed. Zo kan overmatige kali
opname door de aanwezigheid van voldoende kalk
worden geremd. Over het algemeen kan wel ge
zegd worden, dat bij een goede kalktoestand van
het grasland de kans op een evenwichtige mine
rale voeding van het vee groter is, dan bij een
te lage kalktoestand.
De verbetering van het opbrengstniveau door
het op peil brengen van de kalktoestand is dik
wijls moeilijk vast te stellen. Het is een proces,
dat zich zeer geleidelijk voltrekt. Bij het toe
dienen van te veel kalk ineens kan zelfs tijdelijk
een achteruitgang in opbrengst optreden. Aan de
andere kant zijn er, vooral ook uit het buitenland,
vele voorbeelden bekend van een duidelijke op
brengststijging door bekalking.
Alle overwegingen tesamen maken het duide
lijk, dat aan de kalktoestand van grasland wel
degelijk alle aandacht moet worden besteed.
Grondonderzoek zal ook hier de weg moeten
wijzen.
Voor blijvend grasland neemt men in het al
gemeen aan, dat een pH-KCl 5,0 voldoende is
voor alle grondsoorten (dit peil dient gehand
haafd te worden door regelmatig om de 2 a 3 jaar
een lichte bekalking toe te passen. Red.). Voor het
inzaaien van gras stelt men echter hogere eisen,
omdat de goede grassen anders geen voldoende
voorsprong kunnen krijgen op minderwaardige
grassen en onkruiden (voor kleingrasland een pH-
KC1 van 6,4 Red.). Dit wijst erop, dat de optimale
pH voor de goede grassen bij 5,0 eigenlijk nog niet
is bereikt. Ook uit de resultaten, die met kunst
weiden werden verkregen, is dit bekend.
In de practijk doen zich bij de bekalking van
grasland enkele speqiale moeilijkheden voor. In
de eerste» plaats mogen er géén grote hoeveel
heden kalk in één keer gegeven worden en ten
tweede is er geen gelegenheid om de kalk goed
door de grond heen te werken, tenzij men het
grasland scheurt. Na een bekalking van het gras
land zal een wijziging in het grasbestand in de
richting van betere soorten zich gewoonlijk slechts
langzaam voltrekken. Mede in verband met dit
feit is een te grote, schoksgewijze verandering
in de kalktoestand ongewenst te achten. Zijn
veel kalkschuwe, slechte grassen aanwezig, dan
moeten deze geleidelijk worden vervangen, Zodat
de goede grassen tijd en gelegenheid krijgen hun
plaats in te nemen. Verdwijnen de slechte grassen
te snel door een grote kalkgift, dan kan hierdoor
een holle zode ontstaan, die door het vee gemak
kelijk wordt stuk getrapt. Daarom mag op gras
land, om de gedachten te bepalen, niet meer dan
1000 a 1500 kg van een kalkmeststof per ha tege
lijk gegeven worden en van schuimaarde niet
meer dan circa 4 a 5 ton. (Door de R.L.V.D. te
Goes zijn giften tot 10 ton geadviseerd, terwijl
hiervan geen nadelige gevolgen bekend zijn. Red.).
Dit wijst er meteen op, dat verwaarlozing van
de kalktoestand op grasland moeilijker goed te
maken is dan op bouwland. Op het laatste toch
kan men door een grotere gift in één keer voor
een snel herstel zorgen, terwijl hiervoor bij gras
land enkele jaren nodig zijn. Het verdient ook
aanbeveling, dat op korte termijn nagegaan wordt,
in hoeverre het bijzaaien van goede grassen in
een slecht grasbestand na een bekalking de over
gangsperiode kan verkorten. In het buitenland
zijn hiermede goede ervaringen opgedaan.
Een volkomen gelijkmatige verdeling van de
kalkmeststoffen over de grond is niet alleen bij
bouwland, maar ook bij grasland een noodzaak. De
keuze van de kelkmeststof en de wijze van aan
wending zijn dan ook van groot belang, omdat de
kalk slechts moeilijk of vrijwel helemaal niet inge
werkt kan worden. Een fijn, goed strooibaar pro
duct laat zich gemakkelijk gelijkmatig over de
grond verdelen. Ook zullen fijne meststoffen ge
makkelijker oplossen en in de grond dringen met
het regenwater. Dat bij voorkeur met een kunst
meststrooier moet worden uitgestrooid spreekt
welhaast vanzelf.
Bij onregelmatige verdeling van de kalk zal op
de plekken, waar te veel terecht kwam een holle,
losse zode kunnen ontstaan en in ernstige gevallen
zelfs kale plekken. A?n de andere kant zullen er
dan ook plaatsen zijn die weinig of niets krijgen en
waar de toestand dus even slecht blijft als ze was.
Voor schuimaarde moet men voor het uit
strooien van deze betrekkelijk kleine hoeveelheden
zeer zorgvuldig te werk' gaan. Met een mestver-
spreider zijn goede resultaten te bereiken.
Wat betreft het tijdstip van toediening van
kalkmeststoffen zijn de mogelijkheden voor gras
land veel ruimer dan op bouwland. Iedere keer,
nadat het grasland afgeweid of gehooid is, kan een
bekalking (behalve met landbouwpoederkalk) toe
gepast worden, dus practisch het gehele jaar door.
Het snelste effect en het beste rendement krijgt
men echter wanneer er veel actief leven in de
grond is van bacteriën, wormen, insecten enz.
Er ontstaat dan veel koolzuur in de grond en dit
koolzuur is nodig om de kalkmeststoffen in op
lossing te brengen, zodat ze met het regenwater
in de grond kunnen dringen. Dit verklaart tevens,
dat naast de fijne, droge en dus snelwerkende en
goed verdeelbare kalkmeststoffen, ook schuimaarde
op grasland uitstekend voldoet. Deze meststof be
staat uit zeer fijne kalkdeeltjes, maar door het wat
hoge vochtgehalte is ze niet altijd gemakkelijk
strooibaar. Schuimaarde bevat echter gemakkelijk
aantastbare organische stof. Bij de snelle afbraak
hiervan ontstaat veel koolzuur, waardoor het op
lossen van de koolzure kalk sterk wordt bevorderd.
Samenvattend kan over het tijdstip van de gras-
landbekalking gezegd worden, dat deze bekalking
vrijwel het gehele jaar mogelijk is. In de warme
maanden, wanneer er veel leven in de grond is,
dus de maanden Mei tot en met half October zijn
de omstandigheden echter bijzonder gunstig.
Vanzelfsprekend kan echter, bij goede weers
omstandigheden, het grasland ook in de vroege
voorjaarsmaanden en laat in de herfst bekalkt
worden, alhoewel de bodemomstandigheden dan
gewoonlijk niet op hun gunstigst zijn.
Zwolle, Mei 1954.
STICHTING „NEDERLANDSCH
LANDBOUW KALK BUREAU".
„Er is een sterke band tussen de bedrijfsvoering
en de levensomstandigheden van boeren, land
arbeiders en plattelandsjeugd. Bij het vele con
tact dat het Ministerie van Landbouw met de agra
rische bevolking heeft, ontmoeten wij -telkens
vraagstukken van maatschappelijke aard. Het zal
de taak van deze Commissie zijn, klaarheid over
dergelijke problemen te verschaffen en wegen tot
•oplossingen aan t,e geven", aldus betoogde Minister
Mansholt bij de installatie van deze commisie op 19
Mei 1954.
De Minister vergeleek de Commissie met een
gesprekcentrum, dat echter daden moet voorstel
len. Voor verbetering van de outillage der be
drijven heeft de overheid reeds veel gedaan. Bij de
beoordeling van de levensomstandigheden is ech
ter een leemte, die opgevuld moet worden.
Woningtoestanden, voorziening van electriciteit
en waterleiding ten plattelande laten nog veel te
wensen over.
De Commissie Welzijn ten Plattelande zal de
wijze en de wegen naar instanties en organisaties
moeten vinden om deze vraagstukken, die buiten
de normale sfeer van de overheid liggen, op te los
sen. De Commissie zal haar werkwijze aan de
hand van de practijk zelf moeten zoeken.
tegen onkruid in
gras- en graanland
ter bestrijding van
brandnetels en houtige
gewassen zoals bramen
EXPLOITATIE MAATSCHAPPIJ - DEVENTER
Verkrijgbaar bij Jebo-Depots, Verdugt-Agenten en Plaatselijke Coöperaties.