Ook in grasland: Onkruidbestrijding Drinkwatervoorziening van het vee. 352 ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD. Hefc is met de benaming- „onkruiden" eigenlijk een vreemd géval. Want wat de één onkruid noemt vindt de ander mooi of nuttig. Men zegt wel: Onkruiden zijn planten die staan op een plaats waar ze niet behoren. Maar daarmee is men er nog niet. In onze landbouwgewassen gaat het wel op. De grens tussen het gewas en de onkruiden is daar scherp te trekken. De schade door een sterke onkruidbezetting komt daar meestal ook duidelijk en op korte termijn naar voren. Dit is ook wel de oorzaak van het, feit dat iemand die veel on- kru. op zijn bouwland heeft, spoedig de naam heeft een „vuile boer" te zijn. Heeft hij echter naar vei houding net zoveel boterbloemen in zijn grasland, dan vindt nog menigeen dat eigenlijk niets bijzonders. En toch, ook in grasland staan daar de distels, enz. op een plaats waar gras moet groeien. Een landbouwjvcwas dat concurrentie ondervindt doordat ze licht, vocht en voedsel wegnemen kan geen topopbrengst geven. In grasland moet men het gras zien als het gewas. Ook daar moeten de g roeioi: negheden zo gunstig mogelijk gemaakt worden en dient concurrentie van onkruiden uit geschakeld te worden. Steeds moet een goede verzorging, ontwatering, doelmatige bemesting, ontweiden, enz. op de voorgrond staan. Al deze maatregelen hebben evenals op bouwland tot doel de ontwikkeling van het gewas'te bevorderen en die van onkruiden zoveel mogelijk tegen te gaan. EEN GOED GESLOTEN ZODE. Bovengenoemde maatregelen geven op de duur een beter gesloten zode waarin het onkruid min der kans krijgt. Het is een bekend verschijnsel dat op plaatsen waar de zode stuk getrapt is het gras teruggedrongen wordt en het onkruid ster ker optreedt. Het voeren van bietenkoppen en -blad en het tot laat in het seizoen in het land laten lopen van het vee in een nat najaar heeft vrijwel steeds een uitbreiding van het onkruid en minder gewenste grassen, ten koste van de goede grassen, tot gevolg. Een zode bestaande uit goede grassen, wat kla ver, weinig onkruiden en dichte grassoorten moet het ideaal blijven. Om dat te bereiken kan onkruid- In-.trijding met chemische middelen een prachtig hulpmiddel zijn. Het is echter niet hét middel. In onze Zeeuwse graslanden zijn vooral de on kruiden boterbloem, distel en paardebloem scha delijk. Met opzet spreken wij hier van schadelijk, omdat bepaalde planten, niet-grassen, van beteke nis kunnen zijn voor de voorziening van de dieren met voedingselementen. Een zekere aanvulling dus, die wanneer deze planten in betrekkelijk klein aantal voorkomen, het. rantsoen beter tot zijn recht doen komen. ONKRUIDEN VRAGEN VEEL PLAATS. Maar als we zien hoe groot de plek is die de paardebloem met ziin rozet in het grasland bedekt waaronder het gras verloren gaat, hoeveel plan- tenvoedsel de distel verbruikt, hoe rond elke boter bloem een bosje gras blijft staan (dat weer een ruwe sieehte wei tot gevolg heeft) dan is het zon der meer duidelijk dat de netto-opbrengst te lijden heeft. MAAR ZIJN OOK GOED TE BESTRIJDEN. Deze onkruiden nu zijn alle drie goed te bestrij den met de zgn. groeistoffen. Deze veroorzaken bij hiervoor gevoelige planten een onregelmatige groei, kromming en opzwelling van blad- en sten geldeler:. totale misvorming van de planten, ten slotte rotten en zodoende afsterven van de plant. Bij t< -pas ng in grasland komen van dé ver se v. is offen in aanmerking de MCPA- middelen en de DCPA (2.4-D)-middelen. Tegen mooi' '- r te bestrijden onkruiden, zoals brand- note-- en bramen, is nog aan te wenden TCPA (2/-.5.1. Om v - ren goed resultaat verzekerd te zijn diem velschillende factoren rekening te wor den gehouden Zo spelen de weersomstandigheden en het ontivik'soiingsstadium waarin het onkruid verkeert eon grote rol. Verder is de aanwezigheid van al o:? niet veel gras en de bemestingstoestand van het eih.md van betekenis. Tenslotte loopt de gevoeligheid van de onkruiden voor de genoemde groeistoffen nog uiteen. T-. - r.s 1 andigheden betreft geeft spui ten b:j 'roe 1 vvi weer de beste resultaten. Na op name door de plant via blad of wortel wordt het middel dan het snelst door heel de plant vervoerd. Boterbloemen zijn het beste te bestrijden met MCPA groeistoffen in het begin van of tijdens de bloei. Distels zijn goed te bestrijden met MCPA maar ook mei DCPA-groeistoffen als ze 25—45 cm groot z. i en tegen de tijd dat ze in bloei komen. Tegen Paardebloemen kan men het beste DCPA- groeistoffen aanwenden, maar dan een hoeveel heid tweemaal zo groot als op de verpakking b.v. tegen distels wordt aangegeven. De beste tijd hier voor is thans ongeveer verstreken. De meeste zijn uitgebloeid en ze zijn het meest gevoelig voor of in het begin van de bloei. Wat niet wil zeggen dat men nu de bestrijding maar achterwege moet laten Met het late voorjaar kan een bestrijding nu direct of anders in het najaar uitgevoerd, zeker succes hebben. Al naar het merk lopen de hoeveelheden die men van de MCPA- en de DCPA-middelen nodig heeft, uiteen. Men zie hiervoor dus de gebruiksaanwij zing op de verpakking. Brandnetels en bramen zijn vooral pleksgewijs van betekenis. Men kan deze dan ook het beste bestrijden met een rugsproeier. De TCPA (of 2.4.5. T)-middelen die hiervoor nodig zijn, kunnen namelijk het gras en vooral de klaver nogal be schadigen. Van deze middelen verspuite men 4 liter op 750 a 1000 liter water per ha. Voor kleine oppervlakten omgerekend dus 40 cm;i op 10 liter water per are. Om een goede emulsie te verkrij gen kan het nodig zijn een eetlepel soda per 100 liter water toe te voegen. Let op: eerst de soda in het water oplossen en dan de 2.4.5. T toevoegen! DE OMSTANDIGHEDEN ZIJN VAN VEEL BELANG. De factoren groeizaam weer en toepassing als de plant in het juiste groeistadium verkeert zijn van de grootste betekenis. Deze juist benutten geeft meer succes dan verhoging van de hoeveel heid van het middel. Verhoging van de hoeveelheid middel kan zelfs een averechtse werking uitoefe nen, doordat de bovengrondse delen van de plant dan te vlug afsterven en het middel als het ware geen gelegenheid krijgt zijn dodende werking ook in de wortel uit te oefenen. Dit geldt b.v. sterk voor de paardestaarten waar wij hier gelukkig niet zoveel mee te maken hebben maar die elders in grasland een ware plaag vormen. Hierbij be reikt men meer succes met tweemaal de halve hoe veelheid dan met één keer de volledige dosis te verstrekken. Omdat het middel de gelegenheid moet krijgen goed, dus ook tot in de wortels, door te werken, moet men de onkruiden na een behandeling min stens een week of drie met rust laten. In grasland b.v. waar men toch binnen 10 dagen gaat maaien voor hooi of drogerij, kan men de behandeling beter uitstellen tot na het maaien de distels weer in volle groei zijn. Men kan de on kruiden dan ook meestal beter raken. Ook dit laatste is van belang. Hoe beter de on kruiden met het middel in aanraking komen, hoe beter. Een gunstige gelegenheid hiervoor is vaak kort na het afweiden aanwezig. Om de onkruiden extra gevoelig te maken, kan men nog direct nadat het vee het weiland verlaten heeft, wat snelwer kende stikstof, 100 tot 200 kg kalksalpeter per hd b.v., strooien. Zijn dan ook overigens de groei- omstandighederi, wat. vochtvoorziening en weer be treft, gunstig, dan kan men van een goed resul taat verzekerd zijn. In bestaand grasland is de beschadiging aan het gras zelf van weinig betekenis. De klaver is wel meer gevoelig en vertoont, meestal tijdelijk, enige teruggang. In jong grasland doet met beter om tot een jaar na de inzaai geen groeistoffen te gebruiken. Dit heeft hiervan te veel te lijden. Voor het vee zijn de groeistoffen niet giftig. Het verdient echter wel aanbeveling het vee de eerste dagen uit de wei te houden, mede met het oog op smaakbeïnvloeding van de melk. Nog meer dan voorheen dient ook aan een be handeling van wegkanten en dijken aandacht be steed te worden. Er groeit daar vaak veel onkruid waarvan het zaad her en der verspreid wordt. Tenslotte nog een dringende waarschuwing! VOORKOM OVERWAAIEN. Voorkom overwaaien van groeistoffen op andere gewassen of geboomte. Sproeien zal daarom in de meeste gevallen aanbeveling verdienen boven ver nevelen. Sproei alleen als er weinig of geen wind is, of bij een windrichting dat er het minste gevaar is voor terechtkomen op een naastliggend gewas. Ook het uitspoelen van de sproeimachine na toepassing van groeistoffen is van groot belang. Zorg dat geen resten achterblijven. Zelfs in zeer sterke verdunning kunnen groeistoffen nog scha delijk zijn. Meermalen is dit ondervonden wanneer zonder voldoende uitspoelen direct na weiland aardappelen gespoten werden. Onkruidbestrijding in grasland met chemische middelen kan ons grasland verbeteren. Maar het meeste resultaat heeft men er v,an als het gecom bineerd wordt met andere maatregelen. Want: Onkruidbestrijding leidt tot beter gras land! Maar ook: In goed verzorgd grasland groeit minder onkruid! De Specialist voor Plantenziekten en Onkruidbestrijding. P. VERHAGE. Goes, Mei 1954. Een 'goede drinkwatervoorzie ning van het vee is met het oog op de gezondheidstoestand en de productie van zeer groot belang. Niet alleen in de winter, maar ook in de zomer vraagt dat voortdurend onze aandacht. Vooral in droge perioden worden door de productieve dieren grote hoeveelheden water opgenomen. In de weidegebieden op de Zeeuwse eilanden is het water in de sloten en de drinkputten meestal van slechte kwaliteit, dus ongeschikt als drinkwater voor het vee. Het valt daarom toe te juichen dat er steeds meer weiden aangesloten worden op het waterleidingnet. Wanneer er een aansluiting komt, vraagt men zich meestal af wat de beste drinkgelegenheid is. Er zijn ver schillende mogelijkheden: 1. Automatische drinkbakjes; 2. Betonnen bak met kraan; 3. Betonnen bak met vlotter. De drinkbakjes voldoen uit stekend, maar eisen het meeste onderhoud. Het is vooral belang rijk om de bakjes op te stellen in een omheinde ruimte, voldoende beschermd om stuk stoten te voorkomen. De betonnen bak met kraan heeft het voordeel, dat de bak vlugger schoongemaakt wordt dan bij en bak met vlotter. Tevens kan het water ver frist worden door de bak elke dag vol te laten lopen. Een nadeel is echter dat de bak regelmatig gevuld moet worden. Bij-een betonnen bak met vlotter bestaat de nei ging om de bak te weinfè schoon te maken. Van tijd tot tijd is dit noodzakelijk. Het schoonmaken Foto Min. L. V. V. kan heel eenvoudig gebeuren door de leiding af te zetten en de bak bijna leeg te laten drinken door het vee. Het is noodzakelijk om de vlotter af te dekken tegen beschadiging door het vee. Verder verdient het sterk aanbeveling om de bak voor de helft af te dekken om het water zo koel mogelijk te houden. De Hoofdassistent voor de Weide en Voederbouw, F. DE RONDE. Goes, 24 Mei 1954.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1954 | | pagina 4