GRASBESTAND EN -OPBRENGST. GOED GRASLANDGEBRUIK. TEGEN KOPZIEKTE EN WEIDE- D1ARRHEE BIJ HET VEE benodigde hoeveel heid ïoo kg per ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD. 351 „Gras z's gras", wordt vaak gezegd. Hiermede bedoelt men te zeggen, dat er niet veel verschil in grasland bestaat. Of, indien men dit verschil wel onderkennen wil, dan zegt men hiermede dat het er niet veel toe doet of het bestand goed of slecht is, maar dat bij een goede behandeling-de op brengst toch niet veel uiteenloopt. j» - j In dit artikel wil ik U er eens nadrukkelijk op wijzen dat „gras en gras twee is" of met andere woorden, dat er een groot verschil tussen het gras bestand in verschillende graslanden kan bestaan, en dat dit verschil in grasbestand bij eenzelfde gebruikswijze een zeer groot verschil in opbrengst kan geven. Als de opbrengst niet nauwkeurig be paald wordt, merkt men dit niet zozeer, vooral ook als bovendien de kwaliteiten van de bedrijfs leiders uiteenlopen. Bij opbrengstverschillen door middel van maaien (C. I. 203 veldjes) ziin deze verschillen echter wel degelijk geconstateerd. Bestand met als belangrijkste (grootste gewichtspercentage) grassoort Ruwbeemdgras Engels raaigras Beemdlangbloem Fioringras (struisgras) Rood zwenkgras Drogestof-opbr. in kg/are 89.8 8G.7 78.0 73.4 70.0 KIESE RIET MET SPORENELEMENTEN! (Cu Mn +8 Zn r Co* Mo voor qrasfaKLci, kunstwet dein. peulvruchten, en-i. INKCMT1HCEH LAND- IN TUIN BOUW HUN DICS AfDEUNC. EERSTE NEDERLANDSCHE COÖPERATIEVE KUNSTMESTFABRIEK VLA ARDINGEN goede grassen «>veel voedingsstoffen nodig. Het ruwbeemdgras is een vruchtbaarheidsaanwijzer bij uitnemendheid, vooral wat P en N betreft. Dit goede gras, dat een te laag waarderingscijfer heeft Gras en gras is twee. D$ verschillen zijn belangrijk genoeg om er waarde aan te hechten, vooral als we bedenken dat de mate waarin de verschillende grassoorten in het bestand overheersen, sterk uiteenloopt. De opbrengst-verschillen komen veel sterker tot uiting als bepaalde grassoorten zeer sterk gaan over heersen. Wanneer ruwbeemdgras voor meer dan 50 in gewichtsaandeel vertegenwoordigd is, stijgt de opbrengst nog tot 96.7 kg/are, terwijl bij een minder gewenste grassoort als Fiorin de op brengst in ditzelfde geval daalt tot 57.8 kg/are. Deze verschillende zijn toch wel aanzienlijk. Daarom moeten we er naar streven een goed grasbestand te krijgen. Bij de aanleg van grasland is dit nogal eenvoudig door een goedgekeurd meng sel BG 5 (of BG 7) te gebruiken. Op reeds be staand grasland vereist het enige kennis van de grassoorten om uit te maken hoe het bestand is. Toch kan een leek ook op dit gebied al heel veel te weten komen door zijn ogen goed te gebruiken. Bestaat de weide uit malse, glimmende spruiten, dan heeft zij een goed bestand, want de meeste goede grassen zijn aan hun glans te herkennen. Slechts een goed gras zoals Thimothee glimt niet, maar heeft een opvallende gedraaide spruit. Daarentegen is er ook wel een slecht gras dat glimt, zoals rietzwenkgras en smele. Deze zijn ech ter toch duidelijk van de goede grassen te onder scheiden, doordat ze harde, onsmakelijke pollen vormen. De combinatie „glimmend en mals" tref fen we dan ook alleen aan bij de goede grassen. Bestaat het bestand nu niet in hoofdzaak uit goede grassen, dan behoeft dit nog geen reden te zijn om de weide te gaan scheuren. In elk bestand zitten vele verschillende grassoorten, en vooral op kleigronden zitten in een slecht bestand .ook altijd nog een aantal goede grassoorten. Dat deze niet voldoende tot ontwikkeling komen, kan verschillende oorzaken hebben. De goede grassen stellen een goede ontwatering op prijs. Is de ontwatering dus niet in orde, dan lijden zij een kwijnend bestaan. Gaan we de ontwatering ver beteren, dan treden ze direct meer op de voor grond. Een andere oorzaak kan een slechte bemestings toestand zijn. Voor hun hoge productie hebben de door zijn grote droogtegevoeligheid, maar waar we hier toch niet zo ongerust over behoeven te zijn, mis ik nog te veel in het Zeeuwse grasland. Een goede beweiding bevordert de goede gras sen. Een slechte beweiding geeft een kans aan onkruiden, aan grove grassen, die in pollen groeien en niet afgevreten worden en aan éénjarige gras sen, die een geringe productie hebben en zich door. middel van zaadvorming in stand houden. Is het grasbestand matig of slecht, dan mankeert er iets aan de verzorging. Of de ontwate ring slecht is, kan betrekkelijk eenvoudig waargenomen wor den. Zo ook met de beweiding. De bemestingstoestand kan ge schat worden aan het .bestand. Er bestaat echter een eenvoudi ger en doeltreffender middel. Het grondonderzoek is ook voor grasland van het grootste be lang. Indien vóór 17 Juli een grondmonster opgestuurd wordt naar het Bedrijfslaboratorium komt men voor korting van 15 in aanmerking. Hiertoe moet men zich vóór 12 Juni bij de rayonassistent of monster nemer opgeven. Als het grasland nog niet onderzocht is, geeft het dan nu direct op, want anders raakt het in het vergeetboek. De Ingenieur voor het Onderzoek, Ir M. SANDERS. Foto Min. L. V. V. Het graslandgebruik loopt op diverse bedrijven sterk uiteen en wel als gevolg van verschillende omstandigheden. Wel valt het op, dat alleen op de bedrijven waar een intensief gebruik van het grasland wordt gemaakt, van werkelijk goede be drijf süitkomsten uit deze sector gesproken kan worden. Daarom moet ieder streven naar een intensief - gebruik. Dit betekent dat flink moet worden gemest óm veel gras te krijgen, maar ook dat het gras doelmatig moet worden benut. Het gebruik én de grasgroei hangen ten nauwste samen. ■;-** - DE INVLOED VAN HET WEER. Onder de invloed van het weer treden grote variaties op in de grasgroei. hieraan valt weinig te veranderen. Toch blijkt dat goed bemest en prima verzorgd grasland minder invloed van slech te weersomstandigheden ondervindt. Dit bleek ook in de afgelopen periode. Op de meeste bedrij ven moest een groot gedeelte van de percelen dat bestemd was voor kuil en hooi, ingenomen worden voor beweiden. Alleen de bedrijven die goed ver zorgd grasland hebben en zeer vroeg stikstof heb ben gestrooid, kunnen nog een silo vullen en hooi winnen, al is het minder dan het oorspronkelijke weideplan aangeeft. Nu het er naar uitziet dat de langdurige droogteperiode tot het verleden behoort, is het zaak om door een tweede stikstofgift de groei te stimuleren. Dit kan nog een flinke hooi- en kuil- opbrengst leveren. Zowel voor het kuilen als voor het hooien is het van het grootste belang om in een jong stadium te maaien. De gewichtsopbrengst is dan wel wat minder, maar de voeder- waarde is veel hoger. Vroeg maaien spaart krachtvoer in de winter. Op een vroeg gemaaid perceel loopt het gras vlugger weer uit dan op een laat gemaaid perceel. .Het levert dus weer vlugger en 'voldoende gras op 0"m er vee in te scharen. Bij vroeg maaien lijdt de zode weinig, ook al is zwaar bemest. Met vroeg maaien legt men wel de grondslag voor prima yoer, maar de' verdere verwer king speelt nog een belangrijke rol. Als het gras wordt inge- dag twee keer een nieuw rantsoen krijgen. De oppervlakte wordt dan aangepast aan de behoefte van de dieren. Het grasland moet kort, maar niet te kort worden afgegraasd. Te kaal weiden kost melk, geeft onrust onder de dieren en is minder goed voor de zode. Bij intensief omweiden wordt het grasland in ongeveer even grote parten verdeeld van 5 are per stuks groot vee, bij 10 koeien dus perceeltjes van 50 are. In 5 tot 7 dagen is het perceel dan kaal geweid en krijgt dan voldoende tijd om aan te groeien. Vanzelfsprekend moet na elke beweiding de weidesleep er over voor de mestflatten en naar fMM Dakruiters het perceel XW1. nio 11V,L 6luo kuild, is dit het beste in een silo met toevoeging van A. I. V. zuur of suikerhoudende producten, en zeer zorgvuldig werken. Wordt in jong stadium gemaaid voor hooi, dan is het gebruik van ruiters wel zeer gewenst. De ruiters moeten dan goed op de hoeken opgetast en niet te groot gezet worden. Verder voldoende lang op het veld nadrogen om het broeien in de schuur te verminderen. Naast inkuilen en hooien laat men op sommige bedrijven gras kunstmatig drogen. Dit is alleen rendabel als men een waardevol product heeft. Zeer vroeg maaien is vereist, anders wordt het product te duur. BEPERK DE VERLIEZEN BIJ HET BEWEIDEN. Verreweg het grootste gedeelte van het gras wordt direct door het vee opgenomen in de wei. Hierbij treden verliezq® op door vertrappen en bevuilen van het gras. De minste verliezen krijgt men bij rantsoenbeweiding, waarbij de dieren elke Goes, 24 Mei 1954. kunnen mee een sieae naar een icuetc van gebracht worden, waardoor dit weer vrij komt. Foto Min. L. V. V. gelang van de behoefte 20 tot 30 kg stikstof per ha gestrooid worden. Extensief omweiden geeft grotere verliezen door meer vertrappen, door de mestflatten die lan ger blijven liggen en de bossen die blijven staan. De productie van de dieren is veel meer aan schom melingen onderhevig. In vele gevallen komt er dan maar 50 van het gras dat er groeide tot waarde in de productie van de dieren. De moeilijkheden van een intensief gebruik van grasland liggen in de practijk vooral op het gebied van de benutting van het gras. Het hooien, in kuilen, kunstmatig drogen en weiden moeten op elkaar zijn afgestemd om tot een goed grasland gebruik te komen. De Hoofdassistent voor de Weide- en Voederbouw, F. DE RONDE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1954 | | pagina 3