DE LES VAN DIT VOORJAAR.
Gipsleverantie 1954.
Groenvoedermaï
ZATERDAG 29 MEI 1954.
WAARIN OPGENOMEN HET NOORD-BRABANTSCH LANDBOUWBLAD
Officieel Orgaan van de Zeeuwsche Landbouw Maaischappij (Z. L. NL)
de Noord-Brabantsche Maatschappij van Landbouw en andere Verenigingen
Graslandnummer
D. J. VAN DER HAVE
iu^ci>Töchnologi.i
Voor Zeeland
MIDDEL BURO
No. 2225. Frankering bij abonnement: Terneuzen
42e Jaargang.
ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD
¥|IT voorjaar is er een buitengewoon groot verschil in de grasgroei tussen (le weiden onderling.
A Wat is hiervan de oorzaak? Misschien zal men zeggen dat de vorst veel schade gaf of het droge
koude voorjaar de grootste oorzaak is. Vanzelfsprekend is het weer van zeer grote invloed
op de beschadiging en het herstellingsvermogen van het grasland.
De weersomstandigheden hebben we niet in de hand. Wat we vvèl in de hand hebben zijn de
maatregelen, die we kunnen nemen om de schade zoveel mogelijk te voorkomen of te verminderen.
Welke maatregelen dit zijn, kan ieder in zijn om-geving wel waarnemen.
WAT IS GOEDE BEWEIDING?
Weiden, die zeer ruig en bossig de winter in
gingen, leden veel meer van de vorst dan percelen
die egaal, behoorlijk kort geweid waren. Een goe
de beweiding tot het einde van het seizoen is dus
zeer belangrijk. Wanneer de percelen groot zijn,
lopen de dieren te lang inéén perceel. Het beste
gras wordt het eerst opgenomen en de rest blijft
staan. Hierdoor krijgt men ruig land, dat een
lage grasproductie oplevert. Dwingt men de die
ren om zo'n perceel kaal te weiden, dan gaat de
conditie of de melkgift sterk achteruit.
Onder een goede beweiding wordt ver
staan: een perceelsindeling met percelen
ter grootte van "5 are per stuks grootvee.
De dieren eten dan meer gras op dan er
op het perceeltje groeit. Daardoor is het
in korte tijd kaal geweid en er is weinig
variatie in samenstelling van het gras.
Het vee moet ingeschaard worden als het
gras 12 cm lang is. In 5 dagen tot een
week is het perceel dan kaal geweid. Na
het verweiden is er gelegénheid het af ge
weide land de meest gewenste verzorging
en bemesting te geven. Na 3 tot 4 weken
is er dan weer jong mals gras beschik
baar.
Rantsoenbeweiding gaat nog verder.
Hierbij krijgen de dieren elke dag één of
twee maal een nieuw perceeltje gras, dat
voldoende groot is om aan de behoefte
van het vee te voldoen, maar toch vol
doende kort wordt afgegraasd. Deze me
thode geeft de minste beweidingsverliezen
en daardoor de mogelijkheid van het win
nen van veel wintervoer. Het verplaatsen
van de draad vraagt wat meer arbeid.
Na het leegkomen van een perceel moe
ten, zonodig, de bossen gemaaid worden.
Vooral de mestflatten moeten zo goed mogelijk
verdeeld worden om bossen en open plekken bij de
volgende beweiding te voorkomen. Het verdelen
van de mestflatten kan het beste uitgevoerd wor
den met een weidesleep.
Goed verdelen van de mest,
is voor 't gras het best.
Door het omweiden kan men veel doeltreffender
een stikstofbemesting toepassen. Direct na elke
keer weiden is een kleine hoeveelheid van b.v.< 150
kg kas of 200 kg ks per ha gewenst. Vanzelfspre
kend kan deze gift worden aangepast aan de be
hoefte aan gras, die er na 2 tot 4 weken nodig is.
TE VEEL VAN HET GOEDE.
Als tweede oorzaak van ernstige vorstschade aan
de zode kan genoemd woren het bijvoeren van
bietenkoppen en -bladeren op het grasland. Op de
plekken waar het bietenloof lag, is de zode erg
gevoelig voor de vorst. Vandaar de sterke bescha
diging, die op deze plaatsen optreedt. Maar ook
wanneer de winter geen vorst geeft, /iet men
altijd vrij sterke schade van de zode op de bieten-
loofplekken. Op de plaatsen waar regelmatig bie
tenkoppen en -blad worden bijgevoerd, krijgt men
een open zode met sterke onkruid- of tuintjesgras-
ontwikkeling. Het spreekt vanzelf, dat Vij nat na
jaarsweer de zode op die plekken meer v, cit stuk
getrapt.
In bijna alle gevallen wordt te veel bietenloof
bijgevoerd. Het gras wordt niet meer opgenomen;
men krijgt een ruige wei en kans op verstikken
van de zode. Tevens betekent dit voer vermorsen
en wel op twee manieren. Het gras blijft staan
en de bietenkoppen en -bladeren zijn uitgeschakeld
als wintervoeding. Het verdient aanbeveling niet
meer dan 30 kg bietenkoppen en -bladeren per
dag per dier te verstrekken. Beslist in bakken en
en elke dag vers toe te dienen.
VERSCHIL IN VORST-
GEVOELIGHEID.
In de derde plaats is er een groot ver
schil gebleken in vorstgevoeligheid van
de verschillende selecties van het gras.
Engels raaigras import is in alle gevallen
meer vorstgevoelig dan inlands zaad, hoe
wel 'ook tussen de inlandse selecties nog"
een vrij groot verschil te zien is. Bij aan
leg van nieuw grasland is het dan ook
raadzaam de beste selecties te nemen en
zich te houden aan de rassenlijstmengsels.
Om vorstschade te voorkomen is dus
nodig:
1.
2.
3.
Foto Min. L. V. V. 4.
Geheel in de hand heelt men met stikstof de
grasgroei niet. Bij een vrij langdurige droge perio
de komt de stikstof minder goed tot haar recht.
Een grote hoeveelheid stikstof in het voorjaar, en
verder weinig of geen bemesting meer, is beslist
af te raden. Een overvloedige grasgroei in Mei en
een te kort in Juli en het verdere van het seizoen,
is het gevolg. De stikstof moet over het gehele
seizoen tot half September toegediend worden. In
6 weken is N op grasland uitgewerkt. Dan is een
nieuwe gift noodzakelijk.
Vrij kort beweiden voor de v. inter.
Ook na de laatste beweiding* mest
flatten verdelen door een bewerking
met de weidesleep.
Geen bietenkoppen en -bladeren op
de weide, maar in bakken.
Bij inzaai het juiste grasmengsel met
vorstresistente selecties.
De Hoofdassistent
voor de Weide- en Voederbouw.
F. DE RONDE.
Goes, 24 Mei 1954.
Het is gebleken, dat betrokkenen de door de
Rijksdienst voor Landbouwherstel afgegeven gips-
bonnen, in tegenstelling tot het vorige jaar, niet
steeds onmiddellijk bij de gipsleverancier inleve
ren." Daar hierdoor de aanvoer en de distributie
van het gips bemoeilijkt dreigt te worden, ziet de
Dienst zich genoodzaakt aan de uitgereikte bon
nen een beperkte geldigheidsduur toe te kennen.
In het vervolg zullen de afgegeven bonnen nog
slechts geldig zijn, indien zij binnen 14 dagen na
de op de bon vermelde uitreikingsdatum bij de
betrokken kunstmestleverancier zijn ingeleverd.
Alle bonen, welke op of vóór 29 Mei 1954 zijn uit
geschreven, dienen dus uiterlijk 12 Juni a.s. te zijn
ingeleverd, enz.
In die gevallen en/of gebieden, waarin spoedige
aflevering op bijzondere moeilijkheden zou kunnen
stuiten, dient overleg te worden gepleegd tussen de
ontvangers van het gips en de levêrancier over het
tijdstip van aanvoer. Ook dan mogen evenwel geen
bonnen worden vastgehouden. Er wordt een be
roep gedaan op alle getroffenen om tijdige aan
voer voor het najaar 1954 te verzekeren.
Voorts is gebleken, dat in het verleden enkele
leveranciers meer gips hebben afgeleverd, dan op
de toewijzing van de Rijksdienst voor Landbouw
herstel was vermeld. Er zijn inmiddels (maatrege
len getroffen om dergelijke méérleveringen in de
toekomst te verhinderen. Voorzover zij tot heden
hébben plaats gehad, dienen belanghebbenden er
rekening mede te houden, dat de leverancier hun
het meerdere alsnog in rekening zal brengen, daar
dé Rijksdienst in geen geval bereid is de teveel
geleverde hoeveelheid voor zijn rekening te nemen.
Vanzelfsprekend zullen voor de teveel afgeleverde
hoeveelheden geen rij- en strooikostenvergoedin-
gen aan de ontvanger worden betaald en evenmin
de gebruikelijke marge aan de kunstmestleveran
cier.
Degenen, die alsnog een gedeelte van het gips
voor eigen rekening dienen te nemen, zullen hier
van door de Rijksdienst voor Landbouwherstel in
kennis worden gesteld, onder vermelding van het
kwantum, dat in rekening kan worden gebracht.
Mocht in de toekomst, door welke omstandig
heden ook, toch een te grote hoeveelheid worden
afgeleverd, dan dient de afnemer steeds voor de
werkelijk afgeleverde hoeveelheid voor ontvangst
te tekenen.
KONINKLIJK KWEEKBEDRIJF
EN ZAADIIANDEL
KAPELLE-BIEZELINGE
Teelt thans
voor aanvulling van Veevoeder!