BELASTINGRECHT WEEROVERZICHT OVER DE MAAND APRIL 328 ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD WINST. Het begrip winst is één van de meest omstreden begrippen der bedrijfseconomie. Hoewel we nu in deze reeks over het belastingrecht hierop niet diep zullen ingaan, we moeten er toch aandacht aan schenken. „Winst is het overschot van de op brengst boven de kosten van één of meerdere transacties". Van deze, opzettelijk vereenvoudigde, definitie willen we bij onze bespreking uitgaan. Het zal dan gedurig blijken dat we vrij veel moeilijkheden zul len ontmoeten welke op het fiscale terrein een op lossing vragen. De winstbepaling is vaak moeilijk. Nu geeft het besluit Ink. Bel. 1941 ook een om schrijving van het winstbegrip. We vinden deze in art. 6 lid 1. Dit artikel luidt: „Winst is het bedrag van de gezamenlijke voor- adelen die, onder welke naam en in welke vorm „ook, worden verkregen uit het bedrijf of uit „zelfstandig uitgeoefend beroep". Als we nu de bovengenoemde bedrijfseconomi sche winstdefinitie met de fiscale van art. 6 lid 1 vergelijken, blijkt, dat er nogal enig verschil is. We constateren echter dat beide definities elkaar niet tegenspreken, maar dat art. 6 bedoelt te geven een voor de fiscale practijk bruikbare defi nitie. Immers de gezamenlijke voordelen van art. 6 lid 1, zijn te beschouwen als de som der over schotten volgens de bedrijfseconomische definitie. De vele strijdvragen welke zich hier voordoen kunnen, en ook werkelijk voordoen, gaan we in deze schets stilzwijgend voorbij. Bij de bespreking der winstbepaling in de practijk komen deze als vanzelf ter sprake. Laten we de definitie van art. 6 eens wat nader bezien. Het gezamenlijk bedrag van de voordelen omvat alle voordelen welke het bedrijf oplevert geduren de zijn gehele bestaan. Nu alle voordelen, welke het bedrijf gedurende zijn gehele bestaan oplevert onder het fiscale winstbegrip vallen, kunnen we de winst bepalen op de wijze als bij de methode van het Enkel Boek houden gebruikelijk. Winst is dan Eindvermogen verminderd met Be ginvermogen, vermeerderd met winstonttrekkin gen door de eigenaars en verminderd met bijstor tingen van kapitaal of andere aan het vermogen toegevoegde baten. Met een cijfervoorbeeld willen we dit verduide lijken. Vermogen 1 Mei 1930 Vermogen 1 Mei 1954 Vermogensvooruitgang Opnamen voor privé Vermogensstorting uit erfenis 50.000,— 70.000,— 20.000,— 30.000,— 50.000,— 10.000,— Winst 40.000,— Dit is dan het totale winstcijfer over 24 jaar. Over de verdeling van deze totaalwinst over deze 24 jaar spreken we later. Het zal de aandachtige lezer opvallen, dat in deze berekening de guldens van 1930 gelijk worden ge steld aan die van 1954. D.i. de z.g. „gulden is gul den theorie". Tegen deze theorie zijn in de loop der jaren reeds vele en ernstige bezwaren aangevoerd. Spe ciaal van bedrijfseconomische zijde is veel verzet gerezen. Dit verzet is begrijpelijk en o.i. juist. Kan men nu werkelijk van winst spreken als een machine, welke men voor 10.000.kocht en waarop 50 is afgeschreven, voor 12.000,wordt verkocht. (Vervolg van pag. 327.) Verder is het mogelijk dat de wijze van "be mesting invloed heeft op de verhouding tussen de aaltjes en hun vijanden. De aaltjes-aanwas na een aardappelgewas, dat met stalmest is bemest, blijkt minder groot te zijn dan die na een met kunstmest behandeld gewas. Nu bevat stalmest zeer veel micro-organismen en het zou mogelijk zijn verband te zoeken tussen de goede werking van stalmest en een groter aantal natuurlijke vij anden van het aaltje in de grond. Hoe het ook zij, de invloed van stalmestbemesting wordt om die reden thans ook nader onderzocht. Het is duidelijk, dat de aaltjes-aantasting in sterke mate afhankelijk is van de hoeveelheid voedsel, dus aardappelwortels, die zich ontwikke len. Verschillend bemeste aardappelen vertonen verschillen in hun wortelontwikkeling. Ten be hoeve van het onderzoek naar de invloed van de bemesting op de aangroei van de aaltjes, werd daarom het aantal aaltjes, dat per gram wortel werd gevonden, als maatstaf genomen. Ook onder deze omstandigheden bleek reeds in potproeven, dat in aardappelplanten, uitsluitend met kunst mest bemest, zich per gram wortel dus minstens dubbel zoveel aaltjes ontwikkelen, als in aardappelplanten, die slechts stalmest hadden ge kregen. De tijd zal het uitmaken, of al deze moge lijkheden, die in de strijd tegen de aardappel moeheid worden beproefd, voor toepassing vatbaar zijn. Fiscaal rechtelijk is dit echter juist. We vinden dan: Verkoopopbrengst 12.000, Aanschafwaarde 10.000, Afschrijvingen 5.000, Boekwaarde Winst 5.000,— 7.000,— De bedrijfseconoom stelt echter de volgende be rekening op, daarbij aannemende, dat de vervan gingswaarde ƒ30.000,bedraagt. Aanschafwaarde (Verw.w. basis) ƒ30.000, Afschrijfwaarde 50 15.000, Boekwaarde V erkoopopbrengst Verlies 15.000,— 12.000,— 3.000,— Het verschil tussen beide berekeningen is tame lijk groot n.l. ƒ10.000, Hoeveel aandrang van de zijde van het bedrijfsleven ook al is uitgeoefend, de wetgever is hiervoor, behoudens één enkele uit zondering, steeds volslagen doof gebleven en mo menteel geldt fiscaal nog steeds de eerstgegeven berekening als de juiste. Als we de definitie van art. 6 nog eens bezien, dan zien we dat het winstbegrip nauw verbonden is aan het bedrijf. Voordelen buiten bedrijf spelen bij de inkomenbepaling een andere rol dan die uit bedrijf. We moeten dus vaststellen wanneer van een be drijf sprake is. Meestal is dit eenvoudig te bepa len, somtijds levert dit moeilijkheden op. In het algemeen spreken we van een bedrijf als er een organisatie is die met behulp van arbeid, kapitaal en organisatievermogen deelneemt aan het maatschappelijk productieproces. De begrippen onderneming en bedrijf worden in het fiscale recht niet scherp gescheiden gehouden. Bij de onderneming wordt veelal aangenomen, dat een winstdoel aanwezig is, wat bij het bedrijf niet het geval is. Fiscaal wordt deze onderschei ding zoals we reeds opmerkten, niet strikt doorge voerd. Een paar voorbeelden. Een boekhouder bewerkt voor zijn plezier en voor.de voorziening van zijn behoefte aan groen ten een grote tuin. Ook al maakt hij hierop winst, dan is dit toch fiscaal bezien geen winst, want het doel om de winst te behalen ontbreekt. De klein landbouwer die evenwel zijn bedrijfje met gunstig gevolg exploiteert, maakt wel winst in fiscale zin. Over de winstdefinitie van art. 6 tenslotte nog één opmerking. Voor het aanwezig zijn van winst spelen naam en vorm geen rol. Het gaat om de feiten. Zo vallen onder het winstbegrip de winst bij ver koop van bedrijfsmiddelen, vergoeding wegens brandschade en inundatieschade, kwijtschelding van zakenschulden en ook liquidatiewinst bij ge hele of gedeeltelijke overdracht van het bedrijf. Het tweede lid van art. 6 maakt één uitzondering n.l. voor de waardeverandering van landbouwgron den. Hierover willen we in een volgende schets handelen. M. Door M. SCHARRINGA. Van deze Aprilmaand valt weinig goeds te zeg gen. Gedurende een groot deel van de maand werd ons land overstroomd door lucht uit het Noorden en dit schept de typische voorjaarssituatie die zo juist wordt getekend door de uitdrukking „schraal weer". Schraal wil hier zeggen, koud en droog en men vraagt zich wellicht af hoe het komt dat lucht uit het Noorden, die toch een lange weg over zee heeft afgelegd, niet meer vocht bevat. Wij zijn immers gewend /-w dat lucht van boven zee aange voerd vochtig is en meestal be wolking meevoert. De oorzaak moet worden ge zocht in de temperatuur van het zeewater die in deze tijd van het jaar nog laag is. Water is een in veel opzichten merkwaardige stof. Eén van de bij zondere eigenschappen van water is, dat men van van alle stoffen aan water de grootste hoeveelheid warmte moet toevoegen om één graad tempera- tuursverhoging te bereiken. Per gewichtseenheid behoeven metalen, bijvoor beeld slechts 1/51/10 van de hoeveelheid warmte die water behoeft om evenveel in temperatuur te stijgen. Bij afkoeling gedraagt water zich ook zeer traag en het staat veel water af per graad tempe ratuurdaling. Het gevolg is, dat de zeewartertejnpe- ratuur eerst laat in de zomer het hoogst is en dat de laagste waarde eerst laat in de winter wordt be reikt. Tijdens de situatie die achter ons ligt was de temperatuur van de bovenste laag van het Noord zeewater nauwelijks 6 graden en het is gemakke lijk in te zien dat de lucht die lang met dit koude water in aanraking is geweest ook geen hogere temperatuur zal hebben. Wat de vochtigheid betreft, het volgende. De hoe veelheid waterdamp die lucht kan bevatten hangt af van de temperatuur van die lucht. Zo kan lucht van 6° per kubieke meter 7,3 gram waterdamp be vatten. Bevat zij die hoeveelheid dan noemt men de lucht verzadigd of wel men zegt dat de relatieve vochtigheid 100% is. Lucht van 15° kan per kubie ke meter 12,8 gram waterdamp bevatten, dus be langrijk meer. Veronderstel dat die lucht van 6° voor 80% met waterdamp is verzadigd de rela tieve vochtigheid is dan 80% dan bevat zij per kubieke meter 5,8 gram waterdamp. Wordt deze lucht tot 15° verwarmd en wordt er geen water damp aan toegevoegd, dan zal alleen door de ver warming de relatieve vochtigheid sterk dalen en wel 5,8 12,8 of 45%. Deze eenvoudige natuurkun dige waarheid is de oorzaak van de lage vochtig heid die de 'lucht gedurende een deel van deze be ruchte Aprilmaand bezat. De lucht van boven de Noordzee was koud en niet geheel verzadigd en zodra zij boven het door de zon verwarmde landoppervlak kwam steeg de temperatuur en daardoor daalde de vochtigheid. Zo was bijv. op 22 April des middags 12 uur de luchtvochtigheid in de kustplaatsen van 7586% bij temperaturen van 78°. In het binnenland was de vochtigheid 5762% bij temperaturen van 11— 12". In de zomer neemt de lucht boven land grote hoeveelheden vocht op als gevolg van de verdam ping door de dichte begroeiing. Daardoor zal in de zomer de lucht zelden gedurende lange tijd zo droog zijn als in de voorjaarsmaanden het geval is. In deze Aprilmaand was de begroeiing nog maar zeer schaars. De bomen hadden nog geen blad, het bouwland was grotendeels nog onbegroeid en zelfs .het grasland had nog slechts wat magere sprieten. De grond zelf verdampt slechts geringe hoeveelhe den water als het bovenste laagje is uitgedroogd. Alle voorwaarden om de lucht droog te houden waren dus aanwezig. Hoewel de zon door de trans parante atmosfeer heen, het aardoppervlak intensief ver warmde, waren de luchttempera- r- turen laag. In de eerste plaats was de aanvoer van koude lucht groot door de vrij hoge windsnelheden en in de tweede plaats was de uitstraling van het aardop pervlak in de nacht zeer intensief dank zij de droge lucht zonder bewolking. De nachttemperaturen waren dan ook zeer laag. Van het beetje warmte dat overdag in de onderste lagen van de atmosfeer werd „opgeslagen" was 's morgens niet veel meer over, zodat de zon elke morgen opnieuw moest be ginnen. Een situatie als wij nu hebben gehad komt in het voorjaar dikwijls voor, maar wij konden het na de late vonst en, de trage dooi dit jaar bijzonder slecht gebruiken. Het bijzonder koude weer met de lage nachttem peraturen heeft de ontwikkeling van alle gewas sen een ontwikkeling die toch reeds achter was ^sterk geremd. Voor de fruitteelt was het overi gens gunstig dat de bloeitijd zoveel vertraagd is. Als wij al die zware nachtvorsten op bomen in vol le bloei hadden gekregen, zou de schade niet te overzien zijn geweest. Voor de vollegronds- en koudglasgroenteteelt be tekende de situatie weliswaar hoge prijzen, maar als men niets heeft aan te bieden, heeft men aan hoge prijzen niet veel. Het weer in April in cijfers weergegeven laat zien hoe deze maand afwijkt van de gemiddelde maand April berekend over 40 jaren. Het maand- gemiddelde van de temperatuur was te: Den Helder 6,7° tegen 7,9° „normaal". De max- temp. was 10° op 28 en 30 April. Eelde 7,5° tegen 8,6° „normaal". De max. temp. was 16,0° op 23 April. De Bilt 11,3° tegen 13.3° „normaal". De max. temp. was 16,0° op 30 April. Vlissingen 7.8° tegen 9,1° „normaal". De max. temp. was 16,0° op 30 April. Beek (L.) 11,6° tegen 14,2° „normaal". De max. temp. was 18,0° op 30 April. De laagste temperatuur op 2 meter hoogte geme ten bedroeg 3° te Eelde. Aan de grond waren de temperaturen aanzienlijk lager; het heeft in deze maand op verscheiden plaatsen in 25 van de 30 nachten gevroren! De neerslag in April was van weinig betekenis. In Den Helder werd 11,5 mm gemeten tegen 42 nor maal, in Ee'lde 21 mm tegen 47 normaal, in De Bilt 19 mm tegen 50 normaal, in Vlissingen 14,7 mm tegen 45 normaal en in Beek (L.) 24,2 mm tegen 52 normaal. Overal viel deze geringe hoeveelheid in hoofdzaak in de eerste decade van de maand. Wat April overvloedig gaf, was zonneschijn. In De Bilt scheen de zon gedurende ruim 224 uren tegen 159 normaal!

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1954 | | pagina 8