BENELUX-EENZIJDIGHEDEN. Bliksem-beveiliging voor hofsteden. 326 ZEEUWSGH LANDBOUWBLAD De Algemene Vergadering van het Centraal Bureau van de Tuinbouwveilingen in Nederland heeft op 25 Maart j.l. een motie aangenomen, die in krasse bewoordingen van de Nederlandse re gering vraagt de volledige vrijmaking van agrarische producten in Benelux-verband spoedig tot stand te willen brengen. Verder wordt gevraagd maatregelen betreffende tijdelijke beperkingen in gezamenlijk overleg te willen nemen en, zo nodig, te willen overgaan tot repressailemaatregelen t.a.v. de invoer van Belgische goederen in Nederland, als België aan het bovengenoemde niet zou willen voldoen. Reacties van Belgische zijde konden moeilijk uitblijven. Nadat het Belgische blad „De Boer" reeds verschillende keren deze motie terloops had behandeld, komt het blad er nog eens op terug in een hoofdartikel in het blad van 1 Mei j.l. In een zakelijk en nuchter betoog komt het blad met de grotendeels maar al te goed bekende tegenargumenten verschil in kostprijs en de bescherming van het loon van de arbeid van 300.000 boeren- en tuindersgezinnen aandragen. Met vele cijfers wordt aangetoond, dat Nederland toch ook weigevaren is bij de Benelux. Tegen beide voorstellingen van zaken zijn bezwaren aan te voeren, omdat beide partijen de Belgische Boerenbond en het Centraal Bureau voor de Tuinbouwveilingen blijven staren op één punt. Om vanuit dat punt de tegenpartij te bekogelen met argumenten die te oud zijn om nog veel uit te richten, dan een hernieuwde vertroebeling van de atmosfeer. Van Nederlandse zijde zijn inderdaad grondige bezwaren aan te voeren tegen het feit, dat de Bel gische regering na ruim 3 jaar nog steeds geen pogingen heeft gedaan de arbitrageregeling, die voortvloeit uit het protocol van October 1950, te doen goedkeuren door de Belgische en Luxemburg se parlementen. Zolang dit niet geschied is, treedt deze regeling niet in werking. Aan de andere kant worden de heffingen die uit hetzelfde protocol voortvloeien wel geheven en vloeit de helft hiervan in de Bel gische schatkist. Nu is er sedert kort een nieuwe regering, waar door de kansen op een verwezenlijking groter ge worden zijn. De Belgische Boerenbond die de meerderheid der boeren omvat, is immers sterk verbonden met. de C.V.P., die de laatste 4 jaren de regering heeft gevormd. Nu deze band verbroken is, zijn de mogelijkheden groter geworden, al be seffen we goed, dat er veel waarheid steekt in de volgende zinsnede die „De Boer" over deze kwestie opnam: „Eerst gelijke levensvoorwaarden en gelijke lonen en prijzen, dan kunnen de grenzen wagen wijd open. Zo lang dit niet het geval is, zal geen enkele regering in dit land er aan denken om eigen economie te laten vernietigen voor de schone ogen van een zogenaamd ideaal". Ondanks dat hebben we de kans dat de nieuwe regering met de liberale minister van landbouw Lefèbre, de belangen van de verschillende bevol kingsgroepen bij de totstandkoming van de Bene lux beter tegen elkaar af zal willen wegen. Want 'zowel „De Boer" als het „Centraal Bureau" bijten 2ich téveel vast op de detailkwesties. De belangstelling van de Nederlandse tuinder reikt niet verder dan zijn eigen producten, terwijl „De Boer" een stapje verder gaat door de andere landbouwproducten er bij te betrekken. In de periode van 1937'38 tot 1952'53 is de waarde van de invoer aan landbouwproducten in België ongeveer 8V2 X zo groot geworden en ge stegen tot 4,8 milliard B. fr. Houdt men rekening met een verviervoudiging der prijzen dan is ook de hoeveelheid ruim twee maal zo groot geworden. Verreweg de grootste stijging laten zien vers en bevroren vlees, zuivelproducten en eieren, waar van de waarde 1517 X zo groot geworden is in bedoelde periode. Het Centraal Bureau vestigt uiteraard speciaal de aandacht op de groenten. Uit de cijfers blijkt, dat de invoer (in tonnen) van verschillende groen ten als tomaten, andijvie en sla en komkommers is toegenomen. Daarentegen nam die van uien en sjalotten, koolsoorten en erwten en bonen b.v. weer af. Het blad wijt dit aan de verhoogde levens standaard, waardoor de voorkeur meer uitgaat naar de fijnere groenten. Over het door Nederland veel gebruikte argu ment dat de bescherming de uitbreiding van de Belgische tuinbouw in de hand heeft gewerkt, gaan we liever niet verder in. De beschikbare areaalcijfers voor de tuinbouw in België lijken ons te weinig betrouwbaar om daar conclusies aan te verbinden. Tegenover de Nederlandse uitvoer naar België staat een omgekeerde die in 1952'53 maar ruim 5 7e van de Nederlandse uitvoer naar België be- droeg en in vergelijking met de vóór-oorlogse toe stand ook minder is toegenomen. Reeds eerder is er in dit blad op gewezen, dat de Benelux als economisch geheel een belangrijke plaats inneemt op de internationale handelsmarkt. Zo is het, volgens de N. R. C. van 10 Mei, niet on mogelijk, dat een handelsverdrag 'op lange termijn tussen de Benelux en West-Duitsland gesloten zou worden. Het gaat ons hier echter meer 'om de verhoudin gen tussen de twee landen. We zien dan dat onze invoer vanuit België van 1951 tot 1952 daalde van 1767 tot 1446 millioen gulden, terwijl onze uitvoer naar België in deze jaren steeg van 1079 tot 1240 millioen gulden. De handelsbalans met onze Zuiderburen is dus nog niet in evenwicht, doch een stijging van het dekkingspercentage van 61 tot 86 in één jaar, kan zelfs in het raam van de algemene cijfers voor ons land zeer bevredigend genoemd worden. We kunnen het ook nog eens in andere percen tages uitdrukken. Terwijl Nederland het percen tage van zijn uitvoer naar België zag stijgen van 14,5 in 1951 tot 15,5 en 15,6 in de jaren 1952 en 1953, zag België een daling van het per centage, dat in 1951 18,4 bedroeg en afnam tot 17.0 7c en 17,1 7c in de jaren 1952 en 1953. Op grond van deze cijfers kunnen we onze Zui derburen aantonen, dat ze nog steeds een voor delig saldo hebben op dé handelsbalans. Doch de cijfers van de laatste jaren laten verschuivingen zien die niet verwaarloosd mogen worden. Niet door de Nederlandse tuinder, die de tot standkoming van de Benelux graag wat zou for ceren om de indertijd in het vooruitzicht gestelde voordelen te kunnen plukken. Doch evenmin door de Belgische boer die de al gemene economische toestand van z'n bij uitstek industrieel land niet los kan denken van goede handelsbetrekkingen met Nederland. Wanneer we deze zaken wat meer in ruimer verband wilden bezien, zouden de steeds weder kerende aanvallen op het gebied van de landbouw met meer zakelijkheid en minder sentiment aan gepakt kunnen worden. B. Sinds 9 Mei 1954 kunnen handel en industrie zelf oliehoudende grondstoffen, oliën en vetten aanko pen en invoeren. Het Voedselvoorzienings Import Bureau (V.I.B.) zal zich van dit terrein van aan koop terugtrekken. Na het herstel van de vrije import van voeder- granen in September van het vorig jaar, heeft thans de overschakeling van de centrale overheids- aankoop van oliën en vetten en oliezaden naar de aankoop door het bedrijfsleven zelf haar beslag ge kregen. Hiermede geeft de Overheid de handels taak, die zij kort voor de oorlog op zich moest ne men en na de oorlog tengevolge van de economi sche situatie in ons land voorlopig moest blijven vervullen, aan de importhandel terug. Teneinde de overgang naar de particuliere aan koop soepel te doen verlopen, zal een overgangs regeling gelden. De overgangsregeling zal duren tot 22 Augustus 1954. AANLEG VAN BLIKSEM AFLEIDERS Zoals onze lezers bekend zal 'zijn, heeft het be stuur van de kring Noord Beveland der Z.L.M. in 1953 het initiatief genomen onder onze leden in teresse te wekken voor het aanleggen van bliksem- beveiligings-installaties op hofsteden. Het directe resultaat hiervan was, dat reeds in de loop van dat jaar een flink aantal bliksemafleiders op schuren en woningen werden geplaatst. Het bestuur van het Zeeuws Voorlichtingsin stituut voor de Brandverzekering (Z.V.B.) heeft daarop contact opgenomen met de Directie der Onderlinge Brandwaarborg Maatschappij voor Zeeland en haar gevraagd na te willen gaan of de Maatschappij zich zou kunnen interesseren voor dit vraagstuk, alsmede in hoeverre de mogelijk heid bestond in de aanleg der installaties een financiële tegemoetkoming te verlenen aan haar verzekerden. Het bestuur der O.B.W.M., 'zich bewust dat het voor de bedrijfsuitkomsten en uiteindelijk voor de te berekenen omslag der jaarlijkse brandschade, van zeer groot belang zou zijn, indien op grote schaal werd overgegaan tot aanleg van bliksem afleiders, heeft dan ook niet geaarzeld deze kwes tie in studie te nemen. Het doet ons genoegen U thans omtrent dit overleg nadere mededelingen te kunnen doen. Het zal een ieder duidelijk zijn, dat in de eerste plaats de eigenaar van gebouwen en/of inven tarissen de belanghebbende is bij het voorkomen van schade aan deze eigendommen.. Naast het directe financiële belang, dat hij daarbij heeft, zijn er zo veel factoren van andere aard, die daarbij een rol spelen, dat het ons voorkomt hierop niet verder te behoeven in te gaan om dit duidelijk te maken. De Brandverzekering Maatschappij daar entegen, die een bepaald risico krijgt aangeboden, beoordeelt dit risico in de eerste instantie naar de materiële en morele maatstaven en stelt daaruit vast de gevarenklasse waarin dit risico behoort te worden ingedeeld, waarbij uiteraard bij onder linge verzekering de maatstaven der acceptatie juist door het onderlinge karakter wat anders liggen dan bij de uitsluitend commercieel wer kende Maatschappijen. In alle gevallen echter is het voor de Brandverzekering Maatschappijen in het algemeen precies gelijk of het risico van A, dan wel dat van B vernietigd wordt. Het gaat er in de eerste plaats niet om of een goed of minder goed risico door brand wordt vernield, doch of er voldoende geld (premie, omslag) binnenkomt om de schade te vergoeden. Indien dit het geval is, dan „draait" de zaak. Indien wij met deze wel zeer eenvoudige uit eenzetting enigszins een beeld hebben kunnen geven van de hoofdzaken der brandverzekering, zal het U duidelijk zijn, dat het er op zichzelf be zien niet zoveel toe doet of een enkeling er al of niet toe overgaat een bliksemafleider op zijn pand te plaatsen. Voor de aanwezigheid van een derge lijke afleider wordt (mits ze in goede staat wordt onderhouden en regelmatig door een deskundige wordt gecontroleerd) een korting verleend op de jaarlijkse premie of omslag, welke overeenkomt met het verminderde risico. Hoewel dit risico zeker niet gering is, speelt het in de lawine van schade-oorzaken voor de Maatschappijen niet de grootste rol. Het spelen met vuur door kinderen, de sigaret en pijp, de benzine voor de auto of tractor, de onbekende oorzaak (benaming voor vele tot „minder goede zorg" terug te brengen oor zaken) zijn zware concurrenten voor de eerste plaats in de lange rij der brand-oorzaken. TEGEMOETKOMING IN AANLEGKOSTEN Toch is het bestuur der O.B.W.M. na ampele overweging er toe gekomen, naast de blijvend te verlenen jaarlijkse premie korting voor een blik semafleider, een aandeel te nemen in de finan ciering hiervan. Overwogen moest worden op welke wijze de deelneming in de financiering het best geregeld kon worden. Gedacht werd b.v. aan renteloze be schikbaarstelling van het bedrag van de kostprijs van de installatie d.oor de Maatschappij met af lossing over een bepaald aantal jaren. Aangezien echter gedurende jaren een groot aantal geïnteres seerden zich kunnen aanmelden, zouden hier zeer grote bedragen mee gemoeid kunnen zijn. Het spreekt van zelf, dat dit dus slechts uitvoerbaar zou zijn, indien telken jare slechts een beperkt aantal gegadigden zouden worden toegelaten, het geen niet juist werd geacht. Aangenomen mag worden, dat bij vele in dit probleem geïnteresseerde landbouwers de be schikbaarstelling van de kostprijs der installatie (welke prijs al naar gelang van de grootte vari eert doch waarvoor wij als voorbeeld 1000, stellen), geen overwêgend bezwaar oplevert, doch dat de rentabiliteit één rol speelt. Hierin nu wil de O.B.W.M. haar ledën tegemoet komen, door ge durende een afschrijfpëriode van 5 jaar deze rente voor haar rekening te nemen. Een renteberekening a 3% 's jaars over een afschrijvingstermijn van 5 jaar, komt overeen met een bedrag van 10 van de aanschaffingskosten. Teneinde de administratie aan een en ander ver bonden te beperken en het betrokken lid zo veel mogelijk tegemoet te komen, leek het meest aan trekkelijk deze tegerhoetkoming van 10 der aanschafprijs direct na de aanleg en betaling der betreffende nota uit te keren. Een des-betreffend voorstel zal door het bestuur der O.B.W.M. aan de eerstvolgende deelhebbersvergadering worden voorgelegd. De regeling zal in dezelfde omvang ook gelden voor de deelhebbers der Zeeuwsche Brandwaarborg Maatschappij van 1824. Wij zijn er van overtuigd, dat onze lezers in genomen zullen zijn met dit resultaat. Het schrik beeld van blikseminslag is voor de landbouwer en Zijn gezin zeer levendig. Opmerkelijk is echter, dat in onze Provincie nog zo weinigen overgingen tot aanleg ener beveiligingsinstallatie op hun eigendommen. Wij zijn van mening, dat het Noord Bevelandse initiatief navolging verdient, waarbij de afdelingsbesturen der Z.L.M. stimu lerend kunnen werken. Gezamenlijke offerte-aan vraag is vanzelfsprekend van groot belang, omdat men er daarbij op vertrouwen kan, dat naast de voordeligste prijs, ook de zekerheid verkregen wordt dat de installatie op deskundige wijze Zal worden aangelegd. Wendt U zich daarom voor in lichtingen tot Uw afdelingsbestuur of tot dhr. J. de Lange, Secretaris van het Z.V.B. en Directeur van het bijkantoor der O.BW.M,, Landbouwfiuis te Goes,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1954 | | pagina 6