Vorstschade aan de rassen van landbouwgewassen winter 1953/'54. INHOUDSOPGAVE s fl d o O Ai O zomer - tarwe goed M O vx 03 (U bD OJ CU Z OS X IX 325 De schattingen voor de rassenstatistiek worden jaarlijks verricht door de Rijkslandbouwvoorlich- tingsdienst. Tlians is niet alleen geschat het per centage, dat met de verschillende rassen der win tergewassen werd bezaaid, doch tevens het per centage dat per ras uitwinterde. Door deze schattingen te combineren met de inventarisatiegegevens van het C.B.S. kan van elk ras worden berekend hoeveel ha daarvan werd uit gezaaid en hoeveel ha er zijn overgebleven. WINTERTARWE. Het wintertarwesortiment wordt ingedeeld in drie groepen n.l.: vrij goed tof goed wintervast, matig wintervast en weinig wintervast. In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van het aandeel, dat ieder van deze groepen van het jaar 1931 af jaarlijks heeft ingenomen. Aandeel van de groepen met verschillende wintervastheid in de uitzaai, 19311954. 9 r Vrij goed tot Matig Weinij goed wintervaste wintervaste winterva jaren rassen rassen rassen 1931 14 86 1932 12 88 1933 13 87 1934 12 88 1935 10 87 3 1936 12 80 8 1937 10 79 11 1938 10 82 8 1939 13 83 4 1940 17 80 3 1941 15 82 3 1942 26 72 2 1943 37 62 1 1944 34 65 1 1945 33 65 2 1946 30 68 2 1947 27 72 1 1948 27 73 s 1949 24 76 s 1950 17 82 1 1951 18 65 17 1952 21 57 22 1953 47 39 14 1954 60 33 7 Bladz. Overzicht 321 Z. L. M.-excursie naar Scandinavië 322 Vergoedingen voor schade aan zaaiklaar verhuurd land 322 De Landbouwhuishoudcommissie der Z. L. M. geïnstalleerd 322 Premiekeuringen voor stieren en vrouwelijk fokvee in Zeeland 322 Organisatie consulentschappen besproken 322 Belastingcommissie Z. L. M. 322 Rectificatie 322 Zitdagen322 Zeeuws Voorlichtingsinstituut op Verzeke- ringsgebied (Z. V. V.) Zeeuws Voorlichtingsinstituut voor de Brandverzekering (Z. V. B.) Adviesbureau v. Oorlogs. en Rampschade Algemene Emigratie Centrale (A. E. C.) Afdeling Goes Contractteelt Van Boerderij en Organisatie 323 Een en ander over de Z. L. M. dagen 324 Lonen en Sociale voorzieningen 324 Vorstschade aan de rassen van landbouwge wassen winter 1953/'54 325 Benelux-eenzijdigheden 326 Bliksem-beveiliging voor hofsteden 326 Betere mogelijkheden voor de bestrijding van koolzaad-insecten 327 Biologische bestrijding aardappelcystenaaltje Belastingrecht (11) Weeroverzicht over de maand April Wettelijke Aansprakelijkheidsverzekering Paard en paardensport Stekels op den Bleik Boerin vertelt over Australië Emigratie: Mededelingen betreffende de nieuwe emi gratiemogelijkheden naar de Ver. Staten Korte berichten De Boerenjeugd Voor de Plattelandsvrouw: Openingsrede uitgesproken door de presi dente van de afdeling Zeeland van de Bond van Plattelandsvrouwen, op de voorjaars vergadering te Middelburg. Bram uit de Slikhoek Marktberichten 333 Uit de Kringen en Afdelingen: 333 Afd. Oudelande bezocht de Landbouwbeurs Noord-Brabantsche Maatsoh. van Landbouw 335 Gezien de grote schade die de vorst deze winter heeft aangericht, leek het opnemen van de belangrijkste gegevens over het uit- winteren van de wintertarwe ons van vol doende belang. Deze gegevens zijn ontleend aan medede ling no. 17a van het Rijksinstituut voor Ras- senonderzoek van landbouwgewassen (I. V. R. O.). RED. Uit deze gegevens blijkt, dat vooral in de periode vóór 1941 in hoofdzaak matig wintervaste rassen werden verbouwd. Aanvankelijk was het de Wil- helmina-tarwe, die algemeen werd geteeld. Later werd dit ras vervangen door Juliana en in som mige gebieden ook door Imperiaal Ha. Gezamen lijk namen deze rassen in de periode 1931—1940 gemiddeld 75 van het areaal in. Verder maak ten in de jaren 19361938 enkele weinig winter vaste Franse rassen enige opgang. De verbouw van wintervaste rassen besloeg dan ook in de meeste jaren slechts 10 a 15 Het gevolg hiervan was, dat in strenge winters vaak een groot percentage der uitgezaaide wintertarwe verloren ging. Mede onder invloed der strenge winters van 1940, 1941 en 1942 krijgen daarna enkele winter vaste rassen n.l. Carsten's V, Lovink en Mendel wat meer verbreiding. Verder dan tot een derde van het tarweareaal komen ze samen echter niet. Na enkele zachte winters zien we de verbouw ervan weer snel teruglopen. In 1950 is het aan deel van de wintervaste rassen gedaald tot 17 Het is in die jaren, dat de matig wintervaste ras sen Staring en Alba naar voren komen. Tussen 1930 en 1950 had dus nooit een winter vast tarweras in Nederland kans gezien een be langrijke plaats in het sortiment in te nemen. Ge heel anders werd dit, nadat in 1951 het winter vaste ras Heine's VII in de Rassenlijst werd opge nomen en snel een grote verbreiding kreeg. De uitzaai van de rassen zoals die in de herfst van 1953 heeft plaats gevonden, is hieronder weer gegeven. Verdeling der wintertarwerassen in van de uitzaai in 1953. Gebied vrij goed tot goed wintervast cu CU Cd O P dl T3 di £2 o3 W di d» Q matig' wintervast faJD cd ,n O T3 o3 s di cd H weinig winterv. a w *-i CU Q S-4 zomer- tarwe o CU cd <u £3 w <u cd o P b a Drooggebleven gr. Zuidw. zeeklei Geïnundeerde gr. Zuidw. zeeklei Totaal Nederland 65 s 50 - - 56 1 s s s s 19 5 34 13 25 9 10 1 6 s s 1 244± 157± 923 Getracht is door schatting vast te stellen hoe veel van ieder ras in de verschillende gebieden is overgebleven. Deze schattingen zijn hoofdzakelijk in de eerste helft van de maand April uitgevoerd. Intussen zijn er verschillende aanwijzingen, dat deze, voor wat betreft de minder wintervaste ras sen, aan de hoge kant zijn. Het weersverloop is over 't algemeen zeer ongunstig geweest voor her stel van de tarwe. In deze en in de volgende tabellen betekent s ,,komt sporadisch voor". Overgebleven percentage wintertarwe. Gebied r/c vrij goed tot goed wintervast CU .5 'cu <u cd P T3 CU £2 cd W 3 cu Q matig wintervast W) cd cd £2 O T3 o3 2 CU Cd H weinig winterv. S <u Q o At cU <u 0) 4) CU O Drooggebleven gr. Zuidw. zeeklei 96 - - 38 36 45 15 - 73 Geïnundeerde gr. Zuidw. zeeklei 60 20 22 25 - 10 40 Totaal Nederland 88 92 87 50 99 90 19 27 22 15 13 5 5 60 Uit deze tabel blijkt, dat Heine's VII over het algemeen zeer goed door de winter is gekomen. Carsten's V en Elisabeth zijn, vooral ook onder de minder gunstige omstandigheden, sterker ge bleven dan Heine's VII. Van Lovink en Mendel is het overgebleven percentage wat lager dan van de overige wintervaste rassen. Staring komt bij de schattingen gemiddeld iets gunstiger uit dan Alba, hetgeen niet in overeen stemming is met de verhouding in wintervastheid van deze rassen onder gelijke omstandigheden. Waarschijnlijk is Staring iets gunstiger uitge komen door het grotere percentage, dat van dit ras zeer laat werd gezaaid. Van Mado is gemid deld iets meer overgebleven dan van Staring, het geen een bevestiging is van de waarnemingen op de proefvelden. Het nieuwe ras Tavero bleek iets minder wintervast te zijn dan Staring. Bevestigd is verder, dat de rassen Minister en Nord Desprez weinig wintervast zijn; vooral van laatstgenoemd ras bleef vrijwel niets over. Uit beide voorgaande tabellen laat zich het aan deel berekenen, dat de rassen innemen van de, na de winter overgebleven, oppervlakte wintertarwe. Statistiek wintertarwerassen voorjaar 1954, in van de totale overgebleven oppervlakte. 327 328 328 vrij tot goed matig weinig zomer- wintervast wintervast winterv. tarwe 329 cd 329 N CU 329 330 330 Gebied M P W "cu w CU C/3 M Mendel £5 4^> CU £3 cd yi S-i CU CU 3 Staring Alba Mado CU CU -4-3 '3 S-. a P SH o C CU C/3 t-i CU cu 2 v 1.3 330 '<u cd O p 3 (U P cd h CU •H Q 331 332 Drooggebleven gr. 10 2 X X 178 Zuidw. zeeklei 85 s s s 2 s Geïnundeerde gr. 17 63 Zuidw. zeeklei 75 7 1 s s s 333 Totaal Nederland 83 1 s> s s 8 s S s s 552 De te velde staande wintertarwe zou dus volgens schattingen van begin April voor 83 G bestaan uit Heine's VII, voor 8 uit Staring en voor 4 uit Alba. De overige rassen nemen slechts een kleine tot zeer kleine plaats in.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1954 | | pagina 5