Bedrijfseconomie
LENTE IN HET INUNDA TIEGEBIED.
VOOR OE
Plattelandsvrouw
NOURY&X LANDE8
ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD
281
(XI.)
Wanneer de crocussen hun fleurige bloempjes boven de met sneeuwwater doordrenkte grond ver
heffen en de sneeuwklokjes door de nog koude wind Worden geluid, dan weet men dat de lente in aan
tocht is. De zwellende knoppen van heesters en bomen geven de mens moed en kracht om de koude
te trotseren, want zij verzekeren ons, dat het straks veranderen zal, dat het leven de winterse doods
heid zal overwinnen.
Hoe mist men in het inundatiegebied de stimulerende invloed van de ontwakende natuur Een be
zoek aan een niet-geïnundeerd gebied, waar de planten niet zijn gedood, vervult de bewoners van
het inundatiegebied met een hartstochtelijk verlangen naar het weer terug mogen ontvangen van het
verlorene, naar groen, bloemen en bomen.
Na het mogen terugkeren in de herstelde of herbouwde woning leeft bij een ieder het grote verlan
gen om de tuin zo spoedig mogelijk vol groen en bloemen te krijgen. Bij de poging om dat te verwer
kelijken zal men ^ongetwijfeld met mislukkingen rekening moeten houden. Om deze teleurstellingen
zoveel mogelijk te voorkomen, volgen hier algemene adviezen voor de bezitters van tuinen in het inun
datiegebied.
Bij de teelt op met zout water overstroomde
grond, heeft men met twee factoren rekening te
houden, n.l. met het zoutgehalte en met het struc-
tuurbederf van de grond door het Natrium uit het
zeewater. Na de winter met zijn regen en sneeuw,
zal het zout in de meeste tuinen wel voor een groot
gedeelte uit de bovengrond zijn verdwenen. Hoe
beter de ontwatering van de grond, hoe meer zout
er weggespoeld zal zijn. Toch moet men er reke
ning mee houden, dat uit de bovengrond nog niet
al het zout is verdwenen en dat er in de diepere
grondlagen nog veel zout is overgebleven, dat in de
zomer, wanneer de grond veel water verdampt, naar
de bovenlaag zal stijgen. Dit zout zal voor de ge
wassen schadelijk zijn. Door de grond regelmatig
te begieten zodra deze droog wordt, zal men de
zoutopstijging kunnen tegengaan. Door wat turf
molm over de grond uit te strooien tussen de
bloemplanten en de heesters, zal men de verdam
ping van de grond, dus het zouter worden van de
bovengrond, kunnen beperken.
Het in de bovengrond achtergebleven Natrium is
er de oorzaak van, dat de grond lang slempig en
papperig blijft. Droogt de grond op, dan vormt zich
een harde korst. In deze grond met slechte struc
tuur ontwikkelen de wortels van de planten zeer
moeilijk en zij krijgen maar weinig lucht, welke zij
zo zeer nodig hebben voor de ademhaling. Om dit
Natrium zo spoedig mogelijk kwijt te raken, strooit
men gips over de grond. Door het regenwater
wordt het gips door de bovenste grondlaag ver
spreid en verdrijft daaruit de zo schadelijke stof,
zodat er weer een kleine grondlaag ontstaat met
een normale structuur. Deze goede grondlaag moet
men trachten te behouden; daarom moet men niet
diep spitten. Wanneer men enkele jaren achtereen
in de herfst wat gips, b.v. V2 kg per m-, over de
grond uitstrooit, zal de goede gezonde grondlaag
steeds dieper worden. Door in de winter wat com
post of turfmolm door het bovenste grondlaagje te
werken, zal de structuur van de grond ook steeds
beter worden.
Achtereenvolgens willen wij nu nagaan welke
groente-, fruit en bloemgewassen men kan telen.
De groentegewassen kan men indelen in drie
groepen, namelijk de weinig zoutgevoelige, de
matig gevoelige en de sterk gevoelige groentege
wassen. Tot de weinig zoutgevoelige behoren: prei,
selderij, postelein, kroten, radijs, boerenkool, witlof,
spinazie, herfstbloemkool, savoyekool, spruitkool.
Alle genoemde gewassen zal men in 1954 kunnen
telen. Men moet er op berekend zijn, dat de groei
niet zo gul zal zijn als voor de inundatie. Komt er
een z.g. natte zomer met veel donkere dagen, dan
zal de teelt beter slagen dan in een droge zeer zon
nige zomer. Met gieten kan men dan nog wel wat
bereiken.
Tot de matig zoutgevoelige behoren: andijvie,
bloemkool, wortelen, uien, natuurtomaten, rode
kool, witte kool en tuinbonen. In de tuinen, welke
reeds in de zomer van 1953 zijn drooggekomen, kan
men bovengenoemde gewasen wel telen, doch de
teelt van deze gewassen zal meer teleurstelling
geven.
Over het algemeen bevat de grond in de tuinen
rond de woningen meer zout dan het bouwland in
de omgeving. De oorzaak van dit hogere zoutge
halte is meestal de veel slechtere ontwatering. Bij
het herstel van de woning en bij de opruimings
werkzaamheden is er veel over de grond gelopen.
Vast in elkaar gelopen grond blijft langer zout.
Tot de groep van sterk zoutgevoelige groente
gewassen behoren: bonen, erwten, kropsla, augur
ken, komkommers en aardbeien. Over het algemeen
moet dan ook ontraden worden om de laatstge
noemde gewasen in 1954 te telen. Is hét een z.g.
natte zomer, dan kan het meevallen. Begin Augus
tus zou men dan op bescheiden schaal een proef
kunnen nemen om wat aardbeien te planten. Aard
appelen groeien matig op zoute grond, doch zijn
van een zeer slechte kookkwaliteit.
En nu iets over de bloementuin. Over de zoutge-
voeligheid van bloemen is minder bekend dan van
groenten, daar er geen proefvelden met siergewas
sen zijn aangelegd. Hetgeen hierover wordt meege
deeld, berust op waarnemingen in de voormalige
inundatiegebieden.
Allereerst wordt gewaarschuwd om voorlopig
geen dure bloemplanten en heesters te kopen. Voor
al de groenblijvende coniferen zijn erg teer. Plant
bij voorkeur in het voorjaar en niet in de herfst. In
1954 zal men zich tevreden moeten stellen met wat
eenvoudige en sterke bloemplanten, welke niette
min de tuin toch een fleurig aanzien kunnen geven.
Wacht met de definitieve aanleg tot 1955 en zo
nodig tot 1956. Om te beginnen kan men wat viool
tjes, vergeetmijnietjes, primula (bakkruudjes) en
Bellis (curagousjes) planten. Met zo nodig wat gie
ten zullen deze het wel doen en U doen genieten
van hun bloemenpracht.
Als bolgewas kan men in April gladiolen poten.
Deze zijn tamelijk sterk tegen zout. In de herfst zal
men reeds tulpen, crocussen en narcissen kunnen
poten.
De zaaibloemen, weke U voor 1954 worden aange
raden, zijn: goudsbloemen, zomerchrysanthemum,
portulaca, leeuwenbek, strobloemen, statice, clarkia,
O.I. kers, korenbloemen, gypsophila en zonnebloe
men.
De een zal het beter doen dan de ander, doch irt
1953 worden ze in de reeds vroeg drooggekomen ge
bieden geteeld en hebben het tot bloei gebracht.
Petunia, lobelia en ageratum groeien ook tamelijk
goed op grond die nog wat zout bevat, doch deze
moet men niet zaaien; men kan deze beter als
plantjes kopen bij de bloemist. Dahlia's groeien niet
zo best op nog zoute grond, de stengels blijven kort.
Wil men deze toch telen, dan regelmatig water ge
ven in de zomer.
De volgende vaste planten kunnen reeds dit voor
jaar worden geplant: chrysanthemum, herfstasters,
armeria (Engels gras), artemisia (bijvoet), daglelie,
margriet, helianthus (kleine zonnebloempjes), sta
tice. Men doet beter om dit voorjaar nog geen dure
vaste planten te kopen. Wacht tot het voorjaar van
1955. In verband met het dichtslempen van de
grond, tijdens de winter doet men beter om niet in
de hebfst te planten.
Met het planten van bloemheesters kan men ook
beter nog een jaar wachten. Laat de grond eerst
goed ontzilten en verbeter de structuur met gips,
turfmolm en stalmest. Hetzelfde geldt voor het
planten van vruchtbomen en bessen. Men schiet er
niets mee op door nu al een boom te planten en deze
met kunst en vliegwerk in het leven te houden.
Wanneer de bomen een jaar staan te kwijnen, zal
zich dit later ongetwijfeld wreken door verminder
de groei of zelfs afsterven.
Nu nog iets over de beschutting. Het inundatie
gebied is vlak en winderig. De planten lijden daar
zeer veel van. Tracht met rietmatten of op andere
wijze de tuin te beschutten. Dit zal de groei zeer
ten goede komen. Wil men houtgewas planten als
windscherm, dan zal men met wilg de beste groei
krijgen. Met het planten van liguster en els kan
men beter wachten tot na de zomer. Voor de vrucht
bomen is het zelfs aanbevelenswaardig om het
windscherm één of meerdere jaren van té voren
aan te planten.
Tot slot wordt nog gewezen op het gevaar dat
schuilt in gebruik van bloempotten welke in zout
water hebben gelegen. Deze blijven zeer lang zout.
Men dient deze minstens een week in zoet water te
zetten en dit water enkele malen te verversen.
RIJKS TUINBOUW
VOORLICHTINGSDIENST.
De kosten van de menselijke arbeidskracht.
$der productieproces houdt in, aanwending van
menselijke arbeidskracht. Bespreking van deze
kostencategorie heeft zeer veel zijden. Zij betreft
de menselijke arbeidsprestatie, heeft betrekking op
de mens en trekt als zodanig steeds zeer de belang
stelling.
Nu moeten we hier voor een goed begrip opmer
ken, dat we het begrip „arbeid" zeer ruim willen
opvatten.
Ieder mens, die aan de productie deelneemt, ver
richt arbeid, is dus in economische zin arbeider, on-
verschillig van welke aard zijn arbeid ook moge
zijn. Zowel de directeur ener grote beetwortelsui
kerfabriek als de eenvoudige terreinwerker en de
portier verrichten dus arbeid.
De menselijke arbeid is als kostencategorie
scherp onderscheiden van de overige productiemid
delen. De arbeid, de arbeidskracht, is gebonden
aan de persoon, aan de levende mens. Terwijl bij
de dode productiemiddelen de technische factoren
een grote rol spelen, is dit bij de menselijke arbeid
in veel mindere mate het geval.
De levende mens ondergaat in zeer sterke mate
allerlei natuurlijke en geestelijke invloeden, welke
van zeer grote invloed zijn op de arbeidsprestatie.
We denken hier aan factoren als de leeftijd, de
gezondheid e.d. enerzijds, maar anderzijds ook aan
de gezinsomstandigheden van de arbeider, welke
in meerdere of mindere mate zijn arbeidslust en
arbeidskracht kunnen beïnvloeden. Verder moe
ten we ook alle aandacht schenken aan de omstan
digheden, waaronder de arbeid moet worden ver
richt (licht, lucht, e.d.).
We kunnen de factoren, welke het prestatiever
mogen van de arbeider beïnvloeden, in twee groe
pen indelen:
1. die buiten de arbeider zijn gelegen;
2. die, welke in de arbeider zelf zijn gelegen.
We noemden reeds de invloed van omgeving en
omstandigheden. We denken hier b.v. aan al of
niet gunstige weersgesteldheid, b.v. in agrarische
bedrijven. Niet te warm en niet te koud. Zo spelen
ook de arbeidsduur en de arbeid^methoden een
zeer belangrijke rol, alsmede de sociale maatrege
len.
De factoren, welke binnen de arbeider gelegen
zijn, kunnen we het best samenvatten met de be
grippen arbeidskracht en arbeidslust.
Een gezond en sterk lichaam zal veel en zware
spierarbeid kunnen verrichten, mits ook de ar
beidslust en het nodige doorzettingsvermogen aan
wezig zijn.
Een gezond stel hersens en een goede denk
kracht zijn de voorwaarden voor zware geestelijke
arbeid, maar een luie aard zal ook hier veel be
derven.
Al de genoemde factoren, en nog vele niet-ge-
noemde, zijn oorzaak, dat het moeilijker is om de
totale capaciteit van de menselijke arbeid te meten,
dan die der dode productiemiddelen.
Menselijke wil en arbeidslust spelen een niet
exact te meten rol.
Er zijn tal van pogingen ondernemen om het
totale arbeidsvermogen van een bepaalde groep
arbeiders te meten.
De bekende Amerikaan F. W. Taylor, op wiens
methoden we in volgende schetsen willen terug
komen, heeft hiertoe zeer ernstige pogingen ge
daan, echter maar met zeer matig succes. Taylor
ging al te theoretisch te werk en behandelde de
menselijke arbeid teveel als die ener machine. De
hierboven geschetste factoren, zowel in als buiten
de arbeider heeft hij teveel miskend.
Kenmerkend voor de menselijke arbeid blijft,
zoals we reeds opmerkten, de gebondenheid aan
de persoon van de arbeider. De arbeidscapaciteit
van de arbeider is een ondeelbare grootheid. Dit
heeft zeer belangrijke gevolgen, zowel voor de
arbeider zelf, als voor de onderneming, waarin hij
werkt.
Vóór we over de beloning van de arbeid gaan
handelen, willen we in een volgende schets ten
aanzien van de laatste opmerking nog enkele pun
ten nader bespreken.
M.
voor afdoende
Emelten-bestrijding
Lindaan ter bestrijding van
vlasthrips, coloradokever,
kootvlieg, enz.
EXPLOITATIE MAATSCHAPPIJ - DEVENTER
Verkrijflbaar bijJeba-Daoots, Verduat-Aaenten an Plaatselijke Coöperaties.