Bestrijding akkerthrips. De bestrijding van bladrandkever in erwten. Chemische onkruidbestrijding in erwten. Chemische onkruidbestrijding in vezelvlas Bestrijding vaa de vlasthrips. Chemische onkruidbestrijding bij uien. 264 ZEËUWSOH LANDBOUWBLAD Op verscheidene percelen erwten, vlas en ande re gewassen komt thans veel akkerthrips voor. De schade, veroorzaakt door de akkerthrips, kan aan sommige gewassen, voornamelijk erwten, bie ten en vlas, zeer groot zijn. De schade bij erwten openbaart zich door in- sterven van het groeipunt, gevolgd door vertak king. Men kan dit beeld wel eens verwarren met nachtvorstschade. De schade door deze aantasting kan soms zó groot zijn, dat het gewas er door mislukt of een zeer lage opbrengst geeft. Bij aantasting in bieten krullen de blaadjes naar beneden en de groei wordt belemmerd. Bij erge aantasting kunnen de jonge bietenplantjes ten gronde gaan. zodat overzaaien soms nodig is. Bij aantasting in blauw maanzaad zien we ook omkrulling van de blaadjes naar beneden. Bij erge aantasting gaan de plantjes ten gronde. Bij aantasting in gerst worden de plantjes geel, slap en voddig. De gerst kan er ook veel van lijden, maar meestal valt de schade wel mee. De aantasting in vlas openbaart zich doordat de hoofdstengel niet normaal doorgroeit en de zij knoppen uitlopen. Bovengenoemde thripsaantastingen komen meest voor op percelen, waar vorig jaar vlas groeide of gelegen naast percelen, waar vorig jaar vlas heeft gestaan. Vooral bij aantasting in erwten, bieten, vlas en blauw maanzaad is bestrijding direct gewenst. In 1953 is gebleken, dat men het best de bestrij ding kan uitvoeren door een bespuiting van 1 liter Parat hion 20 per ha. Bij vernevelen is het aan te raden om niet te weinig vloeistof te gebruiken. De resultaten van de bestrijding met D. D. T.- en H. C. H.-middelen waren in 1953 matig. R. L. V. D. voor Zeeuws-Vlaanderen te Axel. R. C. C. DE BRUYCKERE. Reeds spoedig na het opkomen van erwten en veldbonen kan dit 4 mm lange snuitkevertje aan de bladranden van de jonge planten beginnen te vreten, zodat deze randen een typisch gekarteld aanzien krijgen. De grootste schade wordt echter veroorzaakt door de larven, die in de grond leven en zich voe den met de stikstofknolletjes en de wortels van de planten. Door deze vreterij ontwikkelt het gewas zich minder krachtig en krijgt het een geelachtige tint (stikstofgebrek). Vermoedelijk bevordert de vrete rij van dc 1* rven ook het optreden van voetziekte. De bestrijding is gericht tegen de kevers; deze moeten worden gedood vóór zij hun eieren heb ben kunnen afzetten. De bestrijding moet daarom vroeg worden aangepakt, n.l. zodra de eerste kevers of de eerste vreterij aan de bladeren wordt waargenomen. Bij voorkeur wordt een warme, zonnige dag uit gekozen. Soms is het nodig om de bestrijding te herhalen. De bestrijding kan geschieden door spuiten of vernevelen van 3 liter D. D. T.-emulsie of olie 20 per ha, of door het stuiven van 30 kg D. D. T.-stuif 5 per ha. De werking van stuiven is korter dan van ver nevelen of spuiten. H. C. H. is niet geschikt voor de bestrijding van de bladrandkever. De bestrijding van de bladrandkever kan niet gecombineerd worden met een onkruidbestrijding met behulp van de D. N. B. P.-bevattende middelen. R. L. V. D. voor Zeeuws-Vlaanderen te Axel. R. C. C. DE BRUYCKERE. De laatste jaren is de chemische onkruidbestrij ding in erwten nogal wat toegenomen. Vooral voor veel lichte kleigronden en zandgron den is de chemische onkruidbestrijding dikwijls een uitkomst. Op de zware kleigrond valt het re sultaat meestal tegen. De chemische onkruidbestrijding kan zowel op klei- als zandgrond op de volgende manieren wor den uitgevoerd: 1. Aanwending van plm. 200 kg kalkstikstof per ha bij het opbreken der erwten. 2. Aanwending van plm. 200225 kg kalkstik stof per ha als de erwten plm. 5 cm hoog zijn. Strooien op dauwnat gewas geeft de beste onkruiddoding, doch de meeste schade aan het gewas. Strooien op droog gewas geeft minder onkruiddoding, doch ook minder schade aan het gewas. 3. Spuiten met 7,5 liter van een D. N. B. P.- houdend middel als Aatox, Sevtox, Lironox, Widolan, Dolypheen, e.a. Hierbij moet echter op de volgende punten goed gelet worden: Men verspuit 800—1000 liter water per ha. Het gewas moet 5 a 10 cm hoog zijn. De temperatuur moet minstens 15c C. zijn. De grond en het gewas moeten droog zijn. Bij schrale Oostenwind valt de werking meestal tegen. De genoemde middelen mogen niet verneveld worden en evenmin met andere middelen gemengd worden. De beste onkruiddoding heeft men als de on kruiden nog zeer klein zijn; voornamelijk herik, witte krodde en zwaluwtong zijn goed te bestrijden. Wortelonkruiden zijn met de D. N. B. P.-bevatten de middelen slecht te bestrijden. R. L. V. D. voor Zeeuws-Vlaanderen te Axel. R. C. C. DE BRUYCKERE. De chemische onkruidbestrijding in vezelvlas blijft nog steeds riskant en dient als een noodmaat regel beschouwd te worden. Toch kan het gebeu ren, dat men door het veelvuldig aantreffen van onkruid zijn toevlucht moet nemen tot de chemi sche bestrijding. De bestrijding kan het best ge schieden met de D. N. B. P.-middelen. D. N. B. P.-middelen zijn: Aatox D. N. B. P.; Dow Selective Weedkiller D. N. B. P.; ,,Duphar" Sevtox 13 D. N. B. P.Dolypheen D. N. B. P. „Ialine" D. N. B. P. spray; Jebo Sevtox D. N. B. P.; Lironox D.N.B.P.; Sinox W en Widolan D.N.B.P. Van deze middelen moet men 6 liter op 8001000 liter water per ha spuiten. Grond en gewas moe ten droog zijn. Tijdens de bespuiting moet het vlas 810 cm lang zijn. Het gewas moet gezond zijn, liefst niet te snel groeien en uniform van lengte zijn. Regen kort na de behandeling of spui ten op een dauwnat gewas kan het gewas ernstig doen beschadigen. Bij spuiten met schrale Oosten wind heeft men minder werking, terwijl bij spuiten bij fel, zeer zonnig weer met hoge temperatuur het aanbeveling verdient om de dosering iets te verlagen. Deze middelen mogen niet gemengd worden met D. D. T., H. C. H. of andere insectenbestrijdings middelen. Bij voorkeur make men gebruik van een lagedruk spuitmachine. De bespuiting met deze middelen is gericht tegen de zaadonkruiden in klein stadium. De laatste jaren is proefsgewijs tegen bepaalde onkruiden: herik (zemp), witte krodde (dubbel tjes) wel gesproeid met de M. C. P. A.-groeistoffen. Hiervan gebruike men bij het spuiten een vierde en bij het vernevelen een vijfde van hetgeen men gebruikt bij de onkruidbestrijding in granen of grasland. De lengte van het vlas moet dan 5—8 cm zijn en het vlas moet in een stadium verkeren, dat het niet of slechts zeer langzaam groeit. Daar nog niet voldoende bekend is hoe het lint rendement reageert op een behandeling met groei stoffen, kan deze bestrijding slechts proefsgewijze worden aanbevolen. R. L. V. D. voor Zeeuws-Vlaanderen te Axel. R. C. C. DE BRUYCKERE. De echte vlasthrips, de veroorzaker van de z.g. kwade koppen, kan veel schade dóen. De thripsen zuigen aan de blaadjes en de eindknoppen, waar door op de blaadjes bruine vlekjes ontstaan en de knoppen dikker worden dan normaal. De planten blijven klein en krijgen een roodbruine tint. De eerste en de ernstigste aantasting treedt vrij wel altijd op aan de rand van het perceel. De be strijding kan dan meestal ook tot de randen be perkt blijven en moet direct uitgevoerd worden als de eerste thrips waargenomen wordt. De behan deling der randen zal veelal meerdere malen moe ten geschieden. De bestrijding kan worden uitgevoerd door het gewas te bestuiven, te bespuiten of te vernevelen met één van de onderstaande middelen: D. D. T.-stuifpoeder van een 5 %-ig middel 30 kg/ha (resultaat valt wel eens tegen). H. C. H.-stuifpoeder van een 5 %-ig middel 25 kg/ha (gevaarlijk voor aardappelcultuur). Lindaan stuif poeder van een 0,7 %-ig middel 30 kg/ha. D. D. T. vloeibaar van een 25 %-ig middel 2,5 liter/ha. Lindaan spuitpoeder van een 7 %-ig middel 2 kg/ha. Lindaan vloeibaar van een 21 %-ig middel 0,7 liter/ha. Parathion spuitpoeder van een 25 %-ig middel 0,6 'kg/ha. Parathion vloeibaar van een 25 %-ig middel 0,6 liter/ha. Indien middelen worden gebruikt van een ander gehalte dan hierboven is opgegeven, dient de dose ring naar verhouding te worden gewijzigd. Bij de teelt van uien is de verpleging dikwijls zeer tijdrovend. Naast de aard van het gewas wordt dit voornamelijk veroorzaakt door het feit, dat de uien overwegend op lichte gronden verbouwd wor den. Vooral wanneer na de opkomst de weersom standigheden voor het vernietigen van het onkruid ongunstig zijn, moeten vaak grote moeilijkheden overwonnen worden. Begrijpelijk is het dan ook, dat bij de uientelers steeds grote belangstelling bestaat naar de toepas singsmogelijkheden van chemische onkruidbestrij ding. In die gevallen, waar tot nu toe tot het toe passen van chemische middelen overgegaan wordt, heeft dit hoofdzakelijk betrekking op het uitvoeren van een bestrijding na opkomst van het gewas. Voor dit doel kan, indien op de juiste wijze toe gepast, met succes van de middelen kaliumcyanaat en verdund zwavelzuur gebruik gemaakt worden. Hoewel bij beide middelen het resultaat het gun- stigt is, indien jeugdig onkruid moet worden be streden, geldt dit voor kaliumcyanaat in veel ster kere mate dan voor verdund zwavelzuur. Helaas treffen we in de practijk nog al te veel gevallen aan, waar eerst tot het uitvoeren van een bespuiting overgegaan wordt, wanneer men het onkruid door wieden niet meer de baals kan blijven. Het is begrijpelijk, dat in die gevallen het met che mische bestrijding bereikte resultaat veelal teleur stellend is. Naar onze mening wordt evenwel nog steeds te weinig aandacht besteed aan het uitvoeren van een bespuiting voor opkomst van de uienplantjes. De oorzaak hiervan moet voornamelijk gezocht worden in de omstandigheid, dat op het tijdstip van aan wending nog niet kan worden vastgesteld, of van een ernstige onkruidbezetting sprake zal zijn. De practijk heeft evenwel geleerd, dat op de meeste uiengronden reeds voor het bovenkomen der uien- plantjes een groot aantal kiemende onkruidzaadjes aangetroffen wordt. Voor het uitvoeren van een vóór-opkomstbespui- ting komen naast verdund zwavelzuur thans ook in aanmerking de z.g. pre-emergence-middelen. De hiervan voor toepassing in uien aanbevolen midde len zijn: AAmergens, ,,Duphar pre-emergence", „Shell" Zaaibed-onkruidbestrijdingsmiddel P.E. en „Shell" Zaaibed-onkruidbestrijdingsmiddel P.E. 30. De middelen AAmergens en „Duphar pre-emer gence" kunnen zowel verspoten als verneveld wor den. Van de door Shell Nederland aangeboden mid delen moet Shell P.E. verneveld en Shell P.E. 30 gespoten worden. Aan de hand van gedane proefnemingen kon aangetoond worden, dat noch door het bespuiten met verdund zwavelzuur, noch door de aanwending van een der pre-emergence-middelen, enige nade lige invloed op het kiemende uienzaadje wordt uit geoefend. Voor het bereiken van een zo gunstig mogelijk resultaat, dient de behandeling kort voor de op komst (2 a 3 dagen) van de uien plaats te hebben. Een voordeel van de pre-emergence-middelen, ook wel zaaibed-onkruidbestrijdingsmiddelen genoemd, ten opzichte van verdund zwavelzuur, is het voor de aanwending hiervan niet behoeven te beschik ken over een zuurbestendige sproeiapparatuur. In tegenstelling tot verdund zwavelzuur kunnen deze nieuwe middelen echter niet over het groeiend ge was aangewend worden. In verband met de werking van deze middelen mag er zowel tijdens als direct na het spuiten geen regen vallen. Het op grote schaal uitvoeren van een vóór-op- komstbespuiting vond tot nu toe alleen bij de teelt van zilveruien plaats. De noodzakelijkheid te moe ten beschikken over zuurbestendig sproeimateriaal vormde een voor de practijk vrijwel onoverkomen- lijk bezwaar. Door de komst van de zaaibed-on- kruidbestrijdingsmiddelen komt deze moeilijkheid te vervallen. De ten opzichte van zwavelzuur iets hogere prijs mag nauwelijks als een bezwaar aangemerkt wor den. J. L. KOERT, Stichting Nederlandse Uien-Federatie. Middelharnis, April 1954. Dieldrin bevattende middelen: Dieldrex 15, 1 liter/ha, Shell, Den Haag. Dorytox, 0,75 liter/ha, I. M. G., Rotterdam. Dieldrin en lindaan bevattende middelen: Andralin, 0,6 liter/ha, Asepta, Delft. De voorgaande jaren is gebleken, dat H. C. H. een zeer ongunstige invloed op de smaak van aard appelen kan hebben. Zelfs bestaat bij gebruik van H. C.H. ter bestrij ding van thrips in vlas het risico, dat aardappelen, die in één van de navolgende jaren op hetzelfde perceel worden verbouwd, muf blijken te smaken. Daarom wordt aangeraden om op bedrijven, die consumptie-aardappelen verbouwen bij de bestrij ding van insecten in vlas geen H. C. H.-bevattende middelen te gebruiken.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1954 | | pagina 4