Toepassingsmogelijkheden van chemische onkruidbestrijdings
middelen in landbouwgewassen in 1954.
w'\
214
ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD
RADIOREDE VAN DE HEER P. ZONDERWIJK VAN DE P.D.
Spreker stelt voorop dat hij zich zal bepalen
tot de toepassing van drie typen onkruidbestrij
dingsmiddelen in enkele belangrijke landbouw
gewassen en dat we deze middelen nooit mogen
beschouwen als vervangers van bekende land
bouwkundige methoden.
Wel kunnen de chemische middelen de hel
pende hand bieden als ze op de juiste wijze ge
bruikt worden.
Onoordeelkundige toepassing kan echter cata-
strophale gevolgen hebben toor het gewas dat
behandeld is en dat van de percelen in de buurt,
vooral als de stoffen giftig zijn.
D.N.C.
We zullen nu even blijven stilstaan bij de
toepassingsmogelijkheden van D.N.C. groeistoffen
en de zgn. pre-emergence-middelen.
De D.N.C.-middelen kunnen o.a. in granen en
maïs worden gebruikt ter bestrijding van jonge
zaadonkruiden. Naarmate de onkruiden jonger
zijn is het effect van de bespuiting groter. In
wintergranen met korenbloemen, kamilles e.d. kan
het dan ook aanbeveling verdienen de bespuiting
al in dé late herfst toe te passen. Wanneer dit
nog niet i§ gebeurd, bestaat op het ogenblik, al
thans wanneer de weersomstandigheden hiervoor
gunstig zijn, nog de mogelijkheid een D.N.C.-
behandeling toe te passen. Maar we moeten dan
wel de hoogst aangegeven dosis van het middel
gebruiken. Dit komt neer op ca. 5 kg van een
80 %-ig ammoniumzout met D.N.C., dat in 600800
liter water per ha wordt verspoten.
Gedurende de laatste jaren heeft de industrie
ook D.N.C.-producten vervaardigd, die met een
hoeveelheid van 150200 liter water per ha ver
neveld kunnen worden. Van deze producten ge
bruikt men een andere dosis per ha. Het beste kan
men hierop het Bericht over Onkruidbestrijdings
middelen nalezen, dat elk voorjaar door de P.D.
wordt uitgegeven.
Wanneer ik in deze causerie hoeveelheden van
D.N.C. noem, dan wordt hiermee steeds het ca.
80 %-ig ammoniumzout bedoeld.
De weersomstandigheden, waarbij D.N.C. moet
worden toegepast, zijn van veel belang voor het
welslagen van de bespuiting. Over het geheel
genomen slagen de bespuitingen het best bij rustig,
donker weer, als de relatieve luchtvochtigheid vrij
hoog is, ongeveer tussen 65 en 70 of hoger en
de temperatuur beneden 20° C blijft. Bij hogere
temperaturen, die al of niet gepaard gaan met
een hoge relatieve luchtvochtigheid, neemt de kans
op beschadiging van het gewas sterk toe. Is de
luchtvochtigheid laag, dan treedt er weliswaar na
genoeg geen verbranding van het gewas op, maar
dan zijn de onkruiden afgehard en ook voor een
behandeling weinig gevoelig. Bovendien kan de
verdamping van de spuitvloeistof bij lage lucht
vochtigheid zo groot zijn, dat het D.N.C. bijna geen
gelegenheid krijgt m de onkruiden te dringen;
het resultaat van de behandeling is dan onvol
doende. Speciaal is dit het geval, wanneer men
met een geringe hoeveelheid water werkt. Een
lage luchtvochtigheid heeft men vaak vroeg in
het voorjaar, bij schraal weer met noordelijke en
oostelijke wind. Vooral bij de toepassing in zomer
graan dient men hiermee terdege rekening te
houden. Belangrijk is ook, dat men de weerbe
richten via de radio goed in de gaten houdt. Als
het gewas dauwnat is, verdient het aanbeveling
D.N.C. in een geringere hoeveelheid te gebruiken,
aangezien het middel dan gemakkelijker in de
graanplantjes binnendringt en de kans op bescha
diging verhoogt.
Voor de toepassing van D.N.C. in zomergraan
geldt, dat het gewas 46 blaadjes moet hebben
ontwikkeld; het graan is dan ca. 1012 cm hoog.
Wanneer de bestrijding op tijd plaats heeft, kan
men met 4 kg D.N.C. volstaan. Is de onkruid
bezetting zeer dicht en zijn de onkruiden door
omstandigheden al wat groter geworden, dan kan
men genoodzaakt zijn om 5 kg D.N.C. te gebruiken,
hoewel deze dosis in sommige gevallen voor het
gewas iets te zwaar is. Zomergranen op zwaardere
gronden verdragen een dergelijke behandeling
beter dan die op de lichtere.
Als maïs een lengte van 810 cm heeft bereikt,
kan men de jonge zaadonkruiden, die hierin voor
komen, zeer goed met D.N.C. naar een hoeveelheid
van 3—4 kg per ha bestrijden. Toepassing tijdens
een verder ontwikkelingsstadium van het gewas,
verhoogt de kans op beschadiging in sterke mate,
daar het D.N.C. dan gemakkelijker in de harten
kan dringen. En ook hier speelt de weersgesteld
heid weer een belangrijke rol.
Voor ik nu van de D.N.C.-middelen afstap ik
hoop hierop in de a.s. herfst nader terug te
komen wil ik nog met nadruk wijzen op de
grote giftigheid van deze stof. Men gaat soms nog
veel te onvoorzichtig met D.N.C. om. Het gevolg
hiervan is, dat het bijna ieder jaar nog mensen
levens kost; dat was ook nog in 1953 het geval
Naarmate de temperatuur hoger is, neemt de gif
tigheid voor mens en dier toe. Ik heb er al op
gewezen, dat D.N.C.-bespuitingen niet bij tempe
raturen boven 20° C moeten worden uitgevoerd.
De huid dient zo goed mogelijk te worden be
schermd. Het gebruik van alcohol en roken moet
tijdens het spuiten worden nagelaten. Lege dozen
mogen niet achteloos worden weggeworpen. Wan
neer de resten van D.N.C. nl. in sloten of drink
bakken terecht komen, kunnen vee, vissen, vogels,
wild en bijen hierdoor worden vergiftigd. Ook
met het schoonspoelen van de machine dient men
daarmee rekening te houden.
GROEISTOFFEN
De groeistoffen zijn heel wat onschuldiger. Deze
middelen kunnen in granen worden gebruikt voor
de bestrijding van verschillende wortelonkruiden,
zoals distels, paardestaarten, akkerwinde e.d., ter
wijl tevens een groot aantal zaadonkruiden met
groeistoffen kan worden gedood.
Zowel in zomer- als in wintergranen mogen de
groeistoffen pas worden gebruikt, als deze gewas
sen een lengte van 2530 cm hebben bereikt. Men
kan verder tot ca. een week voor het in aar of
pluim komen, spuiten. Bij het gebruik van groei
stoffen in granen wordt onderscheid gemaakt
tussen de typen M.C.U.A. en 2,4-D. In winter
granen kan men zowel M.C.P.A. als het natrium-
of een aminezout van 2,4-D toepassen, naar een
hoeveelheid van 1 kg werkzame stof, d.i. dus de
normale dosis per ha. Zomergranen zijn gevoeliger
voor groeistoffen dan wintergranen. In deze ge
wassen wordt dan ook uitsluitend het gebruik van
M.C.P.A. geadviseerd, eveneens naar 1 kg werk
zame stof per ha. Wanneer klaver als ondervrucht
in granen is gezaaid, kan een groeistofbespuiting
alleen worden uitgevoerd, als de omstandigheden
zó zijn, dat de klaver grotendeels door het gewas
en de onkruiden wordt bedekt en dus practisch
niet wordt bevochtigd. Klaver is namelijk zeer
gevoelig voor groeistoffen.
De weersgesteldheid speelt bij de toepassing van
groeistoffen niet zo'n grote rol als bij D.N.C. In
het algemeen slagen de bespuitingen het best,
wanneer zij bij zonnig, groeizaam weer worden
uitgevoerd. Regen kort na een bespuiting geeft
vaak een teleurstellend resultaat. De temperatuur
mag niet lager zijn dan ca. 15° C en niet hoger
dan ca. 25° C.
Groeistoffen kunnen zowel worden verspoten
als verneveld. Dit vernevelen kan in sterkere mate
dan het spuiten, grote gevaren met zich mee
brengen, wanneer een behandeling nl. wordt uit
gevoerd bij winderig weer of thermiek. De fijne
druppeltjes met groeistof deeltjes kunnen dan ge
makkelijk door de lucht over grote afstand worden
meegevoerd en op belendende percelen, die met
andere gewassen, zoals o.a. bieten, zijn beteeld,
ernstige schade veroorzaken. De schadegevallen
door overwaaien van groeistoffen zijn ieder jaar
nog legio. Vernevelen moet dus bij betrekkelijk
windstil weer gebeuren. In elk geval moet men
er vrij zeker van kunnen zijn, dat de vloeistof niet
wegdrijft.
Na de behandeling moet de spuitapparatuur
grondig met veel water worden gereinigd, daar
anders achtergebleven groeistofresten bij een vol
gende bespuiting op een ander gewas aanzienlijke
schade kunnen veroorzaken.
Na gebruik moeten de voorraadflessen en
dozen zorgvuldig worden gesloten.
Het verdient aanbeveling om de groeistoffen in
een aparte ruimte op te slaan en niet bij andere
poedervormige bestrijdingsmiddelen, zoals D.D.T.
en H.C.H., en ook vooral niet in een omgeving
waar zaaizaad wordt bewaard.
PRE-EMERGENCE-MIDDELEN
Tenslotte wil ik nog iets zeggen over de zgn.
pre-emergence-middelen. Onder pre-emergence-
middelen verstaan we dié stoffen, waarmee pas
gekiemde zaadonkruiden in het zaaibed kunnen
worden gedood, nadat een bepaald gewas is ge
zaaid, maar nog vóór het is opgekomen. Het zijn
vluchtige oliën, waarin een bepaalde werkzame
stof is opgelost, die eveneens snel vervluchtigt.
In het algemeen bezitten deze middelen dus een
zeer korte nawerkingsduur in de grond.
De pre-emergence-middelen zijn door de P.D.
goedgekeurd voor gebruik in bieten en voorlopig
goedgekeurd voor toepassing in uien en maïs.
De toepassing moet enige dagen vóór het op
komen van het gewas plaats hebben, daar anders
ook de doorkomende cultuurplantjes worden ver
nietigd. Teneinde de bestrijding nu zo doeltreffend
mogelijk te doen zijn, maakt men het land één tot
twee weken voor het zaaien al zaaiklaar. Nadat
het gewas is gezaaid wordt uiterlijk drie dagen
vóór het opkomen van de bieten, maïs of uien
een behandeling toegepast. Door deze werkwijze
geeft men de onkruidzaden in de bovenste centi
meters van de grond bij hun kieming een grote
voorsprong op het cultuurgewas. Deze onkruiden
worden dan gedood, terwijl het gewas zich on
middellijk op schoon land kan ontwikkelen. Direct
voor en na het zaaien moet niet worden geëgd,
daar men dan weer voor nieuwe onkruidzaden de
mogelijkheid schept om tot ontwikkeling te komen.
Speciaal op de lichtere gronden, maar vooral op
de veen- en dalgronden, waar men met een zeer
uitgebreid onkruidsortiment te doen heeft, waar
van de zaden snel en massaal kiemen, kunnen
deze middelen uitstekende diensten bewijzen. De
behandeling kan het beste bij bedekte lucht wor
den uitgevoerd. Toepassing bij droog weer en
lage temperaturen geven niet altijd het gewenste
resultaat. Regen tijdens of kort na een bespuiting
beïnvloedt het resultaat ongunstig. Sommige pro
ducten kunnen zowel met veel water worden ver
spoten, als met weinig water worden verneveld,
terwijl anderen zonder toevoeging van water wor
den verneveld. Voor het gebruik kan ik het beste
verwijzen naar de gebruiksvoorschriften in de
folders en op de etiketten van het desbetreffende
handelsproduct.
Na gebruik moet de spuitapparatuur grondig
met veel water worden gereinigd. Men kan het
best van oliebestendige apparatuur gebruik maken;
natuurrubberen onderdelen kunnen door deze stof
fen worden aangetast.
De middelen zijn brandbaar en men moet aan
raking met de huid voorkomen.
Helaas laat de tijd het niet toe, de toepassings
mogelijkheden van de diverse onkruidbestrijdings
middelen in andere landbouwgewassen te bespre
ken. Daarom wil ik volstaan met u te verwijzen
naar Mededeling 111 van de Plantenziektenkundige
Dienst, waarvan binnenkort de tweede druk uit
komt en waarin alle onkruidbestrijdingsmiddelen
tot en met 1953 en hun toepassingsmogelijkheden
zijn beschreven.
Degenen, die wensen deel te nemen aan het exa
men ter verkrijging van het Rijksdiploma Adviseur-
Instructeur machinaal melken dienen zich daartoe
vóór 1 April a.s. aan te melden bij de Stichting voor
de Landbouw, Centrale Melkmachine Commissie,
Raamweg 25-27, 's-Gravenhage.
Het Centraal Brouwerij kantoor zal in het seizoen
1954/1955 bij aankoop Van raszuivere brouwgerst
van de rassen Balder, Piroline. Kenia of Saxonia,
een toeslag van 3 betalen boven de basis-aan
koopprijs.
De verbouwers van brouwgerst wordt dan ook
aangeraden, alle maatregelen te treffen om rasver
menging te voorkomen. Zaai daarom slechts één
ras per bedrijf en vul een perceel, bij gebleken
tekort aan zaaizaad, in geen geval aan met een an
der ras dan het reeds uitgezaaide.
- -9
voor zaadbehandeling
tegen Ritnaalder/
voor afdoénde
Emelten-bestrijding
NOVRY& X LANDE?
EXPLOITATIE MAATSCHAPPIJ - DEVENTER
V«rkrQflb«ar bQ: Jebo-Oepoü. VvduQb Agenten PUibdijVfXCoöpi/fli®*.